Talent drijft sneller boven dan vroeger.

Wat goed is, komt niet alleen snel maar ook almaar rapper en in grotere getale. Van de negen renners die zondag bij het afsluiten van het klassiekerseizoen dit jaar al minstens tien internationale wedstrijden van eerste categorie of hoger hadden gewonnen, zijn er vier jonger dan 25. De benjamin, Peter Sagan (22), is de succesvolste met zestien stuks. In zijn zog volgen Marcel Kittel (24 en 13 zeges), John Degenkolb (23 en 12 zeges) en Andrea Guardini (23 en 10 zeges).

Als je bij gelijke stand voordeel geeft aan de jongste, tel je dit jaar zelfs vijf renners van onder de 25 in de top tien van de zegestand. Luke Durbridge (21) en Nacer Bouhanni (22), beiden goed voor zeven overwinningen, delen met vijf plus-25’ers de tiende plaats.

Het grote aantal jonge profs aan het hoogste firmament staat in schril contrast met de statistieken uit het recente verleden. Van 2000 tot 2010 moest je de rijzende sterren met een vergrootglas zoeken bovenaan in de winnaarslijstjes. In 2006 en ’10 stond geen enkele renner van min 25 in de top tien. In 2000, ’01, ’03 en ’05 slechts één. In 2002, ’07, ’08 en ’09 waren er twee, in 2004 drie.

Bovendien steekt er tussen de overwinningen van de aanstormende kometen dit jaar heel wat kwaliteit. Als winnaar van de Vattenfall Cyclassics in Hamburg kroonde de Fransman Arnaud Démare (21) zich in augustus tot jongste winnaar van een klassieker sinds de eerste overwinning van Eddy Merckx in Milaan-Sanremo, geleden van 1966. In de Tour was Sagan de jongste renner sinds Eric Vanderaerden in 1984 die drie ritzeges in één editie behaalde. Degenkolbs vijf spurtoverwinningen in de recente Vuelta liggen nog vers in het geheugen.

Dat jeugdig talent sneller doorbreekt dan vroeger, wordt door de wielerwereld graag verkocht als het resultaat van een almaar doeltreffender dopingbestrijding. Veelwinnaars worden niet meer eensklaps uit het niets geboren en ook zonder het grote geld voor medische spitstechnologie kan je tegenwoordig topkoersen winnen. De geschiedenis van de sport leert echter dat dit soort verklaringen voorbehoud verdient.

Meer consensus bestaat erover dat de nieuwe generatie de vrucht is van de recente ontwikkelingen in de continentale kalenders en ploegen. Van bij haar ontstaan in 2005 fungeert deze derde klasse als kweekvijver voor de WorldTourteams. De stap naar het profbestaan verloopt minder bruusk dan voorheen. Bij de beloften gebeurt talentdetectie zorgvuldiger, groeit het aantal geschoolde trainers, rijden jonge renners een internationaler programma en krijgen ze concurrentie uit steeds meer hoeken van de wereld. Tot 2005 deed de wereldkampioen bij de beloften er gemiddeld ruim 1100 dagen over om zijn eerste profzege te behalen. De wereldkampioenen nadien schoten gemiddeld al na 138 dagen raak in hun eerste profjaar.

door benedict vanclooster

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content