Zaterdag nam de voetbalwereld afscheid van Jo Vanhecke, de directeur van de Voetbalcel van de Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken. ‘Hij kon het nut van veiligheid combineren met begrip voor de passie van de supporter.’

Niet alleen beleidsmakers rond voetbalveiligheid en kaderfiguren uit de voetbalwereld woonden zaterdag de uitvaart bij van Jo Vanhecke; ook veel verantwoordelijken van supportersverenigingen zakten af naar Tielt om een laatste groet te brengen aan de directeur van de Voetbalcel van de FOD Binnenlandse Zaken. “Logisch”, zegt Ludwig Sneyers, CEO van de Pro League, de vereniging van de Belgische profclubs. “Jo gaf het voetbal terug aan de echte fans. Hij kon het niet hebben dat enkelingen het voetbal kapotmaakten.” In 2000, toen Vanhecke aan het hoofd kwam van de Voetbalcel, ging dat vooral nog over hooligans; gaandeweg bond de West-Vlaming in de Belgische stadions ook de strijd aan met thema’s als racisme en homofobie.

Philip Willekens, zijn baas bij de FOD Binnenlandse Zaken, zegt: “Jo kon je iedere komma in de voetbalwet uitleggen. Enerzijds was hij de behoeder van die wet, aan de andere kant zorgde hij er ook voor dat die wet mee evolueerde in de tijd. Voetbal moet een feest zijn voor de hele familie, dat was zijn uitgangspunt. Alles wat inging tegen de veiligheid bestrafte hij met harde hand. Tegelijkertijd was hij een bruggenbouwer, wat hem zelfs op internationaal vlak tot een pionier maakte.” Jo was voorzitter van de vaste commissie rond voetbalveiligheid bij de Raad van Europa en een vaak gevraagd spreker op internationale congressen. In het onlinerouwregister stromen reacties binnen uit onder meer Nederland, Denemarken, Turkije, Polen en Litouwen.

In datzelfde rouwregister schreef Erik Reynaerts, verantwoordelijke van de officiële supportersclub van de Rode Duivels: Jo kon het nut van veiligheid combineren met begrip voor de passie van de supporter. En Dirk Vos, ondervoorzitter van de supportersfederatie van AA Gent, raakte zelfs bevriend met Vanhecke. “Eerst was Jo de man van de stadionverboden”, vertelt Vos. “Hij was de uitvoerder van een beleid waar sommigen al eens tegenaan liepen. Maar toen de Belgische supporters in de eerste klasse zich verenigden in een vzw, greep Jo die kans om ons structureel mee te nemen in alle gesprekken rond veiligheid. Soms moest je met Jo echt in discussie gaan; hij gaf pas toe als je hem echt kon overtuigen. Zo circuleerde eens het idee om de verkoop van alcohol op supportersbussen te verbieden. Toen moesten we met goede argumenten afkomen vooraleer hij akkoord ging om dat niet in te voeren. Uiteindelijk stond Jo voor een beleid waarin de vroeger repressief aanvoelende aanpak de plaats ruimde voor een proactieve, moderne aanpak met inspraak, dialoog en preventie.”

Sneyers zegt: “Ik wist bijvoorbeeld dat ik een telefoontje mocht verwachten als een ploeg enkele keren op rij verloor. Dan probeerde Jo ervoor te zorgen dat die club een keer zou samenzitten met zijn fans, om die weer achter het team te krijgen. Als je kijkt naar de politie-inzet bij wedstrijden in de eerste klasse en de financiële middelen die daarmee gepaard gaan, merk je dat die tijdens het beleid van Jo meer dan gehalveerd zijn.” Dat blijkt inderdaad uit cijfers van de FOD Binnenlandse Zaken. Tijdens het seizoen 2000/01 zette de politie nog 50.511 manschappen in bij matchen op het hoogste niveau; vorig seizoen waren dat er maar 19.135 meer.

DOOR KRISTOF DE RYCK

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content