Met veel lyriek en bombarie is de afgelopen dagen geprobeerd de kwaliteiten van de donderdag overleden Johan Cruijff te omschrijven, maar de genialiteit van de Amsterdammer is eigenlijk amper in woorden te vatten. Toen Cruijff op zijn zeventiende in de eerste ploeg van Ajax debuteerde, werd zijn naam nog met een K geschreven en zag niemand in deze frêle aanvaller een avant-gardist van het moderne voetbal. Cruijff groeide in de roerige jaren zestig uit tot een kunstenaar op het veld, tot een rebelse nieuwlichter, een schakel tussen een oude en nieuwe manier van voetballen. In een poging om hem met een componist te vergelijken noemde Cruijffs biograaf, de virtuoze Nederlandse journalist en columnist Nico Scheepmaker, hem ‘Johan SebastianCruijff’ en verwees daarbij naar Johann SebastianBach,die in de muziek voor twee totaal verschillende stijlen zorgde. Net zoals Bach belangrijk is geweest voor de evolutie van de toonkunst, zo zal Cruijff dat zijn voor de evolutie van de voetbalkunst, schreef Scheepmaker al in 1972.

Het waren poëtische maar vooral profetische woorden. Cruijff ontwierp bij Ajax een soort totaalvoetbal, waarbij de tegenpartij al op de eigen speelhelft werd opgesloten en opgejaagd. Hij bedacht voor zichzelf een positie, een centrumspits die regisserend en dirigerend naar het middenveld terugzakte, en besprak samen met linksbuiten Piet Keizer zeer gedetailleerd de tactiek. Rinus Michels bouwde zijn status als trainer op de ideeën van Cruijff en liet uitschijnen dat hij de bezieler was van de triomfen die Ajax toen vierde, terwijl hij alleen maar uitvoerde wat Cruijff hem aangaf.

Rond Johan Cruijff leek altijd een aureool van onkreukbaarheid te hangen, maar te midden van alle lofzangen is het een bizarre vaststelling dat niet iedereen in Nederland hem het succes gunde. Rinus Michels bijvoorbeeld ontwikkelde een haat tegenover Cruijff en weigerde goed te keuren dat hij een trainersdiploma zou krijgen zonder de cursus te volgen. Cruijff vertikte het om naar docenten te luisteren, hij vond dat die beter bij hem in de leer konden gaan.

Dat onwrikbare geloof in zichzelf was de rode draad doorheen de carrière van Johan Cruijff. Als voetballer, als trainer en later ook als analist, waarbij hij soms ongrijpbaar en onnavolgbaar over voetbal sprak, met zijn bekende aforismen, zonder dat iemand hem durfde te onderbreken. Hij kwam betweterig over, hij gaf de indruk niet alleen de waarheid te kennen maar de waarheid te zijn, maar doorgaans werd dat niet echt geassocieerd met arrogantie. Het is een vreemd dualisme dat Cruijff ondanks die eigenwijsheid zelden met zijn prestaties op het veld koketteerde. Hij bleef een keurig opgevoede jongen uit een middenstandsmilieu, met ouderwetse principes. Als zijn kinderen op vakantie wilden, dan moesten ze daarvoor gaan werken. Zelden in zijn carrière ook heeft Cruijff iemand publiekelijk aangevallen.

Voetbal moest voor Johan Cruijff een heerlijk aanvalsspel zijn. In zijn ideaalbeeld kon je iedere speler op eender welke positie neerplanten. Hij durfde een aanvaller al eens rechtsachter te zetten en omgekeerd. Op een gegeven moment werd hij in zijn aanvallende denkbeelden steeds extremer en roekelozer. Als trainer van Barcelona overwoog Cruijff eens een competitiewedstrijd zonder doelman te spelen, hij wilde de laatste man een keeperstrui laten aantrekken en die gewoon laten meevoetballen. Met de hulp van een paar intimi slaagde zijn toenmalige assistent Tonny Bruins Slot erin dat uit zijn hoofd te praten. Het moet de enige keer geweest zijn dat Cruijff op een idee terugkwam.

Nadat bij hem longkanker werd vastgesteld, trok Johan Cruijff zich terug in stilte. Eigenlijk had hij geen behoefte aan aandacht. Toen hij zestig werd, verschenen over hem zeven boeken. Vrienden weten dat hij er niet één heeft gelezen, maar dat hij in sommige van die werken weleens bladerde. De festiviteiten rond die verjaardag vond hij een gruwel, al die poespas hoefde voor hem niet. Maar wijsheden verkondigen, daar kreeg hij niet genoeg van.

Zo zal hij ook herinnerd worden: als iemand die de voetbalgeschiedenis mee heeft geschreven, die het voetbal veranderde. Of beter: als iemand die de schoonheid van het spel verpersoonlijkte.

DOOR JACQUES SYS

Als trainer van Barcelona wilde Johan Cruijff eens zonder doelman spelen.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content