Na zijn voetbalcarrière legde Nico Dewalque zich helemaal toe op zijn werk in de bouwsector. Al kreeg hij daar meer tegenslagen te verwerken dan in het voetbal.

Hij maakte deel uit van een van de meest legendarische verdedigingen van het land. Die van het grote Standard, het hele grote, begin jaren zeventig. Beurlet, Jeck en Thissen zorgden met hem voor een indrukwekkende en beenharde afweer. Dewalque met nummer vijf stond centraal, een tikkeltje achter zijn verdediging maar hij schoof een rij naar voren als zijn ploeg in de aanval was. Hij straalde een grote persoonlijkheid uit, praatte naar eigen zeggen meer dan hij voetbalde. Ook nu, ruim twintig jaar na zijn actieve loopbaan, zit een indrukwekkende en innemende persoonlijkheid voor ons.

Dewalque : “Ik ben eigenlijk als spits begonnen maar de concurrentie met de befaamde Roger Claessen was moordend waardoor ik na enige tijd op het middenveld ben gaan spelen. Het was pas bij de nationale ploeg dat Tuur Ceuleers mij op de libero zette. Dat viel zo goed mee dat ik nadien bij Standard ook meteen op die positie werd uitgespeeld. Trainer Pavic koos toen voor een nu volledig ongebruikelijke 4-2-4 met Wilfried Van Moer, toen al een van mijn beste vrienden, als draaischijf. Mocht Standard het toen als club allemaal wat professioneler aangepakt hebben, zoals Anderlecht toen al, waren wij Europese top. Wij waren de eersten die Real Madrid in eigen huis klopten.”

Maar Standard had financieel niet hetzelfde te bieden als Anderlecht. “Wij verdienden toen een miljoen per jaar, bij Anderlecht was dat het dubbele. Ik heb er dan ook veel spijt van dat ik na mijn Standardperiode voor Club Luik koos en niet voor paars-wit. Maar mijn vader, die een bouwbedrijf had in Luik, vond het beter dat ik in het Luikse bleef voetballen. Ik werkte toen ook mee in de zaak en kon zijn redenering best wel volgen. Maar Anderlecht had mijn palmares toch meer gesierd dan FC Luik. Anderlecht beschikte toen met Georges Heylens, Erwin Van den Daele en Jean Thissen over bijna de hele verdediging van de nationale ploeg en met mij erbij wilden ze die helemaal afmaken.”

Toch was Anderlecht niet de eerste grote transfer die Dewalque aan zijn neus voorbij zag gaan. “Na onze Europese wedstrijd in de beker voor Jaarbeurssteden tegen AC Milaan waarin ik uitblonk, namen de Italianen via Gianni Rivera, die toen mijn rechtstreekse tegenstander was, contact op en deden mij een aanlokkelijk voorstel. Een waartegen ik geen neen kon zeggen. Het grote probleem was echter dat de grenzen voor voetballers gesloten waren en niemand die wist wanneer ze zouden opengaan. Om het eigen talent beter tot ontwikkeling te laten komen, mochten er in Italië geen buitenlanders spelen. Al waren de grote clubs wel buiten de landsgrenzen op zoek naar talent tegen de dag dat de grenzen weer opengingen.

“Ik kreeg toen wel een serieuze som om de eerste twee jaar bij geen enkele andere club te tekenen. Ook Spanje hield de deur voor buitenlanders dicht hoewel er op Palma de Mallorca een vorstelijk contract lag te wachten. Voor Wilfried Van Moer en voor mij. Dat was gewoonweg onvoorstelbaar. Twintig miljoen per jaar, villa met zwembad, auto en alle kosten betaald. Zelfs als de inkopen voor het dagelijks leven waren voor rekening van de club. Wat later toonde ook Barcelona belangstelling. Die boden het dubbele. In die tijd, eind jaren zestig, begin zeventig, waren dat fenomenale bedragen. Maar het had geen zin daarover te zitten kniezen, want niemand kon er wat aan doen. Het was niet zo dat de clubleiders ons hier tegenhielden. We mochten hier wel weg maar ginds niet binnen.”

Gelukkig hoefde Dewalque zich van thuis uit financieel weinig zorgen te maken. Het bouwbedrijf van vader floreerde in die tijd en Nico zelf was er deeltijds aan de slag, voornamelijk als public relationsverantwoordelijke. Dat de deuren in het Luikse allemaal haast als vanzelf opengingen, hoefde toen niemand te verbazen. Standard had zich ontpopt tot een van de meest geliefde clubs van het land en de klasse van Dewalque deed de rest. Na zijn loopbaan zakte hij tijdelijk af naar lagere afdelingen en was als trainer werkzaam bij Ache en Hoegaarden. “Intussen was ik in de woningbouw terechtgekomen bij een bedrijf uit Tongeren. Maar na enkele jaren dacht ik : dat kan ik zelf ook en ik begon hier in Namen een eigen bedrijf. Een meevaller was dat niet, want ik heb intussen al een faillissement achter de rug. Een hele nare ervaring. Dat achtervolgt je je hele leven. Ik ben toen heel veel geld verloren en van nul herbegonnen. De nieuwe zaak heb ik intussen overgelaten aan mijn dochter, maar ik help haar geregeld wel.

Het voetbal blijft Dewalque van erg nabij volgen. “Ik lees elke dag twee tot drie kranten en van de sportbladzijdes sla ik geen letter over. Vreemd eigenlijk, want vroeger wist ik amper iets over mijn tegenstander. Ik kende niet eens de namen van de spelers van de tegenpartij. Het was mij vooral om het spel zelf te doen. Naar Standard ga ik nu en dan nog wel eens kijken, maar ik voorspel ze opnieuw een moeilijk seizoen. Titelkandidaat ? Vergeet het.”

door Stefan Van Loock

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content