Vrijdag was het precies een jaar geleden dat Lokerenmiddenvelder Koen Persoons en zijn vrouw Melanie hun eerste kindje verloren. Jules werd na amper 25 weken geboren en leefde maar enkele uren. ‘Hij had alles om het te maken.’

K oen Persoons: “Die nacht van 29 juli stond Melanie vaak op. Ze had felle buikpijn. Rond zes uur belde ik mijn ma, die is gynaecologe. Zij raadde ons aan om naar het ziekenhuis te rijden, om even aan de monitor te gaan liggen. Alles komt wel goed, denk je onderweg. Maar toen we op de spoedafdeling kwamen, zag je aan veel mensen dat er iets niet klopte. Je voelde dat ook. Ik ging Melanie op de benedenverdieping inschrijven. Toen ik terugkwam, brak haar water. Op dat moment mag dat niet. Je probeert die situatie te plaatsen, maar je begrijpt er niks van. Melanie moest naar de bevallingskamer, effectief in die stoel kruipen en bevallen. Dat voelde heel tegenstrijdig aan. De baby mocht er nog niet uit en moest er toch uit. Je wilt dat niet, maar je wilt wel helpen, want het is ook belangrijk dat het goed gebeurt. Uiterlijk ben je kalm. Je trilt, maar probeert geen domme dingen te doen. Door je hoofd flitsen emoties die snel komen en gaan. In die kamer was een raam waardoor ik de zon zag opkomen. Buiten werd alles mooi, maar ik stond aan die stoel.”

Week van onduidelijkheid

Koen: “Eerst zeiden Melanie en ik dat we de baby niet wilden zien. Dat was, denk ik, een reactie om onszelf te beschermen. We hadden net heel slecht nieuws gekregen en gingen ervan uit dat we emotioneel volledig zouden breken als we hem bij ons zouden nemen. Maar de verplegers zeiden dat we dat nodig zouden hebben.

“Zeker tien à vijftien keer was ons intussen gevraagd hoeveel weken Melanie zwanger was. ‘Exact 25 weken’, antwoordden we. Dan vroegen ze: ‘Geen 26? Geen 25 en enkele dagen?’ We konden er ook niks aan doen. Die 25e week is een grens. Ik las onlangs dat ze in Nederland een baby die vóór de 25e week wordt geboren sowieso niet meer proberen te redden en dat ze vanaf de 26e week verplicht zijn om er alles aan te doen. Wij zaten net in die week waarover geen duidelijkheid bestaat.

“Melanie en ik zeiden dat ze van onze baby moesten afblijven. Je wilt op dat moment niet dat ze dat klein, teer ventje aan weet ik veel welke machine leggen. We wisten ook dat ze er in Aalst zelf niets aan konden doen, dat hij om gered te worden naar Jette of Gent moest. Dan moet je apart vervoerd worden en zie je hem misschien nooit meer.”

Rare kronkel

Koen: “Toen we naar een andere kamer mochten, beseften Melanie en ik dat we hem zijn naam moesten geven. Die wilden we in het begin niet zeggen, omdat we wisten dat we zonder ons kind zouden achterblijven. Maar als je hem dan bij jou hebt, snap je dat je niet ‘het’ in je handen kunt houden.

“Op die kamer konden we nog altijd niet vatten wat er gebeurde. En dan gaan er van die rare kronkels door je hoofd. Het was halfnegen, het uur waarop ik normaal naar de training vertrek. Plots dacht ik: ik moet de trainer bellen. Met zoiets moet je op dat moment absoluut niet bezig zijn. En toch. In plaats van bij Melanie te blijven ging ik dat telefoontje doen. Daaraan zie je dat een mens in zo’n situatie niet meer helder denkt. Je kunt op zulke momenten niet meer controleren wat je doet, omdat je niet voorbereid bent.”

Koesteren

Koen: ” Jules had alles om het te maken: tien vingers, tien tenen, een neus, oren, ogen, maar allemaal veel te klein. Hij ademde moeilijk. Je zag dat borstje op en neer gaan, dan ineens stopte dat, en dan begon het weer, heel onregelmatig. Hij kon niet wenen of vechten, er zat niks van kracht in. We wisten niet hoelang hij zou leven. Een kwartier, hadden ze gezegd, misschien een halfuur. We belden onze familie, zo hadden zij misschien ook tijd om hem nog even te zien.

“Als je vader dan de kamer binnenkomt en begint te wenen mag je nog de hardste van de wereld zijn, dan breek je. Vooral omdat je weet dat die mens al zo veel meemaakte. Hij verloor niet lang geleden zijn vader, hij ging door een moeilijke periode toen Ruben, een van mijn broers, een tijd in coma lag na een ongeval, en hij verloor al eens een kleinzoon, Arthur, het kindje van mijn zus, dat één dag na de geboorte stierf.

“Iedereen van de familie die binnenkwam, begon te wenen. Maar Melanie en ik counterden dat snel. We zeiden: ‘Probeer ervan te genieten, pak hem vast.’ Je denkt: laten we dit moment koesteren, het verdriet en de verwerking zijn voor later.”

Melanie: “Eigenlijk waren we ook gelukkig, hè. Maar dat was zo dubbel. Je bent gelukkig omdat je je kind hebt en je weet dat hij gaat sterven.”

Een soort van bonus

Koen: “Na een tijdje ging de familie weer naar buiten. Iedereen wist: nu is het voor hen. Toen hadden wij met ons drietjes nog mooie momenten die we nog lang zullen meedragen. Dat kan nog een kwartier geduurd hebben, het kan ook een uur geweest zijn. Ik weet nog perfect hoe we daar zaten. Dat staat op je netvlies gebrand, in de goede zin. Het was zoals je op elke foto van een pasgeboren baby ziet: de mama die neerligt, met het kindje in haar armen, en de papa ernaast, op de rand van het bed. We zeiden niks. We hielden een vinger voor zijn handje en hij pakte die vast. Voor ons had dat heel veel betekenis. We streelden of pakten hem, maar niet de hele tijd, we lieten hem ook met rust. We keken naar elkaar, en naar Jules. Op dat moment heb je maar één gevoel: laat dit zo lang mogelijk duren.

“We maakten ook enkele foto’s. Een fototoestel heb je op zo’n moment natuurlijk niet bij, enkel een gsm. Zo’n ding is perfect om iets stoms te fotograferen wat je op straat ziet. Met een gsm foto’s nemen van je eigen kind dat aan het sterven is, dat voelt heel verkeerd aan. Je wilt meer respect tonen. Maar uiteindelijk zijn we toch blij met de vier of vijf foto’s die we hebben.

“Het moment waarop we te horen hadden gekregen dat Melanie moest bevallen, was het ergste geweest. Zodra we dat wisten, kenden we het vervolg. We hadden in het eerste uur afscheid genomen. Alles wat daarna kwam, was een soort van bonus, een cadeau. Toen Jules stierf, werden we niet plots hysterisch. We hielden hem nog tien minuutjes bij ons en vroegen toen de verpleegster om hem te komen halen.”

Een ander hartje

Koen: “Nadien wilden Melanie en ik naar huis, maar eerst moest de dokter nog langskomen, om te controleren of met Melanie alles in orde was, en ze kreeg een pilletje om de melkproductie te stoppen. Daarna moesten we nog wachten op de sociaal werkster.”

Melanie: “Het ergste tijdens dat wachten was dat er in de kamer naast die van ons een zwangere vrouw aan de monitor lag en dat we een hartje hoorden kloppen.”

Koen: “Onderweg naar de uitgang van het ziekenhuis denk je: als we hier nu buiten stappen, vergeten we dat allemaal, terwijl alles pas dan begint.

“Rond de middag kwamen we thuis. Melanie had mijn vader gevraagd om de boeken met geboortekaartjes die op onze salontafel lagen weg te doen. Boven stond al een kast vol kleertjes en een koets. Haar vader kwam dat allemaal op de zolder zetten.”

Melanie: “Het staat daar nog, met een doek erover.”

Koen: “Je probeert te wissen, maar je botst op nog zo veel dingen.”

Het paspoortje

Melanie: “Er moest die dag veel geregeld worden. Jules had geleefd, dus moesten we hem gaan inschrijven.”

Koen: “Op het stadhuis van Aalst moeten de geboortes en de sterfgevallen aan eenzelfde balie aangegeven worden, die twee bordjes hangen naast elkaar. De mevrouw achter de balie rolt met haar stoel gewoon drie meter verder. Wij moesten daar iemand aangeven die intussen al gestorven was. Liever nooit meer, zoiets.”

Melanie: “Maar uiteindelijk zijn er wel mensen die gevochten hebben voor het recht om hun kind te laten erkennen. Eigenlijk ben ik ook wel blij met het paspoortje dat we hebben.”

Koen: “Het helpt, zo kan niemand hem ooit vergeten.”

Melanie: “Dat is ook waarom we over hem blijven praten. Als we dat niet doen, bestaat hij niet meer, want velen staan niet meer stil bij wat gebeurd is. Er waren mensen die mij enkele maanden later vroegen hoe het met mijn kindje was. En toen ik eens een vinger verbrandde aan een barbecue, zei iemand: jij bent kleinzerig, wat gaat dat zijn als je eens moet bevallen?”

De zogenaamde klop

Koen: “Alles gebeurde op een donderdag. De volgende dag ging ik gewoon trainen. Vraag me niet waarom of hoe of wat. Ik weet het zelf niet. Ik sjotte en dacht niet na. En op zaterdag speelde ik een match. Na die wedstrijd was ik leeg in mijn hoofd. Je weet eigenlijk niet waar je mee bezig geweest bent, maar je voelt je toch blij omdat je het gedaan hebt. Je moet ooit eens herbeginnen. Uitstel maakt het alleen moeilijker. En als je bij elke tegenslag vier maanden in zak en as moet zitten, kom je er dan ooit nog uit? Ga je dan nog vooruit?

“Ik voel me heel goed bij hoe alles achteraf verliep, maar je mag gerust stellen dat ik mijn tijd niet nam. Op tweede kerstdag werd onze match afgelast en toen kwam de zogenaamde klop. Ik weende veel. Je kent dat: even vinden dat heel de wereld tegen jou is en dat alles op jouw kop terechtkomt.”

Melanie: “Maar eigenlijk hebben we ook veel geluk hè, Koen. Als je ziet hoe Ruben uit dat coma kwam, daar durfde niemand op te hopen.”

Koen: ( knikt) “Ruben herstelde redelijk goed, ik had mijn transfer naar Lokeren, Melanie kreeg op haar werk een andere functie, mijn zus beviel van Marie en is opnieuw in verwachting. En Melanie is nu ook weer zwanger.”

Geremd

Koen: “Het enige wat we nu moeten durven, is vooruitkijken. Melanie is 23 weken ver, de moeilijke periode komt eraan. Daar mogen we niet te veel bij stilstaan.”

Melanie: “Na zeven weken moest ik een echo laten nemen, om te controleren of er een hartje was. Ik ging ervan uit dat er geen zou zijn. Toen de dokter zei dat alles in orde was en ik naar het kleedkamertje ging, dacht ik: oké, ik ben weer zwanger, maar wat wil dat zeggen? Ik begon hard te wenen.”

Koen: “Je zou die zwangerschap nu intenser willen beleven, maar het probleem is dat we met die angst zitten. Je wilt honderd procent gelukkig en blij zijn, overal het beste van inzien, maar je bent te geremd om je volledig te laten gaan.”

Melanie: “Je zult ons niet horen zeggen dat we gelukkig zijn. ( lacht) En je zult hier nu in huis niet veel babyspullen vinden.”

Koen: “Je bent ook bang om het te vertellen.”

Een verwend nest in spe

Melanie: “Dat vertellen is nu ook heel anders. Toen ik de eerste keer aan mijn ouders zei dat ik zwanger was …”

Koen: ( onderbreekt) “De champagne-flessen vlogen open, heel de wereld mocht het weten. Toen we het deze keer vertelden, brak er niet spontaan een feest los. Fijn, zeiden ze, hopelijk verloopt alles goed.”

Koen: “De vriendin van een ploegmaat, Killian Overmeire, is nu ook zwanger. Ik zie Killian daar volledig in opgaan. Die buggy of de andere? Dat fototoestel of die camera? Ik vind het chic om te zien dat hij zich daar supergelukkig op smijt, en ondertussen zit ik te denken: laat het gewoon een gezonde baby zijn en we zien dan wel in welke buggy we hem leggen. En als ik hem hele dagen moet vasthouden, dan zal ik dat ook wel doen.

“Enkel als we nu een gezonde baby zouden hebben, zullen we die rem echt laten gaan, denk ik.”

Melanie: “Pas op hè, dan heb je nog wiegendood. ( lachje) Maar het is waar, dan zouden we op een roze wolk leven.”

Koen: “Dat kind zou weleens serieus verwend kunnen worden. Mocht hij dan rond zijn vijfde streken krijgen, dan moeten we dat dan maar oplossen.” ( lacht)

Niet zuur worden

Koen: “Als je je niet meer kunt laten gaan als je een gezonde baby hebt, dan ben je zuur geworden. Dat is nog altijd niet de bedoeling.”

Melanie: “En uiteindelijk hebben we heel veel om gelukkig over te zijn. We hebben allebei een job die we graag doen, een huis, we zijn al zo lang samen en voelen ons nog altijd gelukkig in onze relatie.”

Koen: “Onlangs amuseerden we ons fantastisch op reis. Bij een barbecue lachten we ons te pletter. De dag nadien reed ik met mijn schoonvader de Mont Ventoux op. Als je dan boven op die berg staat, volledig kapot, ben je ook gelukkig. Je vindt overal geluk.”

door kristof de ryck – beelden reporters

“We wilden in het begin zijn naam niet zeggen, omdat we wisten dat we zonder ons kind zouden achterblijven.”

“We keken naar elkaar, en naar Jules. Op dat moment heb je maar één gevoel: laat dit zo lang mogelijk duren.”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content