Club Brugge had een gouden zaak gedaan, daar was iedereen het in juni 2008 over eens. Dé Venezolaanse belofte kwam immers naar Jan Breydel. Ondertussen zijn we twee jaar verder en is het nog steeds wachten op de grote doorbraak. ‘Ik hoop echt dat het nu lukt.’

Hoewel hij dan al een maand in Brugge was, kon Ronald Vargas (nu 23) eind juli 2008 nog niet voluit gaan op training en in wedstrijden. Hij had wat last van een pubalgie – een overbelastingletsel in de pubisstreek – maar zelf tilde hij daar niet zwaar aan. Met de nodige rust zou die vervelende blessure snel verdwijnen. In werkelijkheid sleepte ze het hele seizoen aan, in die mate dat hij midden april 2009 in Sport/Voetbalmagazine verklaarde: “Ik heb me dit seizoen nooit voor honderd procent kunnen geven.” Club Brugge kiest er dan voor om hem de laatste maand van het seizoen uit roulatie te nemen en hem volledig te laten rusten om een operatie te vermijden.

In de eerste helft van vorig seizoen werd stilaan duidelijk wat Vargas in zijn mars had, ook in de Europa Leaguewedstrijden van Club. Maar dan volgde een noodlottige trip naar Venezuela. Op training met de nationale ploeg liep de kleine Venezolaan een zware spierscheur op. Gevolg: zijn tweede seizoenshelft is om zeep. De medische staf krijgt hem nog wel klaargestoomd voor de play-off, maar daarin blijkt duidelijk dat hij niet genoeg matchritme heeft. Alweer een seizoenseinde in mineur voor Vargas.

Na je zoveelste blessure noemde Peter Vandenbempt je in onze plus/minrubriek Ronald Frutos. Doet je dat wat?

Ronald Vargas: ( lachje) “Wat kan ik daarop zeggen? Ik heb gewoon pech gehad met mijn blessures. Ik neem dat die journalist zeker niet kwalijk, maar het kan wel pijn doen natuurlijk. Hij weet niet wat een speler op dat moment doormaakt.

“Je kan mij ook nog niet vergelijken met Frutos, want zijn blessure heeft hem gedwongen om te stoppen met voetballen. Dat vind ik heel triest, want als voetballer wil je toch blijven spelen tot een zekere leeftijd. Mijn blessure is helemaal anders, de zijne was dodelijk voor hem. De mijne is dat niet. En ik voel me goed nu.”

Dat laatste zal Adrie Koster graag horen, want in een interview in Het Laatste Nieuws van 17 april 2010 zei hij dat Club Brugge zijn beste voetbal speelt met een fitte Vargas. Als dat geen blijk van vertrouwen is …

“Dat geeft je inderdaad vertrouwen. Nu, ik heb mijn blessures ook een beetje aan mezelf te danken. Ik wist dat ik geblesseerd naar België kwam, maar ik nam toch het risico. Honderd procent hersteld ben je dan niet, en zo val je – ook deels door omstandigheden – van het een in het ander.”

Ontploffen

Hoe heb je je bij dat alles gevoeld?

“Mja … Nu voel ik me al beter. Maar de laatste zes maanden van vorig seizoen voelde ik me helemaal niet goed. Je wilt zo graag spelen en dan speelt er weer een blessure op die je van het veld houdt. Vrolijk word je daar niet van. Het was ook niet meer normaal. Mentaal kan je eraan onderdoor gaan, maar godzijdank had ik mijn familie hier dicht bij me. Zonder hen was het misschien een ander verhaal geworden.”

Heb je ook steun gehad van mensen bij de club?

“Ja, maar vooral van mijn familie.”

Toen je in Venezuela op je zeventiende geschorst werd voor het gebruik van nandrolon – een trainer spoot je daarmee in zonder dat je wist wat het was – wilde je ook al stoppen met voetballen, vertelde je vader.

“Ja, dat klopt. Ik was toen nog heel jong natuurlijk en ik wist niet wat me overkwam. Toen wilde ik het echt allemaal laten vallen en ermee kappen. Maar met de steun van mijn familie en vrienden ben ik teruggekeerd en daardoor zit ik nu hier. Ik denk niet meer aan stoppen, ik wil doorgaan tot ik bereikt heb waarvan ik als kind droomde. Ik denk dat ik de kwaliteiten heb om het te maken, en daardoor blijf ik ook zin hebben om ervoor te gaan.”

De steun van je familie motiveert je, maar zorgt het ook niet voor druk? Alles draait rond jou …

( hevig) “Nee, nee, nee, als er al druk is, is het positieve druk.”

Maar jij moet het wel doen, daar op het veld.

“Ja, maar die druk komt niet alleen van mijn familie. Ook van de supporters en het bestuur van de club. Je moet daar als voetballer op voorbereid zijn en ermee kunnen omgaan.”

Wordt dit seizoen het seizoen van de waarheid voor Ronald Vargas?

“Ik denk van wel. Ik voel me nu ook beter in België – het eten, de taal, het weer. Mijn carrière is hier nog niet in stijgende lijn gegaan, maar ik ben gegroeid op andere vlakken. Dat vind ik belangrijk. Je moet ook altijd de positieve kant van het negatieve proberen te zien.

“Men verwacht van mij dat ik dit seizoen ga ontploffen. Het is tenslotte al mijn derde seizoen bij Club Brugge. Ik ga er ook alles aan doen om te brengen wat van mij verwacht wordt. Ik hoop echt dat het nu lukt.”

Om het te doen lukken, heeft Club Brugge een kinesist mee met jou naar Venezuela gestuurd. Waarom was dat nodig?

“In een paar weken tijd kan al het werk dat de club in mij gestoken heeft, verloren gaan. Om ervoor te zorgen dat ik mijn programma goed zou afwerken, hebben ze dus een kinesist meegestuurd. Die heeft met mijn kinesist in Venezuela gesproken. Het was ook een heel schema: een dag oefeningen doen, een dag stretchen en masseren, een dag rusten, dan een dag met de bal enzovoort.

“Dat maakt dat ik nu gewoon met de groep kan meetrainen. Twee à drie keer per week heb ik dan nog een aparte sessie.”

Club Barcelona

Je bent hier nu twee seizoenen. Wat heb je geleerd over jezelf?

“Over mezelf? Ik heb de mensen van hier enorm leren appreciëren. Supporters die, ondanks de problemen die ik had, er altijd waren om me te steunen. Al was het maar door met me op de foto te willen, door een grapje met me te maken, door te zeggen dat ik toch zo’n vrolijke jongen ben, … Ik spreek de taal wel niet goed, maar ik hou van zulke dingen. Hoewel ik mijn waardering misschien niet altijd heb laten blijken, was ze er wel degelijk. De steun van de supporters is voor mij van onschatbare waarde geweest. Het heeft me gemotiveerd om door te gaan. Ik hoop hen dan ook op het veld te kunnen bedanken.”

Heb je in die twee jaar ook iets geleerd over het Belgische voetbal?

“Ik wist niet goed welk voetbal ik in België moest verwachten, maar ik vind dat hier goed gevoetbald wordt. Belgische ploegen zijn ook competitiever geworden. Dat zag je afgelopen seizoen in de Europa League met de prestaties van Club Brugge, Anderlecht en Standard. Daarin meedraaien is niet alleen goed voor mij, maar ook voor de club en eigenlijk voor het hele land. De kloof met Nederland en Frankrijk wordt steeds kleiner.”

Paul Courant, die je voor Club Brugge ging scouten in Venezuela, zei in december 2009 in ons blad: ‘Zet Ronald morgen in de ploeg bij Barcelona en hij gaat meespelen. Dat meen ik.’ Ga je daarmee akkoord?

“Kijk, ik geloof in de voetballer die ik ben, en in de kwaliteiten die ik heb. Als ik daaraan ook al moet beginnen te twijfelen, waar kan ik dan nog in geloven? ( lachje) Maar het is niet zo dat ik mezelf al bij Barcelona zie. Ik zou natuurlijk wel erg graag bij een ploeg spelen die voetbalt als Barcelona. En ik moet zeggen dat we in mijn tweede seizoen hier bij Club Brugge ook meer ‘gevoetbald’ hebben dan in het eerste seizoen. Misschien is die speelstijl van Barcelona ook wel wat Koster beoogt bij Club Brugge. Hij is in ieder geval erg gemotiveerd om ons te doen voetballen, om ons dat typische combinatievoetbal te doen spelen. Een, twee keer de bal raken, een pass geven en dan bewegen. Simpel. En alle spelers volgen hem daarin. Het is ook het beste voetbal dat je vandaag de dag kan brengen.”

Dat voetbal heeft vorig seizoen ook veel mensen gecharmeerd, maar play-off 1 leek er voor Club Brugge te veel aan. Wat was het probleem?

“Ik denk dat wij niet zozeer een probleem hadden, maar dat onze tegenstanders in play-off 1 gewoon erg goeie teams waren, gemotiveerd bovendien om een Europees ticket te pakken. Alle ploegen waren erg aan elkaar gewaagd en dat merkte je ook in de wedstrijden. Dat het voor ons dan soms slecht afliep, dat is voetbal.”

Maar op het moment dat Club er moest staan – namelijk in de play-off- liet de ploeg het afweten.

“En toch: er waren in de ploeg geen problemen. Mentaal? Nee hoor. Op dat vlak zijn we zelfs gegroeid ten opzichte van het seizoen 2008/09. En ik hoop dat we die lijn dit seizoen kunnen doortrekken. Het is ook al het derde jaar dat deze groep samen is. Dat er op diezelfde basis gebouwd wordt, is ook belangrijk. We hopen dat we dit jaar eindelijk kunnen bereiken waar we allemaal naar streven: kampioen worden. Ik blijf zeggen dat we daar de ploeg voor hebben.”

‘Ik wil kampioen worden met Club Brugge.’ Dat zei je bij je aankomst in 2008, je zei het aan het begin van vorig seizoen. Je blijft het dus zeggen?

“In de hoop dat het deze keer eens uitkomt. ( bloedserieus) Ik wil écht kampioen worden. Vorig seizoen hebben we lang eerste gestaan. Tot we ingehaald werden door Anderlecht. Dat is hun verdienste natuurlijk, maar ik onthoud wel dat Anderlecht tegen ons telkens in de problemen kwam.”

Cadeau doen

Iets anders: in zijn voorbereiding op de Ronde van Frankrijk ging de Deen Michael Rasmussen heel ver. Zo zette hij in juni in zijn auto de verwarming op volle kracht om toch maar geen verkoudheid op te doen. Doe jij alles voor het voetbal?

“Ja, ik verzorg me heel goed. En ik denk dat ik heel professioneel bezig ben. Ik ben ervan overtuigd dat die houding ook ooit vruchten zal afwerpen. Ik ben wel niet zo extreem als die renner, maar als ik bijvoorbeeld morgen een wedstrijd heb, ga ik om 9 uur slapen. In Venezuela zeggen we: no lo voy a regalar a nadie. Ik ga het niemand cadeau doen, met andere woorden: ik ga er alles aan doen om er te staan in die wedstrijd.”

Nochtans wordt je huis soms wel eens ‘de ambassade van Venezuela’ ge-noemd …

( rustig) “Dat zoiets gezegd wordt, stoort me. Ik doe thuis toch wat ik wil doen? Al zitten er honderd mensen in mijn huis, als ik om 11 uur wil gaan slapen, zal iedereen dat respecteren, omdat ze weten hoe belangrijk voetbal voor mij is en dat … no lo voy a regalar a nadie.” ( lacht)

Maar je bent wel graag omringd door mensen?

“Ik ben niet graag alleen. Een positieve omgeving vind ik ook belangrijk, dat heeft een goede invloed op me.”

Je had voor dit seizoen graag het nummer tien van Wesley Sonck gehad, maar Nabil Dirar is ermee gaan lopen. Waarom nummer tien?

“Omdat ik altijd al met dat nummer gespeeld heb. In de nationale ploeg van Venezuela heb ik het ook. Dat nummer zal er niet voor zorgen dat ik meer doelpunten maak, maar het zou me toch extra motiveren.

“Ik speel ook het liefst als een nummer tien, als iemand die achter de spitsen opereert, die de bal veel heeft en die veel vrijheid krijgt. Zo speelde ik ook bij Caracas.”

De nieuwe kapitein, Carl Hoefkens, heeft zich vorig seizoen opgeworpen tot de leider van de defensie, maar er ontbreekt nog een leider op het midden-veld, zo wordt gezegd. Kun jij dat worden?

“Ik denk dat de controlerende middenvelder vanuit zijn functie de leider moet zijn, omdat hij een beter overzicht heeft. Maar eigenlijk denk ik dat we allemaal leiders moeten zijn. We moeten allemaal ons steentje bijdragen, niet alleen in de ploeg, maar in heel de club. Tot Roger ( Tierenteyn, de materiaalman, nvdr) toe.”

door steve van herpe

De steun van de fans is voor mij van onschatbare waarde geweest.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content