19 mei 1980 – Brugge – Roeier

“Normaal roei ik 150 tot 200 kilometer per week, zo’n 20 à 25 uur, op het kanaal Brugge-Oostende. In de winter bouw je uithouding op en dat gebeurt vooral in de skiff. Veel saaie trainingen alleen op het water, dus. Maar als er weinig wind en golven zijn en je ’s morgens alleen in de stilte roeit, is het wel zalig. Vroeger dacht ik tijdens die lange trainingen aan allerlei soorten dingen, maar nu probeer ik me enkel te concentreren op de volgende slag van de boot. Iedere slag moet zo bewust en perfect mogelijk uitgevoerd worden. Die focus, dat moest nog verbeterd worden van de coach, dus werk ik daar nu aan.

“Zolang er geen ijs ligt, ga je op het water, al vriest het min tien. Vooral de eerste twintig minuten zijn erg pijnlijk voor je handen : eerst bevriezen ze, vervolgens worden ze weer wakker omdat je riemen warm worden, dan volgt het getintel en tot slot normaliseert de toestand ( lacht). De uren die je moet afleggen zijn eigenlijk disproportioneel in vergelijking met de wedstrijden. Per jaar roei je vier- tot vijfduizend kilometer, terwijl een wedstrijd tweeduizend meter bedraagt, zo’n zes en een halve minuut. Toch heb je al die kilometers nodig om daar maximaal te kunnen gaan.

“Sinds 2001 roei ik samen met Wouter Van der Fraenen bij de senioren. Zelf roei ik liever in ploeg dan individueel, waarschijnlijk omdat ik me makkelijk aanpas aan eender welke positie in de boot. Wanneer een ploeg goed in elkaar zit, voel je dat meteen. Dan is er veel druk in de boot : hij glijdt goed door het water. Watergevoel, ja, dat kennen wij ook als roeiers. Als het goed gaat, ligt je boot bovenop het water en hoor je het water er ssssh, sssssh onder de boot door schieten, geweldig gevoel.

“In het begin moesten Wouter en ik zoeken naar elkaar, onze slag op elkaar afstemmen. Het blad moet op identiek hetzelfde moment en op identiek dezelfde wijze het water ingaan en uitkomen. In het begin dat je samen roeit, moet je nog veel kijken naar elkaar, maar nu voel je dat gewoon. Je volgt elkaar automatisch. Wouter en ik zijn qua techniek zo naar elkaar toe gegroeid dat we ook in de skiff dezelfde stijl hebben.

“Je moet niet per definitie de beste vrienden zijn om dit samen te doen. Wouter en ik zijn twee verschillende persoonlijkheden en als je zo drie jaar op rij met elkaar in dezelfde boot zit, leidt dat wel eens tot wrijvingen. We weten intussen van elkaar wel waar de grenzen liggen. Toch vormen Wouter en ik een goede combinatie. Hij is krachtiger dan ik, sterker. Ik ben degene die meer snelheid heeft, ik kan makkelijker een hoog tempo draaien. Ik zit achter Wouter in de boot, dus hij bepaalt het tempo. Door mijn snelheid kan ik altijd volgen.

“Als je met twee roeit, spreek je meestal niet tijdens de wedstrijd. Je spreekt vooraf wel af hoe je de wedstrijd zal indelen of wat je zal roepen als er versneld moet worden of als er een concurrent komt opzetten. Misverstanden komen voor, ja. Vorig jaar in Luzern, waar we bij de eerste vier moesten eindigen om ons te plaatsen voor Athene, lagen we op vijftig meter van het einde tweede. Alles onder controle, ik was supergeconcentreerd en ineens stopt Wouter met roeien. Paniek ! Ik wist totaal niet wat er gebeurde, maar gelukkig zag ik snel dat de Russen, die vijfde lagen, stopten omdat ze niet meer bij de eerste vier konden komen. Dat betekende dat wij sowieso naar de Spelen mochten.

“Vorig jaar was een topjaar voor ons : twee keer een A-finale gehaald op een wereldbeker, twee keer zesde geworden, wat voordien nog niet gelukt was. Hadden ze in december tegen ons gezegd : ‘Jullie gaan naar de Spelen’, dan zouden we dat niet geloofd hebben. Na de wereldbekers stonden we zevende op de wereldranglijst, maar als je dan op de Spelen pas als vijftiende eindigt, is dat wel een enorme ontgoocheling.

“Na de herkansing om door te stoten naar de halve finale ben ik een beetje ingestort. Overgeven, wenen. De pers stond buiten te wachten, maar ik kon het echt niet opbrengen om een interview te geven en ben twee uur in het roeicomplex gebleven, terwijl Wouter de journalisten te woord te stond. Je bent dan wel met twee, maar als atleet verwerk je zo’n teleurstelling als op de Spelen toch voornamelijk alleen.”

door Loes Geuens

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content