Het kampioensjaar van Anderlecht is ook een beetje het jaar van Vincent Kompany geweest. ‘Wij hebben’, zegt vader Pierre, ‘Vincent gelukkig nooit gezien als iemand die geld moest opbrengen.’

Het kostte enige moeite om Pierre Kompany te overhalen tot een interview over zijn zoon Vincent (18). “Jullie weten toch veel meer over hem.” Bovendien heeft hij het druk met zijn windprojecten en zijn cursussen aan de Brusselse school Art et Métier. Bovendien zijn er dríe kinderen om voor te zorgen – niet alleen dat ene bij Anderlecht voetballende talent. Hij zal het gesprek veelvuldig afleiden van zijn oudste zoon naar dochter Christel (20 en weer bezig met atletiek) en zoon François (15 in september en kampioen met KV Mechelen). Twintig miljoen euro op het hoofd van de oudste, het doet het hoofd van deze minzame man alvast niet op hol slaan.

We spreken uiteindelijk af Chez Léon in Bruparc, bekend van zijn mosselen in de Beenhouwersstraat, maar uitgegroeid tot een heuse keten. Een van de eerste franchisenemers was een nichtje van Pierre Kompany. Haar zoontje voetbalt ook. Een halfbloedje met uitwaaierend kapsel, type Valderrama.

De eerste Kompany’s, afkomstig uit de Kasai in Congo, bekend voor zijn diamantontginning, kwamen naar België in de jaren zestig. Pierre deed het halverwege de jaren zeventig. Hij huwde hier met een Belgische en werkte jarenlang voor DHL als kwaliteitscontroleur. Zijn vader leeft nog, in Kinshasa, maar is stamhoofd thuis in Kabeya Kamwanga, dicht bij Mbuji-Maji. Stamhoofd is een titel die wordt doorgegeven van vader op zoon : Pierre zal hem later erven en nog later ook Vincent. “Mijn kinderen waren nog nooit in Congo”, zegt de vader. “Ze zijn nu in het stadium waarin ze dat erg vinden. Ooit keren we dus een keer terug. Vincent heeft er inmiddels ook een reputatie : de wedstrijden van de Champions League komen ook in Afrika op televisie.”

Pierre Kompany streek met de familie neer in de Brusselse Noordwijk. Samen met Vincents mama zag hij erop toe dat zijn kinderen zich in een beschermd milieu konden ontwikkelen. Alle drie waren ze lid van de scouts van Ganshoren. Pierre : “Ik vond dat belangrijk. Al ze ooit zouden stoppen met hun sport, zouden ze toch dat sociale in zich hebben. Ze trokken vaak naar het Laerbeekbos (in de schaduw van het UZ van Jette, nvdr) en speelden er in de modder. Ze amuseerden zich. Wij hebben onze kinderen van dichtbij begeleid, omdat je nooit weet wat er gebeurt in zo’n grootstad. Tijdens de vakanties volgden ze vaak sportkampen van het Adeps. Vincent is interscholenkampioen volleybal, deed aan atletiek, ging schaatsen, paardrijden ook. Zijn jongere broer volgde zijn voorbeeld en ook Christel was heel sportief. Tot op een gegeven moment bleek dat bepaalde sporten hun voorkeur gingen wegdragen en ze zaken in clubverband wilden doen. Atletiek en voetbal, met specifieke trainingen. Mensen vinden dat Vincent snel is. Dat maakt me aan het glimlachen. Als spurter was hij vrijwel onklopbaar. Hij moet hier ergens in de buurt nog een clubrecord op zijn naam hebben staan.”

Beide zoons trokken om te leren voetballen naar Anderlecht. Daar groeide een heuse Congolese gemeenschap samen op. Vandaag speelt François voor KV Mechelen. Opnieuw het verstandige vaderhart dat sprak. “Hij was goed, een linkspoot”, zegt Pierre. “Maar een paar jaar geleden kreeg hij een groeispurt en werd hij wat minder snel. Toen mensen daar opmerkingen begonnen over te maken, ook uit de technische staf, hebben we hem naar een andere club gebracht. Op een dag hoorde ik hem vergelijken met zijn oudere broer. Dat vond ik niet kunnen : de ene moet niet in de schaduw van de andere leven.”

Hij noemt KV Mechelen graag, met enige zin voor overdrijving, het Celtic van België. “Als een jeugdploeg er kampioen wordt, vieren ze de kinderen in het stadion. Formidabel ! Mensen dromen door hun helden, hun jeugd.”

In tegenstelling tot zijn broer kende Vincent geen groeiproblemen. Pierre : “Een Nederlandse arts deed er ooit onderzoek naar en zei dat sporters vaak groeien in periodes van relatieve rust. Dat deed hij ook. Eén keer, bij de preminiemen, kende hij wat probleempjes met blessures. De dokter vroeg of hij later nog wilde voetballen. Ja, antwoordde Vincent. Wel, zei de dokter, dan moet je nu een maand rusten. Wij hebben dat advies gevolgd.”

Sommige ouders, zegt hij, schatten dat moeilijker in. Belangrijk voor hem en Vincents moeder was altijd dat de kinderen zich gelukkig voelden. Dat ze sociaal waren. Geen druk. “Vroeger speelden wij met een bal op straat. Als we moe waren, gingen we slapen. Onze kinderen worden harder belast, denk ik.”

Al snel waren er tekenen dat er toekomst zat in het knaapje. Terugblikkend ontdekt Pierre een paar scharniermomenten. “Ik herinner me zijn eerste wedstrijd, tegen Dilbeek. De duiveltjes van Anderlecht hadden dat jaar alles gewonnen, maar moesten weg voor een toernooi en werden vervangen door jongens die nog nooit een wedstrijd hadden gespeeld. Vincent was daarbij. Dilbeek eindigde dat jaar als tweede, maar werd met 4-0 geklopt. Mensen kwamen ons achteraf vragen waar dat ploegje de hele tijd had gezeten. Het waren geboren sporters, bijna allemaal spelen ze nu nog ergens, wat heel uitzonderlijk is, want ik heb al veel talent zien afhaken.”

Een tweede aanwijzing dat het wat kon worden, was een bekerfinale tegen Molenbeek, gespeeld in Moeskroen. Pour la petite histoire : bij Molenbeek speelde toen ene Faris Haroun, nu bij RC Genk. Pierre : “Al die kinderen kenden elkaar vanuit de Brusselse parkjes. Anderlecht won met 2-1 en Vincent werd uitverkozen tot beste speler, de enige individuele trofee die hij ooit kreeg. Meneer Detremmerie heeft die prijs nog uitgereikt, Ariël Jacobs was daar ook.”

Later zou zijn zoon François ook die finale halen, maar hij verloor hem met Mechelen van Anderlecht. “Ik vind die twee bekerfinales belangrijk in de ontwikkeling van een kind. Omdat je hem niet alleen haalt door goed te spelen, maar ook door mentaal goed te zijn. Eén wedstrijd falen en je ligt eruit.”

Wanneer besefte Vincent zelf dat er wat voor hem in zat in het voetbal ? Zei hij niet al op zijn elfde, dat hij later een bekende voetballer zou worden ? Pierre : “Hij droomde wel, zoals ieder kind, maar het ging hem toch vooral om het genieten. Zeven jaar op rij gingen we met vakantie in La Ciotat. Er bestaan foto’s van Vincent met zijn broer naast de auto van Pires. Op die leeftijd zeggen ze allemaal dat ze voor een topclub gaan spelen : Real, Marseille… Het is daar al OM wat de klok slaat. Maar Vincent weet ook dat Marseille geen ploeg is waar je als jongere naartoe trekt.”

Neen, dan liever een beetje planning. Voeten op de grond. Begeleiding. En karaktersterkte. De naam van Albert Martens valt. Jeugdtrainer bij Anderlecht. Martens was het die Pierre ooit zei : ‘Als Vincent het niet tot in eerste klasse schopt, stop ik beter als jeugdcoach.’

Pierre : “Hij was de eerste die dat openlijk zei. Vincent en mijn andere zoon hebben veel goede trainers gekend. KV Mechelen heeft kwaliteit in de opleiding. Ze denken er nog graag terug aan Vercauteren, die ik bij Anderlecht enorm ben gaan appreciëren. Maar aan Martens denk ik ook graag terug. Die man heeft mijn zoon karakter bijgebracht. Soms riep hij hard, maar ik vond dat niet slecht. Hij zette Yves Makabu Ma- Kalambay(nu doelman bij Chelsea, nvdr) tegen zijn zin in het doel en maakte het Vincent knap lastig. Als de ploeg van Vincent op training aan het winnen was, ging hijzelf bijvoorbeeld met de tegenstander meevoetballen. Op het randje van de provocatie misschien, maar als ouder moet je beseffen dat hij intelligent is en het doet vanuit een bepaalde visie : om zijn karakter te vormen, om het hem moeilijker te maken, om hem duidelijk te maken dat hij niet altijd kan winnen. Albert was ook de enige die ik ooit een training zag stilleggen omdat een vader van de kant naar een jongetje schreeuwde dat hij niet mocht dribbelen. Albert stapte op hem af en zei : ‘Ik ben hier de baas en ik vraag dat hij dribbelt. Als hij het nu niet leert, zal hij het straks niet kunnen en dan neemt Anderlecht een jongen die het wél kan’.”

Talent wekt interesse. Voor Vincent is ze er al jaren, voor François nu ook. Pierre : “Een Hollandse club was geïnteresseerd. Heel fijn voor de jongen, maar daar blijft het bij. Wij maken er geen carnaval van. Zijn mama en ik hebben onze zonen nooit begeleid als topvoetballers, wel als kinderen. Ook in Mechelen ben ik een van de coolste ouders. Na de degradatie naar derde klasse hebben veel mensen er hun kinderen weggehaald. Mijn zoon mocht ook gaan, als hij wilde. Maar hij amuseerde zich er en als de opleiding goed is, waarom dan vertrekken ? Vincent kon met Yves (Makabu Ma-Kalambay, nvdr) naar PSV, dat Yves’ ouders vroeg om ons te benaderen. Na een toernooi in Bassevelde klopte Ajax aan. En er was Le Havre, met een van de beste opleidingscentra in Frankrijk. Vincent moest er trainen met jongens die twee jaar ouder waren en waarvan er nu al twee bij Liverpool zitten. (Lacht) De eerste wedstrijd van Vincent met de A-ploeg van Anderlecht was uitgerekend tegen Le Havre. Achteraf kwamen die mensen me zeggen dat ze blij waren dat ze het destijds goed hadden gezien. Ze wensten ons veel succes. Het geluk van Vincent is misschien dat hij ouders had die niet achter directe rijkdom aanliepen.”

Als hij op geld uit was, had hij het wel anders aan boord gelegd, zegt hij. Pierre : “Er zijn veel rijkere Congolezen in Brussel dan ik. Je hoeft niet noodzakelijk veel slimmer te zijn, het volstaat dat je deze of gene politicus volgt en je bent er. Ik wilde dat niet. Ik kom uit een familie van chefs, maar heb een andere weg gevolgd. Op een bepaald moment vloog ik als verantwoordelijke voor de kwaliteit bij DHL van de ene stad naar de andere. Vandaag Stockholm, morgen Londen en een week later de VS. Ze belden me soms nog om middernacht. Op een bepaald moment ging dat ten koste van het gezin. Dus koos ik voor hen en ik heroriënteerde mijn loopbaan. Als het bedrijf belangrijker wordt dan jezelf, moet je even nadenken. Ik ben meer belang aan het vader zijn gaan hechten. Mes siens.”

“In Congo”, vervolgt Pierre Kompany, “had ik een Congolese prof in de wiskunde. Na een nederlaag van de Congolese nationale ploeg, die uitdraaide op rellen, zei hij tot zijn leerlingen : ‘Let op, steek in het leven geen oceanen over om te mislukken.’ Dat is me altijd bijgebleven. Er moet een band blijven met de realiteit, met je verleden. Er zijn in België mensen die misschien niet te veel verdienen, maar die in hun land anderen helpen mens te worden. Dat probeer ik ook te doen met mijn naasten. De kinderen zijn er omdat we ze gewild hebben en dus moet je ze goed begeleiden. Je leeft in deze stad en die is niet meer de stad van vroeger. Je kan mooi zeggen : kinderen, speel op straat, maar de straat is geen patattenveld meer, ze zit vol verkeer en gevaren. In het begin ga je met je kinderen naar de speeltuin, later zoek je een sportclub. Kinderen hebben begeleiding nodig.”

Zoals een vader bezorgd is om zijn kinderen, zo zijn zij het op hun beurt om hem. Tijdens het gesprek bellen zowel zoon als dochter. Vincent wil niet dat zijn vader naar zijn uitwedstrijden komt kijken, als er niemand met hem meerijdt. “Dat is zijn bezorgde kant. Vincent is intelligent, hij weet goed genoeg dat de mensen hem volgend jaar anders zullen bekijken. Dan zullen ze zijn foutjes niet meer verbloemen door te zeggen dat hij jong is. Vincent is heel kritisch voor zichzelf en kan zich een goed oordeel over zichzelf vormen.”

Het imago van Vincent is zo positief als maar kan. Tweetalig, spreekt ook uitstekend Engels en zelfs een mondje Duits. Een ideaal marketingproduct, kortom. Hoe groot is de druk op dat vlak ? Pierre : “We zijn voorzichtig. Hij wordt gesteund door Adidas, een van de belangrijkste sponsors van Anderlecht. Maar de rest ? Ouders moeten hun kinderen helpen de voeten op de grond te houden. Ik heb Vincent nooit willen zien als iemand die geld moet opbrengen, je weet anders niet waar het stopt. Hij is nu achttien, een contract met een automerk zou ons niet storen, maar ook dan moet je goed weten dat je die auto alleen maar gebruikt en dat hij teruggaat naar de garage. Wees gerust, er komt geen merkenoorlog rond de naam Kompany.”

Ze blijven voorzichtig, ook met verhuizen. Dat is al langer gepland, en het komt er ook van, maar bewust hebben ze een tijdje gewacht omdat het gezin een voorbeeldfunctie heeft waar het nu woont. Pierre : “Voor zijn achttiende verjaardag was er een vrouw uit de buurt die een kaartje kwam brengen. Ze wilde hem niet storen, maar vond het belangrijk. Er stond een heel eenvoudige boodschap op. Ze had niet gestudeerd, zei ze, maar ze deed haar best en wenste hem nog veel succes. Onze buurt is niet van de rijkste in Brussel, maar ze trekt zich op aan het feit dat zo’n jongen zich doorzet en toch eenvoudig blijft.”

door Peter T’Kint

‘Ook in Mechelen ben ik een van de coolste ouders.’

‘Mijn drie kinderen waren bij de scouts. Ik vond dat belangrijk.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content