‘Moeten alle voetballers geen blonde vriendin hebben ?’ Annemie Peeters is geen voetbalkenner, wel een liefhebber. Ze pikte er Stijn Haeldermans uit voor een tête à tête.

Zoals Annemie Peeters in De Zevende Dag doorwinterde politici in het nauw drijft, doet Stijn Haeldermans dat met verdedigers op een voetbalveld. Tegenwoordig in de kleuren van Heusden-Zolder, vroeger in die van Genk, Standard en Lommel. In Poco Mato, een Italiaanse eettent, hartje Hasselt, ontspint er zich een leuk gesprek. Annemie Peeters heeft zich voorbereid en stelt de vragen.

Pasta en bananen

Annemie : “Moet jij nu de hele tijd pasta eten ?”

Stijn : (lacht) “Nee hoor, wij zijn geen wielrenners. Op de club hebben wij ook niemand die zich om ons dieet bekommert.”

Annemie : “Let je zelf op wat je eet ?”

Stijn : “Ja. Weinig vetten, veel bananen. Op het einde van de week eet ik heel gericht en volg ik een strikt voedingsprogramma.”

Annemie : “Zou je dan niet beter ook al in het begin van de week op je voeding letten ?”

Stijn : “Misschien, maar soms laat ik de teugels een beetje los.”

Annemie : “Weet je waarom ik jou gekozen heb ? Onder meer omdat ik wist dat jij er nog een leven naast het voetbal op nahield. Maar nu hoor ik dat alle voetballers dat doen. Weer een teleurstelling rijker.”

Stijn : “Iedereen leeft graag, denk ik. Alleen moet je je sport op tijd au sérieux nemen. Je mag niet te veel profiteren : de plaatsen zijn duur geworden de laatste jaren. Weet je, ik kon goed studeren én goed voetballen. Ik volgde Latijn-Wiskunde en zou op mijn achttiende rechten gaan studeren in Leuven. Het was voor mij vanzelfsprekend dat ik mijn vader zou opvolgen. Eigenlijk was het nooit mijn doel om profvoetballer te worden.”

Annemie : “Wat wilde je worden ?”

Stijn : “Mijn vader is gerechtsdeurwaarder. Toen ik jong was, stond ik er niet bij stil dat het eigenlijk een hard beroep is. Het leek mij vanzelfsprekend…”

Annemie : “… dat je ook in het vak zou stappen ?”

Stijn : “Ja. Maar toen kreeg ik een aanbieding van MVV, waar ik het voetballen kon combineren met mijn studie. Mijn eerste academiejaar spreidde ik over twee jaar. Ik slaagde, maar het voetbal leed er toch wat onder. Toen mijn derde en laatste contractjaar inging, dacht ik : nu wil ik eens een jaar alles op het voetbal zetten. Ik heb geen studieboek meer opengeslagen.”

Annemie : “Zijn je ouders niet ontgoocheld dat je geen deurwaarder bent geworden ?”

Stijn : “Neen. Achteraf hoorde ik wel dat mijn vader van zíjn ouders niet mocht voetballen omdat ze dat te gevaarlijk vonden.”

Annemie : “Je hebt zijn droom waargemaakt, Stijn !”

Bonnetjes voor cola

Annemie : “Mijn zoon zit ook in het voetbal en hij vindt het niet meer plezant. Door de trainer, door de ouders, door de druk die zo groot is.”

Stijn : “Misschien hebben andere mensen daar een ander idee over, maar als je iets graag doet, steek je er veel tijd in. Ik ben buiten de club om nog gaan trainen met de vader van Luc Nilis. Wij woonden twee straten verder en keken op naar Luc. Maar als je op jonge leeftijd ergens toe gedwongen wordt… Zelfs wij, op het hoogste niveau, merken dat presteren onder druk zo moeilijk is. Je mag kinderen niet behandelen als topsporters.”

Annemie : “Intussen is mijn zoon uit die club gestapt. Hij is, al zeg ik het zelf, een hele goede middenvelder, kan goed en hard lopen, maar hij scoort minder dan een spits. En in zijn club was het zo dat wie scoorde achteraf een cola kreeg. De rest moest water drinken. Mijn hart brak.”

Stijn : “En de keeper dan ? Moest die de drankjes betalen als hij een goal slikte ?”

Annemie : “Dat weet ik niet. Op een toernooi deelden ze bonnetjes uit aan de kinderen : wie scoorde, kreeg er twee.”

Stijn : “Vreselijk ! Dat is tegen alle principes van de ploegsport. Je moet iedereen belonen.”

Annemie : “Wat deden die mannekens dus : de bal bij zich houden en zelf op zoek gaan naar de goal.”

Stijn : “Dat is egoïsme kweken.”

Annemie : “Ik vind het wel pleiten voor mijn zoon dat hij er zelf uit wilde stappen.”

Stijn : “Maar toch is het jammer dat iemand die graag voetbalt, om die reden een andere hobby moet zoeken.”

Het talent en de doorzetter

Stijn : “Ik ben in de loop der jaren vrij zelfverzekerd geworden. Alles verliep lang zonder structuur, berustte op toeval. Op geluk. Het volstond dat ik even geconcentreerd was om in het weekend een goeie match te spelen.”

Annemie : “Dat getuigt van veel talent. Dat valt me ook op bij wat ze zeggen over Kim Clijsters. Als ze zou willen, hoor je voortdurend, als ze eens helemaal voor dat tennis leefde… Maar wil ze dat wel ?”

Stijn : “Het moet uit jezelf komen. Tot enkele jaren geleden deed ik elke dag waar ik zin in had.”

Annemie : “Waarom zou je daarmee stoppen ?”

Stijn : “Omdat ik nu inzie dat ik er meer kan uithalen dan ik er tot nog toe heb uitgehaald.”

Annemie : “Heb je het gevoel dat je je te weinig hebt bewezen ?”

Stijn : “Dat niet, maar op cruciale momenten heb ik – soms door mezelf, soms ook door tegenslagen – niet gebracht wat ik kon. Iets langer dan vier weken geleden brak ik mijn sleutelbeen. Acht weken out, zei de clubdokter. Op eigen initiatief en om zo snel mogelijk fit te zijn, heb ik een intensief revalidatieprogramma gevolgd bij topsportconsulent Gerrit Kempeneers. Nu iets meer dan vier weken later ben ik dus fit. Terwijl ik vroeger gedacht zou hebben : acht weken is acht weken.”

Annemie : “Wil je nog hogerop ?”

Stijn : “Ja.”

Annemie : “Rode Duivel worden ?”

Stijn : “Dat is nog altijd een streven. Ik ben nog máár 28.”

Annemie : “Als ik je zo bezig hoor, is het je allemaal wat in de schoot komen vallen. Als je nu ook wat moeite zou doen… De top halen is een combinatie van talent, geluk en hard werken. Dat harde werken was er bij jou niet bij.”

Stijn : “Toen ik 21 was, speelde ik in het eerste elftal van Genk en kon ik naar Anderlecht en Standard. Ik koos voor Standard en iedereen voorspelde me een grote carrière. Maar ik had op dat moment niet de mensen rond mij, die me er bewust van maakten dat ik een hele mooie kans kreeg. Ik ging in één jaar tijd van de universiteit naar een topploeg. Als je dan gaat relativeren, kom je er niet. Maar dat was wel de mentaliteit waarmee ik in een wereld terecht kwam, waarvoor anderen hard hadden moeten vechten.”

Een lief

Annemie : “Wat ik mij afvraag : waarom wordt het voetbal zo op een voetstuk geplaatst ? Wij hebben vijf wielrenners die medailles pakken op het WK veldrijden en Justine Henin wint de Australian Open, maar toch is er zoveel aandacht voor het voetbal. Ik begrijp dat niet.”

Stijn(aarzelend): “Het is toch een van onze nationale ploegsporten met traditie, mensen zien het graag.”

Annemie : “Veldrijden zien ze ook graag, Stijn. Bart Wellens zal in zijn boerendorp ook wel goed worden onthaald, maar is dat een nationale held ? En trouwens, al die andere sporters maken het internationaal waar, maar wie hebben wij in het voetbal ? Behalve Wesley Sonck ?”

Stijn : “Luc Nilis, Marc Wilmots.”

Annemie : “Maar van de huidige generatie ? Waarom zijn jullie zulke helden ?”

Stijn : “Ik zie ons niet als helden.”

Annemie : “Maar jawel, Stijn. Al die plakboeken met jullie fotootjes.”

Stijn : “Dat geldt misschien voor wie bij een topclub speelt, maar bij ons is de benadering toch anders.”

Annemie : “In jouw perceptie misschien, maar niet in die van de mensen. Ik denk dat de Stijn Haeldermans van Heusden-Zolder even populair is als die van Standard.”

Stijn : “Mensen kennen je meer naarmate je langer meedraait. Ik heb me ook altijd open opgesteld naar de supporters. Ik vind hoegenaamd niet dat ik speciaal ben, of bepaalde rechten heb, of een speciale status.”

Annemie : “Toen ik op de VRT zei dat ik jou ging interviewen, kreeg ik reacties in de aard van : wauw, Stijn Haeldermans ! Die reactie zou ik nooit gekregen hebben als ik Bart Wellens zou gaan interviewen. Weet je, het is misschien een typische vrouwenopmerking, maar alle voetballers zijn ook knappe gasten. Wielrenners zijn wat mager. Die Wellens klaagt dat hij niet aan een lief geraakt. Onlangs nog op Sportweekend : ‘Ik kom ’s avonds altijd alleen thuis’. Ocharme, de jongen. Waarom is hij niet populair en jullie wel ?”

Stijn : “Hij spéélt dat misschien, want Bart Wellens is populair..”

Annemie : “Maar zoiets zeg je toch niet op tv ?”

Eten met Suzuki

Stijn : “Eén van de rijkdommen van het profvoetbal vind ik dat je er in contact komt met andere culturen. Rechten, zo voelde ik snel, zou mijn leven geen voldoening geven. Talen wel. Daarom ben ik talen gaan studeren. Ik spreek heel goed Nederlands, Engels en Frans, mijn vriendin is Duitse, en sinds kort leer ik Italiaans.”

Annemie : “Dat heeft natuurlijk met je ambities te maken, Stijn !”

Stijn : “Dat ook. Maar in elke club ben ik de speler geweest, die heel veel met de buitenlanders optrok. Wij hebben een Japanner in de ploeg en met hem ga ik af en toe iets eten. Dat is genieten voor ons allebei.”

Annemie : “Is Suzuki gelukkig ? Hij ziet er altijd zo ongelukkig uit.”

Stijn : “Ik denk het wel. Als je spreekt over een ster, dát is er een. Als hij in Japan op straat wandelt, worden de mensen gek. Hij is blij dat hij hier twee jaar in relatieve rust kan voetballen.”

Annemie : “Waarom toch komt zo’n jongen voor Heusden-Zolder voetballen ? Die jongen wordt, zoals jij het zegt, in eigen land op handen gedragen en dan voetbalt hij bij jullie…”

Stijn : “Hij ziet er misschien ongelukkig uit, maar dat is niet zo. Voor hem gaat het leven gewoon verder. Zo heeft elke nationaliteit zijn charmes. Bij Afrikanen hou ik van dat speelse. Ik heb zelf ook een paar keer op het punt gestaan naar het buitenland te vertrekken, maar het ook effectief doen is een grote stap. Ik ben gerust dat ik de maturiteit die hiervoor nodig is, nu heb.”

Annemie : “Ik heb een jaar in Guinee gewoond, West-Afrika. Zou jij daar kunnen wonen, leven, voetballen ?”

Stijn : “Ik was nog nooit in Afrika.”

Annemie : “Ik kon er gemakkelijk leven. Blijkbaar pas ik me vrij gemakkelijk aan. Ik was het hier zo beu dat ik tegen mijn man, een ingenieur, zei : zoek eens werk in Afrika. In het begin dacht ik : alles is hier zo anders, laat ik het nemen zoals het komt. Maar na een jaar is alles evenveel sleur als hier. En dan gaan bepaalde dingen je wél ergeren. Ik was blij dat ik er was, blij dat ik er weer vertrok, maar zou graag terug willen gaan.”

Blonde vriendinnen

Annemie : “Is je vriendin een blonde ?”

Stijn : “Neen, donkerbruin.”

Annemie : “Moeten niet alle voetballers blonde vriendinnen hebben ? Toen ik op de sportdienst wat inlichtingen over je vroeg, mailden ze me : een schone gast die in die hoedanigheid wellicht valt op blonde vrouwen.”

Stijn : “Neen. En ik ben niet de enige, als ik zo wat rond mij kijk. Ik heb mijn vriendin leren kennen op Ibiza. Ze woonde eerst in Frankfurt, nu in Keulen. We wonen niet samen, zelfs niet na meer dan vijf jaar relatie. Zij doet haar ding : na haar stage wil ze een evenementenbureau opstarten. Ik zou haar nooit kunnen vragen om helemaal in functie van mij te leven. Misschien dat veel sporters dat verlangen van hun partner, maar ik niet. Ik ben heel zelfstandig en voor zaken waar ik geen raad mee weet, laat ik me omringen door professionelen.”

Annemie : “Om duifkes te bakken. Dát is het probleem van Wellens, die duiven. En wat als je volgend jaar naar Italië gaat ?”

Stijn : “Dat is een ander verhaal. Dan beginnen we samen vanaf nul. Eigenlijk heb ik zin in een nieuwe uitdaging. Ik hou, zoals zoveel mensen, van goed weer en van buiten leven. Omdat ik voortdurend mensen wilde zien, was ik vroeger altijd onderweg. En dan frustreerde het me dat ik zo weinig mensen ontmoette op straat.”

Annemie : “Jij moet naar Afrika, Stijn !”

Stijn : (lacht) “Dat lijkt me dan net weer iets té alternatief.”

Sterk en puur

Stijn : “Op 28 januari was het een jaar geleden dat ik bij een dodelijk verkeersongeval betrokken was. Hun vader was overleden, hun moeder lag in coma, maar de kinderen belden me om te zeggen dat het een ongeval was en dat ik het me niet te hard moest aantrekken. Hoeveel zouden zo reageren ?”

Annemie : “Velen zouden je willen doodschieten.”

Stijn : “Een tiental dagen voor de verjaardag had ik contact met de vrouw die in de auto had gezeten. Ik kan je niet beschrijven hoe het voelt als zij je zegt dat het zo moest zijn, dat ze me liever in andere omstandigheden had leren kennen, maar dat het lot er zo over heeft beslist. Dat was zo sterk, zo puur. Het doet je ook beseffen dat alles wat je hebt, in een vingerknip weg kan zijn. Het is fijn als je een doel hebt, maar het mooie is de reis er naartoe. De weg is het geluk.”

Annemie : “Dus toch een beetje leven, hé.”

Stijn : “Maak je maar geen zorgen.”

door Peter T’Kint

‘Het is misschien een typische vrouwen-opmerking, maar alle voetballers zijn ook knappe gasten.’ (Annemie Peeters)

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content