‘je wordt geen Cercleman, je bént Cercleman’

© KOEN BAUTERS

Exact vijftig jaar geleden promoveerde Jules Verriest met Cercle Brugge naar tweede klasse, het voorbije weekend zag hij ‘zijn’ groen-zwart de poort naar de hoogste afdeling open beuken. Volgend seizoen worden er in Brugge weer derby’s gespeeld, een verheugende gedachte.

‘Die derby’s op de Klokke. Schoon! ( gooit de handen in de lucht) Mijn ploegmaats liepen voor de opwarming meteen naar de kant van de horloge, waar onze supporters zaten, ik ging altijd eerst eens naar de Clubspionkop. En die mannen, met duizenden, maar roepen: ‘ Juul den uul, Juul den uul…’ Schitterend.’

Een middagje klappen en herinneringen ophalen, daar moest Jules Verriest (71) niet lang over nadenken. Hij is ruim op tijd. Buiten giert de koude noordoostenwind over de kaaien, aan het raam van Martin’s Visrestaurant in Zeebrugge probeert de Cerclespeler van de Eeuw nog een glimpje zon op te vangen. Wanneer zijn jongste zoon Christophe goeiendag komt zeggen, moet hij niet lang nadenken. Eerst een garnalencocktail, daarna enkele sliptongetjes. ‘Vandaag geen glaasje witte wijn. Ziek geweest. Antibiotica genomen.’

We moeten overgelukkig zijn dat we Monaco hebben. Waar zouden we nu anders staan?’ Jules Verriest

De zaak, in 2011 overgenomen door Christophe en zijn echtgenote Wendy, zit zo goed als vol. Het zachte geroezemoes verraadt tevreden klanten. ‘Ha, mijn meisje’, glundert Verriest, wanneer zijn jongste kleinkind, Juliette, op schoot komt knuffelen. ‘Dit is mijn lang leven.’ Hij is een gelukkig man, zal hij verschillende keren herhalen. Twee kinderen, vier kleinkinderen en – in januari – voor de tweede keer getrouwd, dertien jaar nadat zijn eerste liefde Christiane veel te vroeg overleed. Hij kijkt nog eens rond in het restaurant, de plaats waar hij Andrea tien jaar geleden leerde kennen. Een coup de foudre, het bleek wederzijds.

Het plan om hun liefde in besloten kring te bezegelen – ‘ik kon moeilijk 400 mensen uitnodigen’ – werd gedwarsboomd door zijn bekendheid. Boudewijn Laloo, schepen van Financiën en Stadseigendommen én Cerclesupporter, stond erop om het huwelijk zélf te voltrekken. Aan het stadhuis stonden enkele tientallen mensen het koppel op te wachten. Onder wie … Raoul Lambert, Speler van de Eeuw bij Club Brugge. ‘Raoul en ik weten alles van elkaar. Hoeveel matchen hebben we tegen elkaar gespeeld? Zelfs in de jeugdreeksen. Onze twee echtgenotes, Hedwige en Christiane, lagen samen in het moederhuis. ( lacht) We zijn als broers.’

Binnenkort gaan ze met z’n vieren iets eten, enkele dagen erna schuift hij met Michel D’Hooghe en echtgenote aan tafel. Vrienden voor het leven, sinds ze buren in de Oud-Strijderslaan waren en de jonge dokter de Cerclekapitein moest oplappen om speelklaar te geraken voor… een derby. ‘En als het druk was en de wachtkamer van Michel te klein werd, kwamen patiënten op mijn terras zitten en liep de dokter telkens naar buiten: ‘Volgende!’ Mooi, toch?’

De Oud-Strijderslaan kleurde nog iets blauwer toen René Vandereycken in het huis van Carlos Verriest, Jules’ oudste broer die op de Platse een frituur uitbaatte, ging wonen en zijn overbuurman werd. ‘Als hij met de kinderen thuiskwam, liepen ze vaak meteen de straat over om bij ons te komen spelen. Ik kon het goed vinden met René, al gebeurde het meer dan eens dat journalisten na een halfuur bij hem vertrokken en dan nog drie uur in onze living zaten. ( lacht) Hij heeft me al verschillende keren in Limburg uitgenodigd, maar naar Limburg rijden… ( blaast) Veel te ver.’

Uitnodigingen van wijlen Josip Weber of Zdenko Vukasovic, zijn doelman, om enkele dagen in Kroatië door te brengen? Ook niet op ingegaan. ‘Op dat vlak ben ik een raren. Een paar jaar geleden wilde de familie naar Gran Canaria, na lang aandringen gaf ik toe. Maar, zei ik: ‘Niet langer dan een dag of zes, zeven.’ Verslaafd aan mijn stad, ja. Ik kan zomaar de auto nemen en eens naar Brugge rijden.’

Enig lichtpunt: Verriest

Hij gaat nog graag naar Cercle, ook al zijn er nog amper raakpunten met het voetbal en de wereld waarin hij opgroeide. ‘Het steekt op geen miljoen meer, hé, terwijl wij op training met moeite een fles water kregen. ( lacht) Ik begrijp het niet goed meer. Jonge voetballers die na jaren hard werken een contract krijgen bij Monaco, op dat moment wellicht in de wolken zijn, maar dan plots horen dat ze in Brugge – in 1B – moeten gaan spelen.’

Hij begon te voetballen op straat, op de knoestige kasseien in de Dweersstraat, een zijstraatje van de Gistelse Steenweg, tegen een met touwen of krantenpapier in elkaar geknutselde bal. Vader en moeder baatten een buurtwinkeltje uit en trokken met paard en kar van deur tot deur. Groenten, fruit, wasproducten, zelfgemaakte ijscrème… ‘Op een dag hoorde ik dat Marie Thumas, onze leverancier van conserven, een lederen voetbal schonk aan de winkel die veel verkocht.’ Juultje, zoals hij in de straat werd genoemd, werd de trotse eigenaar van een echte bal, die hij uren tegen de lantaarnpalen of voordeuren – de geïmproviseerde doelen – probeerde te mikken.

De straat is verdeeld in een groen en blauw kamp, een neefje dat is aangesloten bij Cercle Brugge neemt hem op een woensdagnamiddag mee naar de training. ‘Een groot woord. Eigenlijk speelden we gewoon een matchke. Op gewone sloefen.’ De twee trainers, ex-spelers Tuurtje Ruysschaert en Marcel Pertry, zijn onder de indruk en duwen hem een aansluitingskaart onder de neus. ‘ Joentje, zet hier een keer je naam.’ Hij krijgt een bonnetje waarmee hij in het Edgard Desmedtstadion voetbalschoenen mag afhalen. ‘Tweedehands. Als ze te klein werden, dan mocht je een ander – gebruikt – paar afhalen.’

Hij is nog geen twaalf jaar, de minimumleeftijd om competitievoetbal te spelen, maar moet in het weekend meteen opdraven. ‘In die tijd moesten kinderen hun identiteitskaart rond de nek hangen, maar de afgevaardigde zei dat ik mijn paspoort moest ‘vergeten’. Cercle heeft toch enkele maanden een boete moeten betalen.’

Het Edgard Desmedtstadion heeft een magische aantrekkingskracht op Juultje. Dáár wil hij later ook staan. Klein, vinnig en snel, een linksvoetig dribbelaartje dat ook tijdens de bewogen jeugdderby’s indruk maakt. ‘In een van de matchen kwam mijn vader kijken, tot een Clubsupporter schreeuwde: ‘Stamp tegen die witten z’n poten!’ Hij is na twintig minuten vertrokken en heeft geen enkele match van mij meer gezien.’

In de herfst van 1965, negentien jaar jong, mag hij van trainer Georges Meuris in het eerste elftal debuteren. Frans Vermeyen is zijn rechtstreekse tegenstander, maar de international raakt geen bal. De dag erna, op weg naar de kazerne, koopt hij Het Volk, waarin staat: ‘Enig lichtpunt: Verriest.’ Ik heb meteen vijf exemplaren van die gazet gekocht. ( lacht) En ik ben nooit meer uit de eerste ploeg gegaan. ( mijmert) Zestien seizoenen Cercle, van 1965 tot 1981. ‘

Raad aan Johan Cruijff

Anderlecht was nochtans verschillende keren geïnteresseerd in de kwieke Bruggeling, zeker toen zijn ex-trainer Urbain Braems in de zomer van 1973 naar het toenmalige Astridpark trok. ‘Ik kon er tien keer meer verdienen dan op Cercle, maar ja… Als tiener had ik twee doelen in mijn leven: in het eerste elftal van Cercle spelen en bij elektriciteitsmaatschappij EBES werken. In de straat woonde een mannetje die daar werkte: altijd piekfijn gekleed, een mooi sportwagentje. ’s Morgens, wanneer ik naar school vertrok, ging hij naar zijn werk. En wanneer ik ’s avonds rond een uur of vijf thuiskwam, zag ik hem opnieuw. Zo’n job wilde ik ook. Goed betaald, dertiende en veertiende maand en uren die perfect met de trainingen te combineren waren.’ Dat viel te regelen, hoorde hij zeven jaar lang van de bestuursleden. ‘We zijn ermee bezig…’ Uitstel. En afstel.

Jules Verriest: 'Mensen die jonger zijn dan 45 hebben mij nooit zien spelen. En toch voel ik nog altijd respect en vriendschap. Ook van Clubsupporters.'
Jules Verriest: ‘Mensen die jonger zijn dan 45 hebben mij nooit zien spelen. En toch voel ik nog altijd respect en vriendschap. Ook van Clubsupporters.’© KOEN BAUTERS

Tot in de zomer van 1973. ‘Op aanraden van de bankdirecteur kocht ik een stuk grond in de Oud-Strijderslaan, alleen wist ik niet dat er een bouwverplichting van zes maanden aan vastzat. En nu? Ik had een paar jaar ervoor, op aanraden van mijn vader, ook al twee huisjes in de Dweersstraat gekocht.’

Vertrekken naar Anderlecht kon de financiële zorgen lichter maken, maar ook Leo Canjels, trainer van Club Brugge, was meer dan gecharmeerd door de toen 27-jarige linksback. ‘Dat lag gevoelig en is nooit een optie geweest. Gilbert Bailliu, John Moelaert, Roger Simoens en Luc Sanders waren ook al naar Club vertrokken, dat wilde ik Cercle niet nog een keer aandoen. Maar ik drong er bij het Cerclebestuur wel sterk op aan dat ik eindelijk mijn job bij EBES zou krijgen. Binnen de week geregeld!’

Met Cercle Brugge moet je nooit de beste vereniging willen zijn, wel de schoonste.’ Jules Verriest

Club stapte over op plan B: Julien Cools. Drie landstitels, international, Gouden Schoen in 1977… ‘Och… Ik héb met jongens gespeeld die veel meer verdienden – Morten Olsen, Benny Nielsen of Pierre Hanon – maar daar had ik geen moeite mee. Alleen, en dat heb ik nog aan niemand verteld: naast mijn job en een contractaanpassing zou ik ook 300.000 frank ( 7500 euro, nvdr) tekengeld krijgen, al bleek dat achteraf een lening tegen een minimumrente te zijn. Ik heb toen ook wel eens gedacht: dommekloot! Maar ja, ik was toch zo content dat ik op Cercle kon blijven. Paul Ducheyne, de voorzitter, was als een tweede vader. Ik zou nu niet gelukkiger geweest zijn.’

Goede en slechte momenten, ze staan voor altijd op zijn netvlies. De degradatie na zijn eerste seizoen. De dolle jaren onder Urbain Braems, die Cercle na een omkoopschandaal van derde naar eerste klasse leidde. De wedstrijd op Nou Camp, waar Johan Cruijff in september 1973 aan 90.000 dolgedraaide Catalanen werd voorgesteld. ‘Ik gaf hem een lapje Brugs kant en zei: ‘Ik twijfel er niet aan dat je succesvol zult zijn, maar ik hoop dat je hier ook familiaal het geluk vindt.’ Hij was ervan aangedaan. Een speciale avond. Ik wilde, zoals altijd, winnen, maar we mochten hem absoluut niet tackelen.’

Comme Chez Soi

Jules kijkt naar de keuken. De sliptongetjes worden geserveerd. ‘Als je nog honger hebt, moet je een seintje geven, hé. Dan legt Christophe er nog een paar in de pan.’ Dat zal even later gebeuren. Jules houdt enkele namen tegen het licht. Zoals Han Grijzenhout, de trainer die hamerde op een ijzeren discipline en onder wie hij kapitein werd. Met Leo Canjels, die afstandelijk was, kon hij minder goed opschieten. ‘Door de komst van Kees Krijgh verhuisde ik op een bepaald moment opnieuw naar de linkerflank, terwijl ik al jaren op de libero speelde. ( blaast) Door hem ben ik, een jaar vroeger dan gepland, gestopt met voetballen.’

Op een blauwe maandag streek ook Lakis Petropoulos in het Edgard Desmedstadion neer, wellicht de grootste naam die ooit in de dug-out van Cercle zat. Vier keer bondscoach van de nationale ploeg van Griekenland en vijf landstitels met Panathinaikos én Olympiacos, maar de communicatie verliep stroef. Een tolk vertaalde naar het Nederlands, waarop de Vlaamse jongens zijn uitleg in het Duits moesten vertalen voor de Denen. ‘Er waren dagen dat we vijf uur op het oefenveld stonden of zaten ( lacht), waardoor ik na mijn dagtaak pas rond elf uur ’s avonds warm kon eten.’

Hij herinnert zich een namiddag op de Heizel, samen met Georges Leekens. ‘Een wedstrijd van het weekblad Humo. De lezers moesten raden wie het verst kon trappen. Ik zag dat niet zitten, zo ver naar Brussel rijden… Gelukkig wilde René Dewitte, de vertegenwoordiger van Marie Thumas én Cerclesupporter, mij brengen. Ik zie me daar nog staan, in jeansbroek en trui met hoge col, met het Atomium op de achtergrond. En achteraf naar het chicste restaurant van Brussel: de Comme Chez Soi!’

Nog een koffietje om af te sluiten. ‘Weet je wat er zo mooi is? Ik ben 37 jaar geleden gestopt met voetballen, wat betekent dat mensen die jonger zijn dan 45 jaar mij nooit hebben zien spelen. En toch voel ik nog altijd respect en vriendschap. Ook van Clubsupporters. Vonne van de Spionkop ( Yvonne Lahousse, nvdr) was zó fanatiek, maar kon geen kwaad woord over mij horen. Als kind ging ik met Eric Van Vyve ravotten op de Klokke, waar de was van de spelers in de tribune hing. Ik kwam bij Clubsupporters thuis om de elektriciteit aan te sluiten… Ik ben Cercleman in hart en nieren, maar niet tegen Club.’

Soms krijgt hij wel eens de vraag: is dit nog Cercle? ‘Alles verandert, toch? Ik heb veel respect voor de mensen die erin gestapt zijn. Filips Dhondt die zijn bazen in Monaco overtuigde om in Cercle te investeren, je moet het maar doen. We moeten overgelukkig zijn dat we Monaco hebben, waar zouden we nu anders staan? Met Cercle Brugge moet je nooit de beste vereniging willen zijn, wel de schoonste.’

Hij heeft het voetbal een plaats gegeven, maar een thuiswedstrijd van zijn groen-zwart laten passeren lukt nog altijd niet. Cercle zit in de genen. ‘Je wordt geen Cercleman door de goede prestaties, je wordt als Cercleman geboren.’

‘ik ben Door drie partijen gevraagd voor de verkiezingen’

Jules Verriest is een (onbeschermd) monument in Brugge. Ongezien populair, ook al stopte hij in 1981 met voetballen. ‘Ik ben door drie verschillende partijen gevraagd om op de lijst te staan voor de gemeenteraadsverkiezingen. Om stemmen te pakken, hé. Maar ik heb vriendelijk bedankt.’

Net zoals hij dat in de aanloop naar de verkiezingen van 1976 deed, toen Michel Van Maele – de sterke man van Club Brugge en zittend burgemeester voor de toenmalige CVP (nu CD&V) – hoopte om met de Cerclekapitein ook stemmen in het groen-zwarte kamp te ronselen. ‘Ik kon een winkeltje krijgen in het Zilverpand, dat toch algauw een paar miljoen Belgische frank waard was. Maar politiek en Jules Verriest, dat gaat niet samen.’

Van Maele, die in 1970 nog de absolute meerderheid pakte, haalde ‘amper’ 43 procent van de stemmen, waardoor de burgemeesterssjerp naar de socialistische frontman Frank Van Acker ging. Verriest stond er nooit echt bij stil, tot hij in maart 1981 de Trofee van Sportverdienste van de stad Brugge kreeg. ‘Die werd uitzonderlijk door de burgemeester uitgereikt. ‘Weet je nog, Jules’, zei Van Acker. ‘Dat ik burgemeester geworden ben, heb ik onrechtstreeks aan jou te danken.”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content