Jenson Button werd wereldkampioen.

Met een vijfde plaats in de GP van Brazilië, afgelopen zondag, verwierf Jenson Button mathematische zekerheid over de wereldtitel in de F1. Met een race te gaan, over twee weken in Abu Dhabi, heeft hij immers een onoverbrugbare vijftien punten voorsprong op Sebastian Vettel. Waarmee het seizoen in een verwachte plooi valt: het kampioenschap was amper vijf races ver toen iedereen al op Button tipte voor de titel. En toch mag het een klein mirakel heten dat de naam van de 29-jarige Brit op de erelijst komt.

Een jaar geleden stond Jenson Button immers gerangschikt bij de eeuwige losers. Ooit als grote belofte binnengehaald bij Williams, in 2000, maar nooit potten gebroken. Wel een keertje bijna zijn nek, toen hij na twee morose jaren bij Benetton en Renault was overgestapt naar BAR-Honda en daar in 2003 zwaar crashte tijdens de oefenritten in Monaco. Ook de daaropvolgende jaren brachten geen noemenswaardig beterschap, met één uitzondering die de regel bevestigde: in 2006 trokken de grillige weergoden zijn kaart en won hij in Hongarije. Waarna de Brit in 2007 en 2008 helemaal wegdeemsterde bij Honda. Toen de Japanse constructeur eind vorig seizoen, in volle economische crisis, besliste om met F1 te stoppen, leek ook het einde van Buttons carrière in zicht: de man zat immers zonder werk.

Niemand die een cent om de kansen van Brawn GP gaf toen het nieuwe team dan toch op de as van Honda herrees en zich op de valreep inschreef voor het kampioenschap. Dat Brawn en Button meteen zouden gaan domineren met een auto die veel sneller was dan de concurrentie, had niemand durven voorspellen. Maar zo geschiedde wel. Zo snel was Button, dat hij in de eerste helft van het seizoen met zes overtuigende zeges de fundamenten voor de wereldtitel goot. Dat het een onverhoopte titel werd, onderstrepen de cijfers: Button gaat de geschiedenis in als de tweede meest ervaren wereldkampioen, om het positief uit te drukken. Alleen Nigel Mansell had meer races nodig om wereldkampioen te worden, 176 om precies te zijn, tegenover een toch wel ook zeer stevige 169 voor Button. De volgende in het rijtje is Kimi Räikkönen, maar zakt al naar 120 races.

Het zijn cijfers die op verscheidene manieren interpreteerbaar zijn, maar een voor de hand liggende verklaring is dat als iemand er na pakweg 150 races nog niet in geslaagd is wereldkampioen te worden, dan zal het wellicht nooit lukken. Mansell en nu Button zijn de uitzonderingen die de regel bevestigen.

Button wil zijn wereldtitel natuurlijk verzilveren, maar de kans is groot dat zulks niet lukt bij Brawn GP. De opslag die hij vraagt, een verdubbeling van zijn huidige loon (5 miljoen euro), willen ze hem immers niet geven. “Omdat we in deze economisch moeilijke tijden iedere euro moeten omdraaien”, zegt teambaas Ross Brawn. Die tussen de regels laat lezen dat het helemaal niet uitgesloten is dat Button straks verkast naar een ander team.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content