Verdediger Olivier De Cock is kampioen met Club, spits Kristof Arijs met Cercle. Ooit voetbalden ze sámen in Brugge. Een reünie op de kermis, in afwachting van de clash.

Anderlecht

Kristof Arijs : Jij hebt altijd al bij de Club gespeeld zeker ?

Olivier De Cock : Ja. En vanwaar kwam jij weer ?

Arijs : Van SK Aalst, eerste provinciale. Ik woonde in Erpe-Mere. Mijn vader is Frank Arijs die ooit vier jaar beroepsrenner was. Hij heeft er nog altijd een groothandel in fietsen. Ik weet nog goed dat ik er niet van gediend was dat ik naar Club Brugge moest komen, omdat ik toen een fervent supporter van Anderlecht was (lacht).

De Cock : Toén (lacht) ? !

Arijs : Dat is snel omgeslagen. Ik moest komen testen en het was in orde. Tien jaar was ik, vijfde leerjaar. Ik ben onmiddellijk op internaat gekomen.

De Cock : Zijn carrière was al direct naar de vaantjes (lacht).

Arijs : Van het vijfde leerjaar tot het zesde middelbaar heb ik in Brugge op het Sint-Lodewijkscollege gezeten. Een strenge, maar goeie school. Ik zou het zeker opnieuw doen. Het heeft mij discipline en zelfstandigheid bijgebracht. Je kon er wel een béétje het kieken uithangen, maar toch niet te veel. Al kennen ze mij daar toch nog altijd zeer goed, denk ik (schieten beiden in een lachbui).

De Cock : Van de voetballer Arijs herinner ik mij vooral zijn enorme startsnelheid. En hij kon een goal maken.

Arijs : Heb jij vroeger niet ook nog in de spits gespeeld ?

De Cock : Ja. Tot Arijs toekwam, dan moest ik achteruit (lacht).

Arijs : Olivier herinner ik mij vooral als een polyvalente speler. Hij heeft vooraan gespeeld, rechtsmidden, rechtsback, bij de beloften op de 4, centraal achterin dus, maar ook op de 6, als verdedigende middenvelder.

De Cock : Bij de Uefa’s zelfs een jaar achter de spitsen.

Arijs : We hebben in de jeugd ook alletwee moeilijke momenten meegemaakt, maar achteraf bekeken denk ik dat het een voordeel is. Je raakt minder snel ontgoocheld, je laat je niet meer in een hoek drummen, je leert terugknokken.

De Cock : Het is wel goed dat je dat eens meemaakt, denk ik, ja.

Kampioen

Arijs : Hoeveel seizoenen speel jij ondertussen eigenlijk al in de Club ?

De Cock : Twintig, waarvan zeven jaar A-kern.

Arijs : Ik heb er tien jaar gespeeld, waarvan ik dat laatste bij de beloften mij nog het best herinner.

De Cock : Onder Alex Querter. Heel plezant.

Arijs : In mijn eerste match met de reserven op RWDM scoor ik direct drie goals. Weet je dat nog ?

De Cock: Neen.

Arijs : Schitterend. Gert Peelman was ziek en Querter ging mij rechtsmidden zetten. Ik zeg tegen hem : jamaar, ik ben wel een aanvaller, hé. Haja, zegt hij, ’t is goed, we zullen je dan in de spits zetten. 0-3 bij de rust. Ik had drie keer gescoord.

De Cock : We hadden een toffe bende toen. Pardo, Peelman, Bjorn De Coninck

Arijs : Ricky Begeyn.

De Cock : Een enorm toffe bende. We zijn toen kampioen van de Europese beloftecompetitie geworden. In een reeks met Dortmund, Leverkusen…

Arijs : PSV, Bochum…

De Cock : Anderlecht en Standard.

Arijs : Roda ?

De Cock : Ja. De finale was tegen Dortmund. 2-2 en winst met de strafschoppen. Ik herinner mij vooral ook nog dat feestje na die match (lacht).

Arijs : Eéntje om in te kaderen. Prachtige avond (lacht).

De Cock : Heel Brugge is toen onveilig gemaakt (lacht).

Arijs : Als je Europees kampioen bent, dan… ja… op dat moment kan je heel de wereld aan, hé. Met een stuk of acht, negen waren we overgebleven tot vijf, zes uur ’s ochtends.

De Cock : We zijn geëindigd bij iemand van de ploeg wiens ouders niet thuis waren en daar is het compleet uit de hand gelopen (lacht).

Arijs : Daar is heel dat kot ondersteboven gehaald (lacht).

De Cock : Té gortig. Licht jij een tipje van de sluier (schiet in een lach).

Arijs : Wel, euh… de videorecorder in de diepvries steken en zo van die dingen (ze bescheuren het van het lachen).

De Cock : We zijn toen ongeveer rechtstreeks naar training geweest. Ongelooflijk.

Arijs : En ’s namiddags moest ik mijn rijexamen gaan afleggen (lacht).

De Cock : Die avond staat voor eeuwig in mijn geheugen gegrift. Het was mijn laatste jaar bij de beloften. Een goeie afsluiter van de jeugdjaren. Op naar de volwassenheid (lacht) !

Arijs : We hebben ook eens de finale gespeeld van de interprovinciale juniorencompetitie, op het terrein van RC Heirnis Gent.

De Cock : Juist, ja, tegen Anderlecht. Je had dat beter niet gezegd.

Arijs : Dat mag toch ? Wat is dat nu !

De Cock : 7-0 voor Anderlecht (lacht). Ze hadden spelers van de eerste ploeg opgesteld.

Arijs : Jbari. Wij hadden zijn salto al wel een paar keer gezien alvorens hij echt bekend was (lacht).

De Cock : Ik herinner mij ook nog eens een 6-1 op Ajax. We kwamen nochtans voor, via Franky Van der Elst, die meedeed om matchritme op te doen. Een schot in de rebound, van redelijk ver. 0-1, de Fox. En lol dat we toen hadden. Maar Kluivert, Seedorf, al die gasten deden mee. 16, 17 jaar waren ze toen. We zijn daar door die mannen volledig, maar dan ook compléét weggetikt.

Arijs : In Frankrijk hebben we eens een toernooi gespeeld waarin Djorkaeff en zo meededen.

De Cock : In Marseille. We hebben er zelfs de finale gespeeld.

Arijs : Was dat met Rickey Begeyn en die whisky ?

De Cock : Ja (lacht).

Arijs : Ook weer zo’n memorabele avond.

De Cock : We zaten daar in een klein onnozel hotelleke en in die hele buurt was daar niks te beleven. We gingen dus inkopen doen in de supermarkt, zo wat flessen, hé.

Arijs : Iederéén had genoeg op, maar de ene kan er beter tegen dan de andere. Ricky was daarin niet zo onderlegd en daarom kwam het er op een bepaald moment weer allemaal uit. In bad, weet je dat nog ?

De Cock : O ja, juist (lacht).

Arijs : Ricky heeft daar dus heel dat bad ondergekotst (lacht).

De Cock : Dat was in de periode dat ik begon uit te gaan.

Arijs : Ollie was vroeger een braaf jongetje, weet je (lacht). Vroeger.

De Cock : Ik was 18 toen.

Arijs : Ik heb van het vijfde leerjaar tot het vijfde middelbaar op internaat gezeten. In het zesde middelbaar zat ik op kot û en daarna nog drie jaar toen ik regentaat LO in Torhout deed. Schitterend. Opeens heb je té veel vrijheid en je maakt er misbruik van. Dat is logisch. Het probleem was dat je met oudere studenten op kot zat. Zo trok ik altijd op met Joachin De Nolf, de zoon van Jacques De Nolf. Terwijl hij ’s ochtends kon blijven liggen, moest ik op school zijn, hé, ook als we om drie, vier, soms om vijf uur waren thuisgekomen.

De Cock : Bij mij is het begonnen toen ik in Kortrijk op kot zat.

Arijs : Je moet dat gewoon meemaken zo’n periode.

De Cock: Alleen jammer dat er zo weinig te doen was in Kortrijk. Ik beklaag het me nog altijd dat ik niet naar Gent ben geweest, met wat ik nu weet.

Arijs : Maar dan was je waarschijnlijk nooit profvoetballer geworden, Ollie ( lacht).

De Cock : Veel mensen zeggen dat ik tot 18 jaar enorm braaf was, zelfs verlegen, maar toen is dat omgeslagen. Ik heb toen leren opkomen voor mezelf, zelfstandig worden, wat daarvoor totaal niet het geval was. In het derde jaar – een bisjaar – ben ik gestopt met mijn studies rechten, omdat ik tot het inzicht was gekomen dat je niet alles kunt combineren. Ik had toen leren inzien dat er nog andere dingen zijn dan alleen maar studeren en voetballen, ik had een enorme behoefte aan een sociaal leven, aan genieten van het leven, aan ontspanning. Niet uitgaan om uit te gaan, maar eens gaan snookeren, eens gewoon op kot zitten lachen met vrienden ook.

Kampioen (2)

De Cock : Kampioen spelen is het schoonste wat er is.

Arijs : Prachtig, hé, zo het jaar kunnen afsluiten.

De Cock: Het is voor Brugge ook mooi dat het zo samenvalt. Eigenlijk heb ik altijd wel sympathie gehad voor Cercle. Die derby’s vroeger bij de jeugd waren altijd speciaal. Je verzamelt op de Club en gaat dan gewoon achter het karreke met het materiaal te voet naar de Cercle. In plaats van de bus te nemen.

Arijs : Volgend seizoen zal het mijn eerste grote derby zijn.

De Cock : Ik heb er al één gespeeld. Gescoord zelfs. Zes jaar geleden, toen Cercle zakte. Het was thuis. Op verplaatsing speelde ik er nog geen. Je blijft dan wel in dezelfde kleedkamer, maar toch is alles anders. De reclamepanelen, de omroepers, de vlaggen. De supporters. Hoeveel tickets zullen ze geven aan de Club ?

Arijs : Onbeperkt, want daar kunnen ze toch alleen maar financieel wel bij varen ? !

De Cock: Ja, maar dan speelt de Club wel weer een thuismatch.

Arijs : Dat is ook waar. Het is ook een risicomatch, hé. Ik hoor dat de burgemeester voorstelt om te spelen om 13 uur.

De Cock : Dat is wel vroeg, hé.

Arijs : Ik hoop dat we ons op enthousiasme zullen kunnen redden. Alleszins moet er in elke linie versterking komen, want met deze ploeg zullen we het zeker niet redden. Met Tipuric hebben we een trainer die heel goed de druk kan weghouden, in die zin dat hij zijn eigen rust op de ploeg weet over te brengen en dat hij zelden of nooit over de tegenstander praat. Elke week gaat hij van de sterkte van zijn eigen elftal uit, de rest is bijzaak. Maar volgend seizoen in eerste zal dat, denk ik, toch wel iets anders zijn. Anderzijds denk ik dat een aantal spelers meer ruimte zal krijgen van de tegenstander.

De Cock : Ik vind het echt heel tof dat Cercle terug is. Club heeft maar één rivaal, hé, en dat is Anderlecht. Cercle is dat toch minder. Die van de Club zeggen : van zes punten zijn we al zeker, hé (lacht). Hoewel je natuurlijk niet zómaar van Cercle wint, want voor hen is dat de match van het jaar, hé. De clash.

Arijs : De titelviering was echt héél intens. Enorm, die ontlading na zes jaar verlangen en vijf ontgoochelingen. Ik heb heel wat mensen zien bleiten. Die titel was echt van hen, zíj gaan terug naar eerste klasse. Fantastisch, die druk die van ieders schouders viel. Er is enorm veel bier getapt. Het kon niet op. Eén grote familie. Gezellig, warm, enorm fanatiek.

De Cock : Het is wel waar dat een Cerclesupporter enorm fanatiek is. Een Clubsupporter kan sympathie hebben voor Cercle, maar een Cerclesupporter niet voor Club.

Arijs : Ik ga deels akkoord. Van de eerste tot de laatste Cerclesupporter is anti-Club, maar je hebt ook Clubsupporters die anti-Cercle zijn.

De Cock : Juist.

Ook bij ons deed het deugd, hoor, na vijf jaar zonder titel. Zeker onder de spelers is daar enorm van genoten. We zijn naar binnen gegaan en hebben in de kleedkamer zeker een uur aan stuk zitten zingen en dansen en slaan op de kasten en wat-weet-ik-allemaal. We hebben iedereen in het bad gegooid, ook de trainers, de materiaalmeester, de kinesisten. Iederéén, alleen René Verheyen hebben we er niet ingekregen. Hij had al zijn kostuum aan en begon precies wat kwaad te worden.

Dat was echt genieten onder elkaar. Een enig moment. Zo van : hier staan we, voilà. Eén groep. Dat is ook de sterkte van Club geweest dit seizoen. Alleen jammer dat ik op geen enkele kampioensfoto sta, niet op degene die in het gras is genomen, noch op die op het podium. Allemaal de schuld van die stomme journalisten (lacht) ! Terwijl de foto’s werden genomen, was ik een interview aan het geven. In ’t Frans dan nog (lacht). Vertel dat maar eens voort aan je kleinkinderen later, als je niet op de foto staat (lacht).

Arijs : Ik vind het schitterend dat ik volgend seizoen de kans krijg om tegen de Club spelen. Ik heb er tien jaar jeugdopleiding gehad en ik zou het zeker opnieuw doen, maar het probleem is nog altijd dat heel wat spelers vroeger de boot zouden moeten verlaten. Zie Jimmy Dewulf, Hans Cornelis, Kevin Roelandts

De Cock : Bij de reserven zit je te verkommeren, dat is een feit. Club had al lang een soort satellietclub moeten hebben, maar ja… Cercle zal het niet zijn zeker ?

Arijs : Nooit.

De Cock : Zeker niet nu ze weer in eerste zitten.

Arijs : Feit is gewoon dat je bij de reserven van de Club achteruitgaat in plaats van vooruit. Ik vind : ofwel geef je ze een kans, ofwel laat je ze vertrekken. Ze behoren tot de A-kern, chapeau, maar dan ? !

De Cock : Op een bepaald moment was ik 23, 24 jaar en kapitein van de reserven. Wat ben je dáármee ? ! Niets. Jimmy Dewulf, bijvoorbeeld, is in vier of vijf jaar één keer ingevallen. Wat heb je er dan aan dat je in de A-kern zit ?

Arijs : Dan zet je beter een stap terug.

Anderlecht (2)

Arijs : Na twee jaar beloften ben ik in overleg met mijn vader naar derdeklasser Wetteren vertrokken. Moeilijk, zeer moeilijk. Omdat ik studeerde en stages had, maar ook omdat je opeens tussen mannen van dertig en meer komt die het klappen van de zweep kennen, hé. Je speelt er voor de centen en je ervaart dat er meer is dan een balletje stampen en op techniek spelen. Het is er vechten voor elke bal.

Gelukkig heeft Dirk Geeraerd mij dan opgevist voor vierdeklasser Aalter, ben ik met hem meegegaan naar Torhout in derde en naar Deinze in tweede. Een schit-te-ren-de trainer. Door hem en ook omdat ik mij met mijn vriendin ben gaan settelen, heeft mijn leven een nieuwe wending genomen. Dirk Geeraerd is het ook die mij tactisch heeft geschoold, want in de jeugd van de Club krijg je te weinig tactiek, vind ik.

De Cock : Het is op het veld komen, elk zijn positie en spelen, hé.

Arijs : Omdat je technisch beter bent dan de rest en je zo 25 van de 30 wedstrijden wint. Maar over looplijnen, kantelen, manier van afzetten, je lichaam gebruiken… daar leer je niks van. Geeraerd heeft het mij allemaal van A tot Z moeten bijbrengen. Mede daardoor kan ik volgend seizoen in eerste klasse voetballen. Dat ik nu toch nog die kans krijg, nadat ik heel ver ben moeten terugzakken, beschouw ik als een overwinning.

De Cock : Je hebt er heel veel karakter voor nodig, daarom zijn er veel bang om af te zakken.

Arijs : Volgens mij zien die gasten dat als een vernedering. Ik word ook al jaren geconfronteerd met : dertig goals in derde ? We zullen het nu eens zien, in tweede, hij zal er geen vijf maken ! Je maakt er vorig seizoen 19 en nu 20 in tweede, en nu is het : we zullen het eens zien in eerste, hij zal niet eens mogen meedoen. Ik laat die mensen zeggen, hé. We zullen inderdaad zien, maar ik heb er het volste vertrouwen in dat ik ook in eerste geregeld mijn doelpuntje zal meepikken.

De Cock : Wie weet raak je zo ooit nog weer bij de Club (lacht).

Arijs : De Club ? Nee, neen… (grijnst).

De Cock : Oei, wat zullen we nu horen (lacht) ? !

Arijs : Nooit. Ik ga nooit terug naar waar ik gespeeld heb (lacht). Plus : ik zit nu bij Cercle en daar is Club echt wel voor iedereen de rivaal. Neen, ik zou nooit terugkeren naar de Club. Wél naar Anderlecht (schiet in een lach).

De Cock : Zie je wel, hé. Ik dacht altijd dat die sjaal die je destijds bij ons droeg gewoon een beetje verkleurd was van het wassen, maar blijkbaar was het toch een paarse (vliegt hem gillend in de haren).

door Christian Vandenabeele

‘Iedereen bij Cercle is tegen de Club. Omgekeerd is dat niet het geval.”Ik sta op geen enkele kampioensfoto. Terwijl ze werden genomen, gaf ik een interview. In ’t Frans dan nog.’ (Olivier De Cock)’Ik was er niet van gediend dat ik naar Club Brugge moest komen, omdat ik toen een fervent supporter van Anderlecht was.’ (Kristof Arijs)

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content