‘JIJ HEBT ME BIJNA DE DOOD INGEJAAGD, GILLE’

© BELGAIMAGE

Met zijn gekende flair interviewt Gille Van Binst voor Sport/Voetbalmagazine een bekende figuur uit de Belgische voetbalwereld. Deze keer: Jacky Munaron.

Als men het heeft over de Maas, de Citadel, het Waals Parlement en Munaron, over welke stad spreken we dan? Juist, Namen. De geboorteplaats van Jacky Munaron. Hij kwam op de wereld in het plaatselijke ziekenhuis, zoals velen, om niet te zeggen, iedereen in die streek. Maar feitelijk is Jacky afkomstig van Dinant. Op zestienjarige leeftijd verdedigde hij er het doel van FC Dinant, een derdeklasser, die tegen degradatie vocht. Normaal een kansloze onderneming, maar er was nog Munaron, die elke week in een schiettent stond! Dikwijls heeft het water hem tot aan de lippen gestaan, maar hij hield het hoofd boven water.

Het was een leerrijke periode. Het begin van een mooie carrière die resulteerde in een indrukwekkend palmares. Hij werd vier keer landskampioen, won drie keer de beker van België en veroverde drie Europese bekers met Anderlecht. Na zijn Brusselse periode voegde hij daar nog twee bekers van België aan toe met FC Luik en Standard. Jacky Munaron speelde acht keer voor de Rode Duivels. Nu woont hij in Opwijk, waar ik een afspraak had met hem in het Brouwershuis, zijn stamcafé.

Wie heeft je feitelijk ontdekt?

Jacky Munaron: ‘Fernand Boone. Hij deed scouting voor Club Brugge, maar werkte ook als vertegenwoordiger bij Belle-Vue, de brouwerij van Constant Vanden Stock. Toen hij ondervond dat Brugge toch niet zoveel interesse had, heeft hij mijn naam doorgegeven aan mijnheer Constant. Het ging vanaf dan tussen Anderlecht en Standard, ze wilden mij allebei absoluut hebben. Toen ik koos voor Anderlecht, was Roger Petit, de grote baas van Standard, razend! Tot 5 uur ’s morgens heeft hij mijn vader proberen te overtuigen om toch maar voor Standard te tekenen. Op het einde van het gesprek begon hij zelfs te dreigen. Hij zou er persoonlijk voor zorgen dat mijn vader geen werk meer zou vinden in de streek. Mijn pa had een klein bedrijfje in dakwerken.’

Deed je de op en af naar Brussel?

Munaron: ‘Neen, ik werd geplaatst bij een pleeggezin in Anderlecht, tot mijn twintigste. Nadat ik was getransfereerd, moest ik op het einde van het seizoen nog een internationaal juniorentoernooi mee gaan spelen in Lissabon. Ik werd verkozen tot beste keeper van het toernooi. Dat heeft mijn opname in de A-kern zeker versneld.’

Toen heb je Linda, je vrouw leren kennen.

Munaron: ‘Ja. (lacht) Op de receptie van de trouw van Swat Van der Elst zei ik tegen Fernand Beeckman, onze verzorger, dat er een mooi meisje daar alleen stond. Beeckman twijfelde niet en ging er direct op af, pakte Linda bij haar schouder en zei: ‘Een van mijn spelers zou eens graag met je spreken.’ Waarop Linda antwoordde : ‘Is die broekschijter niet groot genoeg om dat zelf te komen vragen?’ Gelukkig is dat nog goed gekomen.’ (lacht)

Eerste grote prijs

Werd je goed onthaald in de kleedkamer door de oudere spelers?

Munaron: ‘Dat zal wel, vooral door Gille Van Binst. (lacht) Toen ik de eerste keer de kleedkamer binnenkwam zei je tegen mij: ‘Ben jij onze nieuwe keeper? Ga eerst een beetje groeien en kom dan eens terug.’ Ik wist niet wat zeggen, maar Hugo Broos stelde mij gerust: ‘Je moet geen schrik hebben, hij is niet altijd zo.’ (lacht)

‘Toen ik mijn eerste stappen zette in de voetbalwereld moest je als jonge speler vooral je bek houden, anders kon je ’s avonds gaan trainen met de jeugd. Ik zat in de vestiaire tussen Van Binst en Jean Thissen. Er zijn plezantere dingen in het leven. Jean wist wel dat jij soms met hem aan het lachen was, maar hij begreep niet waarover het ging, want hij verstond geen Vlaams. Ik moest alles vertalen, maar ik stuurde soms wel een beetje bij als hij te nerveus begon te worden. Op een dag zei hij tegen mij: ‘Dis à ce con que je vais casser sa gueule!’ (Zeg tegen die onnozelaar dat ik op zijn smoel ga timmeren, nvdr) Toen heb ik de plooien nog kunnen gladstrijken, maar het was op de limiet.’

Je was in het begin derde keeper op Anderlecht, maar na het vertrek van Leen Barth werd je tweede keeper achter Jan Ruiter. Hoe was de verstandhouding met de Nederlander?

Munaron: ‘Ik heb nooit problemen gehad met Jan. Hij kende maar één ding, dat was werken en nog eens werken. Hij was een goede doelman, zeer sterk op zijn lijn, maar een tikkeltje te nerveus. De beste vriend van Raymond Goethals was Ruiter zeker niet. De Brusselaar hield van imposante keepers zoals Nico de Bree en Christian Piot en dat was Jan niet. Ook tegen mij zei hij steeds: ‘Jij hebt het postuur van een colafles.’

‘Raymond sprak veel over nieuwe trainingsmethodes, maar deed er niets aan. Van krachttraining was er geen sprake en van een keeperstrainer zeker niet. Ik ging samen met Frankie Vercauteren twee keer per week op eigen kosten naar Antwerpen om op kracht te trainen bij de coach van gewichtheffer Serge Reding.

‘De bom tussen Goethals en Ruiter ontplofte in Parijs. We speelden er de finale van het plaatselijke toernooi tegen Vasco da Gama, destijds een van de topploegen van Brazilië. Het bleef 0-0 en de strafschoppen moesten beslissen. Ruiter speelde een sterke match, stopte drie elfmeters en trapte er zelf eentje binnen. Het enige dat ‘den Tuveneir’ tegen de Nederlander wist te vertellen na de wedstrijd was: ‘Je penalty trok op niets, slecht getrapt.’ Bij Jan sloegen de stoppen door. Hij is nog dezelfde avond met de trein teruggekeerd naar Brussel. Enkele tijd later werd Ruiter geruild met Nico de Bree en vertrok hij naar RWDM.’

Jij werd de tweede keeper achter De Bree.

Munaron: ‘Nico was een ander type doelwachter. Technisch minder sterk dan Ruiter, maar een krachtpatser. Hij speelde op intimidatie, de aanvallers van onze tegenstrevers hadden schrik van hem. Ze durfden in de lucht niet met hem in duel te gaan, want hij sloeg gewoon hun kop eraf. Het was beter voor je gezondheid dat je uit zijn buurt bleef. Hij heeft mij leren uitwerpen, daar was hij een meester in. Hij was op zijn hoogtepunt toen hij betrokken was bij een zwaar auto-ongeval. Zijn bekken was verplaatst, hij kon bijna niet meer lopen en acteerde onzeker. Dat was Goethals ook opgevallen en hij besloot De Bree niet op te stellen voor de Europese supercup in Liverpool. Om vier uur kwam hij op mijn kamer en bracht mij op de hoogte dat ik moest spelen op Anfield Road. Dat was wel even slikken. We hadden thuis met 3-1 gewonnen. In Engeland werd het 2-1 en ik won de eerste grote prijs uit mijn carrière!’

Een trouwcadeau

Toen werd de Oostenrijkse doelman Friedrich Koncilia aangetrokken. Was je niet ontgoocheld dat je werd gepasseerd?

Munaron: ‘Absoluut niet, ik was nog te jong om al titularis te worden bij een ploeg als Anderlecht. Koncilia was een complete doelman. Ik heb nooit begrepen wat er misgelopen is, maar het is niet normaal dat hij het niet heeft gemaakt bij paars-wit. Daar moet jij meer van weten, Gille…’ (lacht)

Dat ga ik aan je neus niet hangen, maar in alle geval lag jij beter in de groep. Je mocht zelfs mee op stap met de oude garde, Koncilia niet.

Munaron: ‘Dat was een uitzondering, want de jonge spelers mochten niet uit het hotel na een match. Onze verzorger Beeckman kwam elk uur controleren of Frankie Vercauteren, Ludo Coeck en Jacky Munaron nog op hun kamer waren. We hadden met 1-2 gewonnen tegen SV Hamburg, het was denkelijk daarom dat er een uitzondering werd gemaakt. Ik mocht mee met Thissen, De Bree en Van Binst. We belandden in een discotheek waar er niet op een frank werd gekeken.

‘Toen we na een lange nacht gingen vertrekken, lieten die smeerlappen mij betalen. Op het vliegtuig wilde ik mijn geld recupereren, maar die klootzakken deden of hun neus bloedde. Ze dreigden er zelfs mee Linda op de hoogte te brengen dat ik op stap was geweest, als ik niet stopte met mijn gezaag. Ze lieten me zweten en lachten me uit, maar ze hebben uiteindelijk toch betaald.’

Later heb je toch een mooi geschenk van de spelers gekregen toen je trouwde met Linda!

Munaron: ‘Men heeft me verteld wat er is gebeurd. (lacht) Of het verhaal nu waar is of niet, dat weet ik niet, maar volgens mij is de kans zeer groot dat de story klopt! De spelers hadden een aardig potje bijeengelegd om een trouwgeschenk te kopen. ’s Avonds was de hele groep uitgenodigd op mijn huwelijksreceptie, maar er was nog geen cadeau.

‘De kapitein, Erwin Vandendaele,en de onderkapitein, Gille Van Binst, werden naar Brussel gestuurd om voor een gepast geschenk te zorgen. Jullie zouden eerst iets gaan eten zijn op de vismarkt. Naar het schijnt werd er rijkelijk getafeld. Er zou zelfs champagne getrakteerd zijn aan een paar vrouwelijke toeristen. De tijd begon te dringen. In een hoek van het restaurant stond een staanlamp. Jij zou aan de baas van de zaak gevraagd hebben of hij dat ding niet verkocht. Kwatongen beweerden zelfs dat de man het gedrocht gratis had meegegeven. Toen jullie op het feest arriveerden zou Rob Rensenbrink gevraagd hebben of de lamp in goud was, gezien de prijs. Erwin legde hem toen uit dat het niet over oud ijzer ging, maar over antiek. Het pronkstuk heeft jaren in mijn garage gestaan.’ (lacht)

Onzin… Laten we het verder over serieuze zaken hebben: je werd in het seizoen 1980/81, onder Tomislav Ivic, de onbetwiste titularis in het doel van Anderlecht. Maar in 1988 kwam Filip De Wilde – wat gebeurde er toen?

Munaron: ‘Georges Leekens was de nieuwe trainer. Hij zei dat bij hem niemand zeker was van zijn plaats, ook de doelman niet. De beste zou spelen. Dat vond ik raar: ik dacht dat ik toch het een en ander had bewezen de jaren daarvoor. De Wilde en ik zouden om de beurt vijf matchen keepen in de voorbereidingsperiode, dan zou hij beslissen wie in de goal zou staan. Tegen Virton moest ik normaal aan de bak. Het was de laatste wedstrijd van de kleinere partijen voor het seizoen, dan begon het echte werk en zou de doelman gekozen worden die de galamatch thuis tegen Inter zou spelen. Maar tot mijn grote verbazing stelde Leekens Filip op tegen Virton. Toen ik aan Georges vroeg of hij de afspraken was vergeten, draaide hij een beetje rond de pot. Dan ben ik het afgestapt. Er volgde natuurlijk een boete en ik mocht thuisblijven tegen Inter.

‘Toen heb ik geluk gehad. Anderlecht verloor met 0-1, De Wilde ging serieus in de fout bij het doelpunt en was onzeker. Het publiek scandeerde mijn naam. De volgende wedstrijd speelden we voor de competitie thuis tegen Charleroi, ik mocht weer meedoen. We wonnen moeizaam met 1-0, ik speelde een wereldmatch. De trein was opnieuw vertrokken. Wat mij het meeste had gemotiveerd was een uitspraak van Filip De Wilde in een krant: ‘Ik ben minstens zo goed als Munaron!’ Dat vond ik een gebrek aan respect. Een jonge doelman, die van een kleinere club kwam (Beveren, nvdr), moest zijn plaats kennen. Had ik hetzelfde gedaan met Nico de Bree, dan had hij mij bijeengetimmerd. De schade zou niet te overzien geweest zijn. Na de partij tegen Charleroi gaf Leekens mij een schouderklopje en zei: ‘Zie je nu wel dat ik je scherp heb gehouden, door je niet op te stellen tegen Inter. Larie en apekool, maar De Wilde heeft in elk geval nog een tijdje geduld moeten hebben voor hij mijn plaats kon overnemen.’ (lacht)

Ambras met Bodart

Na vijftien jaar Anderlecht vertrok je naar FC Luik in 1989. Een verrassende keuze.

Munaron: ‘Er was niemand anders! (lacht) Aad de Mos kwam naar Anderlecht en had mij schijnbaar niet meer nodig. Zo voelde ik het toch aan. Ik was einde contract en het zou niet meer verlengd worden, dat was zeker. Ik heb misschien ook een fout gemaakt. Tijdens een galadiner kreeg iedere speler een geschenk, behalve ik. Waarom weet ik nog steeds niet. Ik ben dan direct naar huis gegaan, zonder iets te zeggen. De volgende dag deelde men mij mee dat ik niet meer welkom was in de kleedkamer en dat ik niet meer moest komen trainen. Ik vroeg aan De Bree, die niets meer te maken had met Anderlecht, of hij mij wilde helpen. In het Astridpark heb ik de rest van het seizoen met hem getraind. Hij deed dat gratis! Ik ben er hem eeuwig dankbaar voor.

‘Ik was herstellende van een knieblessure, maar toch wilde Robert Waseige mij bij FC Luik. Ik ging in Tongeren wonen. Het was een familiale club. We hadden een goede ploeg. We wonnen de beker van België. In de halve finale schakelden we Anderlecht uit, dat was een van de mooiste momenten uit mijn carrière. Het seizoen nadien haalden we de kwartfinales van de Europese beker der bekerwinnaars. Het was een mooie periode. Ik ben er drie jaar gebleven.’

Je was 36 jaar en ging naar Standard waar Gilbert Bodart in het doel stond. Je kans om veel te spelen was nihil. Wat was de bedoeling?

Munaron: ‘Ik ben naar Standard gegaan als tweede keeper, dat was ik overeengekomen met Arie Haan, de toenmalige trainer. Gilbert Bodart was de lieveling van het publiek. Hij was onaantastbaar, dat wist ik ook. Ik was al tevreden dat ik nog een club had gevonden op mijn leeftijd.

‘Dat hij gokverslaafd was, dat wist ik niet – hij speelde op de paarden -, maar dat het zo uit de hand zou lopen was voor mij een complete verrassing. Ik kwam goed overeen met hem. Ik heb met hem maar éénmaal ambras gehad. Ik speelde een wedstrijd voor de beker van België en had een trui aangetrokken met het nummer 1. Hij kwam naar mij toe en eiste dat ik een andere trui zou aantrekken. Hij riep: ‘Bij Standard ben ik de nummer een, en alleen ik mag de trui dragen met het nummer 1.” (lacht)

Ben je gestopt met voetballen bij Standard?

Munaron: ‘Neen, ik ben nog bij Aalst gepasseerd, maar ik voelde dat mijn lichaam op was en ben gestopt in1996. Ik ben bij ‘den Eendracht’ mijn tweede loopbaan begonnen als keeperstrainer.’

Je was vlug succesvol in die functie.

Munaron: ‘Ja, het was Georges Leekens die me binnenhaalde bij de nationale ploeg in 1998. Ik ben er elf jaar gebleven. In 1999 ben ik bij Anderlecht begonnen en heb beide jobs gecombineerd. In het begin lagen een paar bestuursleden van paars-wit dwars: ze wilden dat ik alleen voor Anderlecht werkte. Aimé Anthuenis, die bij Anderlecht trainer was, heeft ervoor gezorgd dat ik bij de Rode Duivels kon blijven. Ik ben acht jaar actief geweest bij paars-wit. Na mijn vertrek als speler heb ik nooit kritiek gehad op de club, anders had ik nooit meer voor hen mogen werken.’

Je bent met Hugo Broos naar Trabzonspor geweest.

Munaron: ‘Ik heb in mijn hele carrière nooit meer verdiend dan bij Trabzonspor! Wat ik in Turkije in negen maanden heb verdiend, daarvoor moest ik Anderlecht drie jaar spelen en dan nog alles winnen ook.’

Was Linda erbij in Turkije?

Munaron: ‘Ja, maar voor ik Linda goed kende, heb je mij bijna de dood ingejaagd. Met een beteuterd gezicht kwam je mij na een training zeggen dat Linda een andere vent had leren kennen en dat ze mij ging laten stikken. Ze zou met die gast op schok zijn en jij vond dat het je verdomde plicht was als goede ploegmaat om mij in te lichten. Ik dacht dat ik gek werd en rende naar mijn wagen. Ik ben door alle rode lichten gereden, ik wilde haar vinden. Ze zat rustig bij haar ouders en wist niet waarover ik het had. Voor hetzelfde geld was ik nu al lang dood.’ (lacht)

Jacky, bedankt voor het gesprek. We gaan hier stoppen, anders krijg ik nog een slechte naam…

DOOR GILLE VAN BINST – FOTO’S BELGAIMAGE

‘Jan Ruiter zei tegen mij: ‘Jij hebt het postuur van een colafles.” Jacky Munaron

‘Ik zat in de vestiaire tussen Van Binst en Thissen. Er zijn plezantere dingen in het leven.’ Jacky Munaron

‘Wat ik in Turkije in negen maanden heb verdiend als keeperstrainer, daarvoor moest ik bij Anderlecht drie jaar spelen en dan nog alles winnen ook.’ Jacky Munaron

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content