Landskampioen Noliko Maaseik speelt vanavond zijn 100ste Europese wedstrijd. Kapitein Vital Heynen, managers René Corstjens en Theo Goyens en coach Anders Kristiansson blikken terug op het Europese verleden van de club.

Op 1 november 1986 kon coach Jos Klaps in Leipzig een beroep doen op Eddy Evens, Benno Beenders, Wim Segers, Darius Kurek, Roger Schoonbroodt, Johan Praets, Jo Tielens, Peter Corstjens en Vital Heynen. Ruim zestien jaar en 99 Europese wedstrijden later behoort Vital Heynen nog altijd tot de keurgroep van Noliko Maaseik. Weinigen zijn dan ook zo goed geplaatst om terug te blikken op het Europese verleden van de Limburgse volleybaltrots. Eveneens onlosmakelijk verbonden met het succes van Maaseik zijn manager René Corstjens, teammanager Theo Goyens en coach Anders Kristiansson.

Samen met de afgeladen volle tribunes vieren zij vanavond in de Expodroom in Bree de jubileumwedstrijd van Noliko tegen het Poolse Kedzierzyn. Maar of er na de match zwaar gefeest wordt ? Maaseik verloor de heenwedstrijd van de kwartfinale van de Champions League met zware 3-0-cijfers en zal zijn allerbeste volleybal moeten bovenhalen, wil het zich voor de vijfde keer in de clubgeschiedenis plaatsen voor een Final Four.

René Corstjens en de burgemeester van Belgorod

“Een van de mooiste herinneringen bewaar ik aan onze eerste Final Four in Wenen. Totaal verrassend wonnen we daar in de halve finale van Treviso. Twee jaar later zorgden we voor een andere sportieve exploot in Europees verband. Op de finaleronde in Almería kwamen we tegen Belgorod, toen synoniem van de Russische nationale ploeg, 2-0 achter, maar toch wonnen we nog met 3-2. Maar we maakten ook minder fijne zaken mee. Sportief kwam de pandoering in Czestochowa tijdens het seizoen 1995/96 heel zwaar aan. We kregen er een koude 3-0 en zaten op geen enkel moment in de wedstrijd.

“Onze reis naar Belgorod in januari 1998 vormde op organisatorisch vlak het dieptepunt. De vlucht tot in Kiev verliep vlekkeloos, maar daar stond een verschrikkelijk oud toestel te wachten om ons tot in Belgorod te brengen. Nadat we eerst onze bagage eigenhandig in het kofferruim moesten proppen, mochten we vervolgens nog eens een uur wachten in het vliegtuig om dan te horen dat we geen landingsrechten kregen in Belgorod omdat het daar – zogezegd – heel slecht weer was. In het meest gore hotel van Kiev vonden we nog slaapplaats. ’s Anderdaags moesten we heel vroeg opstaan om pas drie uur voor de wedstrijd ter plaatse aan te komen. Daar bleek er van slechte weersomstandigheden geen sprake. Maar ja, de voorzitter van de club was ook burgemeester van de stad en hoofd van de militaire luchthaven waar we landden. Dan weet je het wel, hé.

“We zijn heel blij met het concept dat de CEV de laatste drie jaar hanteert met de Champions League. Daardoor krijgen wij veel meer media en benadert iedereen het event ook veel professioneler. De normen en organisatievoorwaarden verstrengen, was ook de enige manier om het niveau van de competitie te verhogen. In tegenstelling tot vroeger kunnen we het geheel nu ook commercialiseren.”

Vital Heynen en het IJzeren Gordijn

“De allereerste Europese opdracht is me altijd heel sterk bijgebleven. Omdat het de eerste keer was, maar vooral omdat we achter het IJzeren Gordijn moesten spelen. Dat heeft toch wel een diepe indruk op mij gemaakt. We kwamen terecht in een land zonder reclame – iets wat je je als Westerling nauwelijks kunt voorstellen – in een grijs land. Van de wedstrijd zelf herinner ik me nog nauwelijks wat, maar van die indrukken des te meer. Heel speciaal. Het béste gevoel houd ook ik over aan de wedstrijd in Wenen tegen Treviso. Die vormde voor Maaseik de doorbraak van de Belgische naar de Europese top. Na de wedstrijd gingen we met de spelersgroep de supporters groeten. We zagen allemaal mensen tot tranen toe bewogen.

“Met Jan-Willem Roex heb ik het nog vaak over onze trip naar Nizhnevartovsk in 1995. Een ongelooflijke reis. Iedereen dacht : de grenzen zijn open, het zal nog wel meevallen. Maar Siberië was wel degelijk Siberië zoals je je het zou kunnen voorstellen, qua levensomstandigheden werkelijk erbarmelijk. Bovendien hebben we als team nooit dieper gezeten dan die dag. We werden met 3-0 van het veld gespeeld. We waren er toen allemaal van overtuigd dat we met die groep niets zouden kunnen halen. Datzelfde jaar werden we nog kampioen. Hoe het dus kan keren, hé.

“In 1991 kwamen we voor het eerst uit tegen een Italiaanse ploeg. Treviso maakte ons uit en thuis belachelijk. We toonden veel te veel respect voor de tegenstander. De kloof met Italië bestaat nog, maar ze is overbrugbaar geworden, mede dankzij de Champions League. Eens je zover geraakt, speel je minstens zes wedstrijden op topniveau. Wat mij betreft mogen ze die formule gerust nog wat aanpassen naar een soort Europese competitie. Het zou ons spelpeil alleen maar ten goede komen.”

Theo Goyens en de sfeermaker

“Tja, zevenennegentig op honderd, we zijn er al lang bij, hé. Het zegt ook iets over mijn leeftijd ( lacht). De mooiste momenten op sportief gebied zijn natuurlijk de Final Fours die je kan spelen, waarmee je Maaseik dankzij het volleybal op de landkaart zet. We kunnen nu ook al een aantal jaar op trainingsstage in Treviso, we worden met andere woorden gerespecteerd in de volleybalwereld. Daar spelen die Europese wedstrijden door de jaren heen een grote rol in. Dat je zo vaak in Europa aan de slag was, betekent vooral dat je al zo lang in België aan de top meedraait. Daar mogen we als club fier op zijn. Het is een cliché, maar het klopt wel : de top bereiken, is moeilijk, er blijven nog veel moeilijker.

“In dat ruim anderhalf decennium Europees volleybal zagen we heel wat spelers de revue passeren. Vital Heynen vormt de rode draad door de jaren heen, maar welke spelers ik verder nog op een schavotje wil plaatsen ? Allemaal hebben ze hun steentje bijgedragen. Mensen als Darius Kurek en Roger Schoonbroodt kleurden de beginperiode – Kurek als spelbepalende figuur op het terrein, Schoonbroodt dan weer meer als sfeermaker. Het rijtje toppers die ons naar internationale successen loodsten, is aanzienlijk. Denk maar aan Urnaut, Barnett, Wijsmans, Schuil, Lébl,… En wie weet waar de top van déze groep ligt, het vormt een mooie uitdaging. De ploeg verraste dit jaar iedereen, niet in het minst de mensen binnen onze eigen club.”

Anders Kristiansson en de teletijdmachine

To be able to play the next game, dat is het mooiste. Ik heb niet de neiging om lang stil te staan bij een succes. De volgende wedstrijd, daar gaat het om. Uiteraard spreken bepaalde resultaten meer aan dan andere. Italiaanse ploegen verslaan, geeft altijd voldoening. Dan denk ook ik aan Treviso in Wenen, maar evenzeer aan Montichiari in de strijd om het brons in de CEV Cup twee seizoenen geleden en de uitoverwinning bij Macerata in de kwartfinales van de vorige Champions League. De twee zeges tegen Poitiers, waardoor we de Final Four in Sansepolcro bereikten, spreken ook tot de verbeelding. In beide wedstrijden moesten we het zonder de geblesseerde Richard Schuil stellen, in de terugwedstrijd misten we ook Martin Lébl. Dat gaf ons een extra voldoening en die overwinningen nog meer glans.

“Positief vind ik ook dat het een tijd geleden is dat we nog zwaar onder onze mogelijkheden volleybalden in een Europese confrontatie. De laatste keer moet in het seizoen 1997/98 geweest zijn, toen we een magere campagne afwerkten. Vooral de 0-3-nederlaag thuis tegen Parijs kwam er na een zwakke wedstrijd van onze kant.

“Teams vergelijken over verschillende periodes is moeilijk. Het volleybal evolueerde naar nog meer snelheid, naar nog meer kracht en explosiviteit. Dat wil niet zeggen dat techniek niet belangrijk meer is. Good technics are providing you power. Kracht vereist met andere woorden een goede techniek. Maar het volleybal is zó veranderd als gevolg van het rallypointsysteem. Om een vergelijking te maken met atletiek, en het een beetje dramatisch voor te stellen, kan je zeggen dat we vroeger de marathon liepen, terwijl we nu een sprintje trekken. We are still running, but it’s a big difference to run in this way.

“Dat neemt niet weg dat het team van 1997 met onder meer Schuil, Roex, Reijmen en Urnaut een compleet geheel vormde dat ook nu nog zou meekunnen. Hetzelfde geldt voor de ploeg van Almería met Wijsmans, Barnett en consorten en die van Sansepolcro met Schuil, Lébl en Moltó. De namen die we vorig jaar opstelden, hebben op dit moment niet dezelfde weerklank, maar misschien speelt Soto over vijf jaar wel bij een topclub in de Italiaanse A1. Ik bedoel maar : als we terugkijken, betrekken we er ook de palmares bij die de spelers bij elkaar volleybalden nádat ze bij Maaseik vertrokken. Wie weet beschouwen we de huidige ploeg with a time view on it als het beste Maaseik ooit.”

door Roel Van den broeck

‘Vroeger liepen we bij wijze van spreken de marathon, nu trekken we een sprintje.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content