Geen woorden maar Daerden is meer zijn credo, maar verwoorden kan hij het nochtans ook. ‘Alles is als het ware weer nieuw voor mij’, zegt Koen van Jos.

Zelf hebben we net een dun bruin boterhammetje met dieetkaas binnen als KoenDaerden (21) met Genk een sportlunch heeft verorberd. Al hadden het er in zijn geval ook twee kunnen zijn : Daerden junior heeft de eerste speeldag van de terugronde, tegen Club Brugge, wegens een schorsing gemist en revalideerde daarvoor van een meniscusblessure, maar raakt weer op kracht. “In de heenronde tegen Lierse, waar we op een heel zwaar veld bijna zeventig minuten met tien man speelden, ben ik voor de eerste keer dit seizoen héél diep moeten gaan. De dag erna voelde mijn knie niet normaal aan, heel stijf.” Dus kwam er een operatie. “En nu voel ik af en toe nog wel iets, maar dat is minimaal. Eigenlijk voelt het heel goed nu.”

Er zat slijtage op de laterale meniscus van je linkerknie, iets wat eigenlijk pas voorkomt bij mensen van 40 jaar, werd gezegd.

Koen Daerden : “Ja, maar dat was eigenlijk niet juist verwoord. Wat je zag op de meniscus û een deel was gescheurd en weggehaald û is dat het overblijvende deel er niet mooi egaal uitzag. Via laser hebben ze dat willen herstellen en versterken, maar dat is niet gelukt. Dus waren er daarna twee mogelijkheden : opnieuw opereren en dat goede andere stuk ook weghalen, met het risico dat je op latere leeftijd last hebt van artrose, óf inspuitingen krijgen, wat ze uiteindelijk hebben gedaan. Vroeger zouden ze dat sneller geopereerd hebben, waardoor er nu heel veel oudere mensen met knieproblemen rondlopen. Dus ik heb, zeiden ze, er goed aan gedaan dat niet verder te laten opereren. Maar ik heb wel tijd nodig om helemaal terug te komen. TimReigel heeft hetzelfde aan de hand gehad en die heeft, hoor ik, bijna een heel seizoen dan weer wel en dan weer niet gespeeld. Het heeft gewoon tijd nodig.”

Was het je eerste ernstige blessure ?

“Neen, ik heb ook al mijn voorste kruisbanden gescheurd in het jaar dat ik van de jeugd in Tongeren naar Genk kwam. In de turnles op school gingen ze eraan en daarna was het zes maanden revalideren. Mijn arm heb ik ook al eens serieus gebroken, bijna een open breuk. Maar dat weten heel weinig mensen. Kijk, hier (stroopt de linkermouw op en toont twee indrukwekkende littekens over de hele lengte van de onderarm, voor- én achterkant). Er zit zelfs nog een staaf in. Ze waren net het stadion aan het verbouwen, toen we hier met de minzeventienjarigen op het C-veld speelden. Tijdens loopoefeningen beb ik óp een bal getrapt en heb ik slecht mijn arm gezet bij het vallen. Knal ! Na twee weken mocht ik alweer wat lopen en voetballen, maar het heeft anderhalve maand geduurd voor ik duels mocht aangaan.

“Uiteindelijk is dat wel mijn geluk geweest, want toen ik op het einde van dat seizoen in 2000 bij de A-kern kwam, had ik door die blessure reserve kunnen opbouwen. Da’s mijn voordeel geweest : ik zat nog fris terwijl anderen echt enorm veel wedstrijden in de benen hadden.”

Je revalideerde samen met Paul Kpaka. Hoe ging dat ?

“Het verschil was dat Paul zes maanden revalideerde en telkens vorderingen zag, wist welk doel hij elke paar weken moest halen, terwijl ik van dag tot dag moest kijken. Ik kon soms een week perfect lopen en kreeg daarna weer last, waardoor ik moest terugschroeven. Je zat constant met twijfels. Je wist niet wat te doen, had niks om naar uit te kijken. Kijk, als ze mij zeggen dit en dat moet je doen, dan sta je er over vier maanden, dan doé ik het ook, zoals Paul. Nu was het probleem dat ik juist niet té veel mocht doen. En daar had ik soms echt moeite mee.

“Ze grapten soms wel eens als we op de club kwamen : daar zijn de gehandicapten weer (lacht). Paul heeft het niet gemakkelijk gehad, maar er wel alles voor gedaan. Misschien dat hij daar nu de weerslag wat van voelt, maar daar komt hij zeker door. Die tijd moet je hem ook geven.”

Zelf kende je eind vorig seizoen ook een mindere periode. Waaraan schrijf je dat toe ?

“Ik heb heel weinig wedstrijden gemist, dus ik zat er gewoon door met de Champions League erbij en een paar reizen met de nationale ploeg, ofschoon die heel plezant waren om mee te maken. Ik was doodmoe, maar op het einde heb ik mij nog even herpakt en dacht ik : dat is een goeie basis voor volgend seizoen. Maar dan krijg ik dus die blessure te verwerken.”

Je hebt, net als vroeger, dit seizoen een paar keer centraler gespeeld, ter vervanging van Theo Janssen. Zie je je op termijn naar zo’n positie evolueren, een plaats waar ook je vader destijds speelde ?

“In de jeugd en in het eerste van Genk, onder Pierre(Denier, nvdr), heb ik een aantal wedstrijden centraal op het middenveld gespeeld, met BlessingKaku. Maar ik weet niet of ik daar op termijn terechtkom. Mocht het zo zijn : geen enkel probleem. Ik ben niet de speler die echt een nummer 10 is en de eindpass geeft. Ik ben toch beter in de diepgang, de balrecuperatie en steun van de spitsen. Dus ik weet het niet, want ik sta eigenlijk mijn hele carrière al op de linkerflank.”

Wat de nationale ploeg betreft is een van je concurrenten op die linkerflank Tom Soetaers. Wat dacht je toen die naar Ajax ging ?

Tom doet het goed. Knap dat hij dat doet, hij heeft zich na Anderlecht echt geprofileerd en bewezen dat hij het kan. Als je een vaste stek kan bemachtigen bij Ajax, heb je wel iets bewezen. Maar het zal inderdaad zeker niet gemakkelijk zijn om daartussen te komen. Al hoop ik het op termijn wel nog eens mee te maken. Je weet nooit. Voor de wereldbeker viel ineens uit de lucht dat Koen Daerden opgeroepen kon worden, zonder dat ik dat zelf verwachtte. Jammer genoeg voor mij kozen ze toen voor Boffin, maar misschien ook wel terecht want hij speelde een sterk seizoen. Uiteindelijk ben ik onder Anthuenis opgeroepen en was er een aantal interlands kort na elkaar. Maar daarna ben ik, zoals ik zei, teruggezakt en terecht niet meer opgeroepen. Voor mij is het op dit moment totaal niet prioritair.”

Hoe groot is de kans dat Genk daadwerkelijk in de topdrie eindigt, zoals Jos Vaessen vooropstelt ?

“Die kans is heel groot, denk ik, maar dat hangt alleen van ons af.”

Hoe belangrijk is de wissel Theo Janssen-Gert Claessens daarin ?

“Daar kan ik nog moeilijk over oordelen omdat ik door mijn schorsing nog nauwelijks met hem heb samengespeeld. Net als met Paul bijvoorbeeld. Alles was als het ware nieuw voor mij : tijdens de winterstop zijn er vier, vijf weggegaan en drie bijgekomen. Dus je zit weer met een andere groep. Maar Gert zal, zoals bekend, voor meer diepgang en steun naar de spitsen zorgen. Hij heeft ook inzet en karakter.”

Wat onthoud je van de passage van Theo Janssen ?

“Hij kwam binnen en mengde zich meteen in de groep. Hij zorgde toch voor een speciale, ludieke sfeer in de kleedkamer. Ik heb een paar wedstrijden met hem gespeeld, de eerste op Standard. Dat ging heel goed, maar hij heeft een aantal weken gekend dat hij moest lopen zoeken, ziek was. Maar ik hoorde dat hij veel commentaar kreeg op zijn gewicht, terwijl je hem wat dat betreft juist niks kon verwijten : zijn gewicht is nooit zo laag geweest als hier.”

Wat maakt Genk wisselvallig dit seizoen ?

“Er staat natuurlijk een heel andere ploeg in vergelijking met vorig seizoen. Als je de ploeg van de eerste wedstrijd van het seizoen en die van de vorige speeldag tegenover mekaar zet : dat is iets heel anders. Zóveel nieuwe namen en dan was dié eens ziek, dan dié geschorst : het was gewoon altijd een andere ploeg. Dat mag geen excuus zijn, maar persoonlijk weet ik bijvoorbeeld van bepaalde spelers nog niet altijd goed hoe ze gaan reageren op het veld. Dat begint wel te komen. Plus dat we in het begin wat gesukkeld hebben met wat onze taken waren bij balverlies.”

Je vervanger, Marco Ingrao, wil het daar wel eens lastig mee hebben.

“Niet alleen hij, Theo was ook ánders, dat is gewoon zo. Cédric(Roussel, nvdr) was het van bij Bergen als eerste man ook niet echt gewoon, denk ik. Brak de tegenstander door, was het voor hem geen probleem. Maar krijgen we nu bij Genk ploegen tegen zoals Brugge, met drie centrale middenvelders, dan kan je maar beter met je twee spitsen de passlijnen even afschermen zodat onze middenvelders bij de andere twee konden blijven. Anders kreeg je altijd een drie-tegen-twee-situatie. Onder andere daarmee hadden we in het begin wat problemen. Maar er is nog een aantal dingen waarnaar we moeten streven. Thuis halen we die constante in onze prestaties, misschien niet altijd qua goed voetbal, maar wel qua resultaat. Buitenshuis hebben we veel te weinig gepakt om te kunnen zeggen dat we Europees voetbal gaan halen. Dus dat moet in de komende wedstrijden verbeteren.”

Waaraan wijt je dat verschil ?

“Als ik de wedstrijd tegen Charleroi bekijk, denk ik dat er een hemelsbreed verschil is met wedstrijden als die op La Louvière of Germinal Beerschot. De wil om te winnen was er echt en op twee doelpunten na die we weggeven hebben, hadden ze voor de rust geen andere kansen. Tijdens de rust viel het mij op dat na vijf minuten in de kleedkamer iedereen al weer rechtstond om te gaan voetballen. We wilden gewoon winnen en we geloofden er met z’n allen echt in.”

Heeft de aanwezigheid van een mental coach daar iets mee te maken ?

“Ach, daarover en over dat oortje wordt dikwijls lacherig gedaan, maar men moet zich toch eens beginnen afvragen in hoeveel andere ploegen daar ook niet over gesproken is. Wíj hebben er niet om gevraagd om dat in alle kranten, tijdschriften of tv-programma’s te zien, hé. Nu is het soms, zoals Jan(Moons, nvdr) zelf ook al aangaf, precies of we mogen geen wedstrijd meer verliezen omdat hij een oortje in heeft. Hetzelfde met Louis(mental coach Cauffman, nvdr). Dat zijn middelen die wij aangeboden krijgen en we moeten niet gaan doen alsof dat wondermiddelen zijn. Dat wou ik toch wel even gezegd hebben.

“In het begin heeft hij met iedereen een individueel gesprek gehad en dat ging niet alleen over voetbal. Hij wou gewoon weten hoe het bij iedereen zat, zodat hij van iedereen een beeld kon scheppen. Je kan met hem over een probleem praten, zonder dat iemand anders daarvan hoeft te weten. Dat is toch wel goed om spanning die op je zit, los te laten. Er zijn jongens die daar heel veel kracht uit kunnen putten of tot rust komen. Met mijzelf heeft hij het ook een aantal keren gedaan toen ik met mijn knie verveeld zat. Ik fixeerde mij constant op die knie en dan gá je ook iets voelen, natuurlijk (lachje). Dus die oefeningen hébben geholpen. Maar dat wil niet zeggen dat je dan een wedstrijd gaat winnen met 3-0.

(Komt op dreef.) Wat ik op een gegeven moment wel heb aangegeven, is dat de zelfkennis er volgens mij te weinig was in de ploeg. Sommigen waren, vond ik, te veel naar anderen aan het wijzen in plaats van zich af te vragen : heb ík er wel alles aan gedaan ? Daar begint het eigenlijk. Als je gaat klagen dat iemand een slechte pass geeft, kan je je ook de bedenking maken hoe je er zelf voor kan zorgen dat een andere jou een goeie pass kán geven. Dat is misschien iets heel simpel, maar wel belangrijk, vond ik. Die knop, vind ik, hebben we toch al omgedraaid.

“Op een bepaald moment had Jan dat ook aangegeven in de groep. Toen hebben ze rond de tafel gezeten en gezegd : jongens, kijk eens wat je hier hébt en vergelijk dat eens met andere eersteklassers. Je hebt hier alles tot je beschikking : twee, drie goede velden om op te trainen, een voedingsdeskundige, een mental coach. Zelfkritiek, ik heb het misschien soms te veel, maar je mag, vind ik, niet te snel tevreden zijn. Als je na een overwinning alleen maar tevreden bent met de winst en blind blijft voor wat er fout is gelopen, zit je met een probleem. Op dat gebied besefte voor de bekerwedstrijd tegen Heusden-Zolder niet iedereen wat er op het spel stond. Toen is er toch wel echt een bom ingeslagen. En dat werd hoog tijd, want met klagen en zagen dat er wéér training was, gingen we er niet komen. Ga dan lager voetballen, hé. Zo ben ik dan ook wel, dat ik dat dan zeg.”

In de categorie faits divers viel na die bekernederlaag ook enig gemor van de OSV, de onafhankelijke supportervereniging van Genk, te horen op Sef Vergoossen. Kritiek die overigens geen enkel draagvlak bleek te hebben.

“Mij hebben ze daar ook eens over aangesproken en ik heb gewoon geantwoord dat ik het schandalig vond. Voor mij is dat een speciale situatie natuurlijk : mijn vader zit in de technische staf en het blijft mijne pa, hé. Wie via de trainer hem aanvalt, valt ook mij aan en dan moeten ze niet verwachten dat ik hen ook telkens met de glimlach ga ontvangen. Als er dus kritiek op de staf komt, is dat niet altijd simpel voor mij. Maar ik kan mij er goed over zetten. Geen enkel probleem. Maar ik heb het toen toch even gezegd. Want welk recht hadden die vijftig û als het er zoveel waren û om te spreken in naam van die twintigduizend ? Dus hebben ze zich daarna ook geëxcuseerd en daarmee is voor mij de kous ook af.”

Hoe verloopt die samenwerking met je vader ?

“Mijn pa is niet constant met mij bezig, natuurlijk. Hij is zelfs meer met anderen dan met mij bezig. Niet dat ik dat jammer vind, hoor, helemaal niet. Er wordt thuis ook minder over voetbal gepraat nu. Wat ook logisch is : je ziet mekaar op de club al constant.”

Intern wil hij wel eens André Hazes imiteren. Hoe groot is de kans dat we jou dat ooit zien doen ?

Oeoeh, klein (lacht). Ik mag zijn sketch niet overnemen, hé (grijnst). Mijn broer zou dat misschien wel kunnen, maar ik niet. Nu ik eraan denk : tijdens het kampioensjaar heeft mijn vader voor vijftienduizend mensen AndréHazes gezongen. Ik zou het, laat ons zeggen, op zo’n moment niet echt durven. Maar het is schitterend en iedereen amuseert zich. Hij is altijd al wat de entertainer geweest. Als er een micro aan te pas komt, heeft hij hem meestal wel vast (grijnst).”

Deel je zijn passie voor wielrennen ?

“Ik kijk graag naar wielerwedstrijden, maar pas als het echt spannend wordt, de laatste twintig, dertig kilometer. Echt een passie, iets waar ik buiten het voetbal constant mee bezig ben, heb ik niet. Al steek ik nu wel veel tijd in het appartement dat ik heb gekocht. En ik hou heel veel contact met familie, want ik heb het geluk dat ik nog al mijn grootouders heb. Ik ga vanavond bijvoorbeeld wel een balletje snookeren met DavySchollen, maar passie… Of ja, ik ga heel graag lekker eten en drinken. Ik ga, op momenten dat het kan, liever uitgebreid dineren bijvoorbeeld dan in een discotheek rond te hangen. Ik ben, denk ik, wel een echte Bourgondiër, ja. En ik kan véél eten. Bovendien mag ik eten wat ik wil, ik kom geen gram bij. Dat geluk heb ik natuurlijk wel (grijnst).”

door Raoul De Groote

‘Ik vond dat er te weinig zelfkennis in de ploeg zat, maar die knop hebben we omgedraaid.’

‘Ik ben, denk ik, een echte Bourgondiër.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content