Acht jaar geleden voetbalde Sassuolo nog in de Italiaanse vierde klasse, straks debuteert het in de Serie A, met dank aan Mapei. Op bezoek bij de kleinste Italiaanse eersteklasser sinds de Tweede Wereldoorlog.

Op vrijdagochtend is het op de Piazza Garibaldi in hartje Sassuolo razend druk. Het is dan marktdag. Rond de piazza hangen nog de groen-zwarte vlagjes en de banieren van Mapei, die herinneren aan het volksfeest in mei toen de plaatselijke ploeg de historische promotie naar eerste klasse afdwong. Liefst 4000 mensen verdrongen zich toen op het plein. Meer kunnen er echt niet op, ook niet als je flink duwt.

Nooit in de geschiedenis van het moderne voetbal speelde een club uit een stadje met zo weinig inwoners (41.000) in de hoogste Italiaanse klasse. In de hele geschiedenis van de eengemaakte Italiaanse competitie (sinds 1929/30) was er ooit één club uit een stadje met nog minder inwoners dan Sassuolo. Casale (31.000 inwoners) voetbalde van 1930 tot 1934 in de hoogste afdeling en werd in 1914 zelfs landskampioen.

In de toeristische gidsen is de naam Sassuolo, gelegen tussen Parma en Bologna in de Reggio Emilia, een van de rijkste Italiaanse regio’s, niet terug te vinden. Sinds de aartshertogen van Modena in de achttiende eeuw aan de stad het regionaal monopolie gaven voor de productie van keramiek, groeide Sassuolo uit tot dé belangrijkste producent van keramiek en tegels, maar recentelijk sloeg de crisis toe. De afgelopen vijf jaar werd de productie gehalveerd. Voetbal moet het nieuwe exportproduct worden en Sassuolo weer naam geven.

Aan de handelszaken rond de Piazza Garibaldi hangen bordjes met de tekst ‘Grazie ragazzi‘, bedankt jongens. In Caffetaria La Bolla, ’s avonds een hippe cocktailbar, hangen de gesigneerde groen-zwarte truitjes van vijf lokale helden. De spelers komen hier vaak, zegt ober Matteo Stefani, naar eigen zeggen fan vanaf zijn geboorte en met voor dit jaar maar één wens: “Dat we in eerste klasse blijven.” Een paar weken eerder stapten drie supporters van Sassuolo naar Milaan. Begin vorig seizoen lieten ze zich ontvallen dat ze, mocht Sassuolo promoveren, te voet zouden stappen naar de thuisbasis van hoofdsponsor en clubeigenaar Mapei. Vijf dagen zijn ze onderweg geweest.

Vijfhonderd meter voorbij de piazza gonst door de ramen van het clubsecretariaat geklop en geboor. Aan de achterkant van het secretariaat aan de Piazza di Risorgimento ligt het oude stadion van Sassuolo, Enzo Ricci. Hier, pal in het stadscentrum, speelden de groen-zwarten hun thuiswedstrijden tot de promotie naar tweede klasse vijf jaar geleden. Omdat het stadion gezien zijn ligging niet kon worden aangepast aan de veiligheidsnormen van tweede klasse, werd beslist om voor de thuiswedstrijden uit te wijken. Eerst naar Modena, dat 17 kilometer verderop ligt, straks naar het 23 kilometer verder gelegen Reggio Emilia.

Het oude stadion met zijn 4000 plaatsen is sinds de promotie van 2008 het oefenterrein van het eerste elftal. Achter de hoofdtribune worden nieuwe kleedkamers opgetrokken, straks verhuist ook het secretariaat annex communicatiezaal annex marketingbureau naar een nieuw complex elders in de stad. Aan de deur hangt een opschrift: ‘Toegang voorbehouden voor mensen met mooie ideeën en een groot budget.’ Te laat, we zijn al binnen.

The Wall Street Journal

Perschef Massimo Pecchini komt de bezoekers enthousiast tegemoet. Hij heeft de week voordien een uitgebreid programma opgemaakt dat getuigt van een gastvrijheid die ongebruikelijk is in de Serie A. Het is ook pas de tweede keer dat de buitenlandse pers Sassuolo bezoekt. Eind vorig seizoen was hier de Amerikaanse krant The Wall Street Journal te gast.

Binnen excuseert voorzitter Carlo Rossi zich dat hij zich niet heeft kunnen opkleden voor de fotograaf zoals het een clubvoorzitter van een Serie A-club betaamt. “Ik moet straks nog naar het werk.” Rossi werkt sinds 1970 bij Mapei en is een goede vriend van Giorgio Squinzi, de grote baas van Mapei en de drijvende kracht achter het succes van Sassuolo. Toen Squinzi in 2002 een sponsorovereenkomst van drie jaar met Sassuolo afsloot, vroeg hij aan Rossi om het project voor hem te helpen begeleiden. Mapei was een jaar eerder ontgoocheld gestopt met het sponsoren van een wielerploeg toen de dopingschandalen elkaar opvolgden en maakte geld vrij voor Sassuolo. “Omdat”, legt Rossi uit, “hij vond dat hij de stad en de regio iets verschuldigd was. Tegels had Mapei nodig bij zijn expansie, en het bedrijf uit Milaan, in 1937 opgericht door Squinzi’s vader, mocht de exportkanalen en contacten van de industriëlen uit Sassuolo gebruiken.”

Succesvol was zijn eerste periode bij Sassuolo – hij was toen alleen maar sponsor – niet. De ploeg degradeerde, maar mocht, wegens bedrijfsmatig gezond, in vierde blijven omdat andere clubs er een financieel zootje van maakten.

De komst van Nereo Bonato in 2004 veranderde veel. De nieuwe sportief directeur tekende een plan uit dat nog steeds geldt. Sinds 2004 investeert Sassuolo in hoofdzaak in jong talent, dat niet alleen op sportief maar ook op menselijk vlak uitmunt, en zoekt het onbekende spelers, geen namen. Zelden weigerde een speler een aanbod van de groen-zwarten: ze vinden er een gemoedelijke sfeer, weinig druk, een winnend team en iedereen wordt correct betaald.

Al in dat eerste seizoen onder Bonato bereikte Sassuolo de play-offs, het tweede jaar werd het kampioen in vierde klasse. Na het eerste jaar in derde haalde Giovanni Rossi, een van de sportief verantwoordelijken, een vroegere voetbalvriend als trainer binnen: Massimiliano Allegri, de drie jaar daarvoor trainer van AC Milan. Prompt steeg Sassuolo naar tweede klasse. Vandaag is Giovanni Rossi, de voorbije drie jaar directeur jeugd bij Juventus, de nieuwe sportieve directeur van Sassuolo, terwijl Bonato algemeen directeur werd.

Toen Carlo Rossi voorzitter werd in 2004 had de club vier voltijdse werknemers naast de sportieve staf en de spelers, nu zijn dat er veertig. Het afgelopen seizoen werkte de club met een budget van 11 miljoen euro. Vooral door de inbreng van de tv-gelden, in de Serie A verantwoordelijk voor het grootste deel van de inkomsten van elke club, stijgt dat budget tot 37 miljoen: naar Italiaanse eersteklassenormen een lachertje, maar in België heeft enkel Anderlecht zo veel middelen.

De voorzitter bestrijdt dat Sassuolo’s succes louter een financieel verhaal is: “Toen we in derde kampioen werden, hadden de andere titelfavorieten 4 miljoen euro uitgegeven, wij de helft. Altijd investeerden we minder dan de helft van onze concurrenten. Op één keer na: twee jaar geleden gooide Squinzi er 12 miljoen tegenaan, maar het werd niets. Toen was hij zo ontgoocheld dat hij wilde stoppen. We hebben hem overtuigd om door te gaan. Met 60 procent minder investeringen dan een jaar voordien promoveerden we nu wel.” Wat was er gebeurd als Squinzi had afgehaakt? “Dan”, zegt Rossi, “waren we weggegleden tot waar we voordien speelden. Zonder Mapei waren we wat Sassuolo altijd was: een club in vierde of vijfde afdeling.”

Rode of witte wijn

Om halftwaalf gaat het richting Carpineti, waar Sassuolo 40 kilometer van huis op 600 meter hoogte in de Apennijnen de laatste hand legt aan de voorbereiding op het grote avontuur in de Serie A. In Hotel Matilde logeren spelers en staf twee weken lang. Dagelijks passeren ze aan het drukbezette openluchtzwembad waar de vakantiegangers verkoeling zoeken. De gasten uit België mogen mee aan tafel schuiven en kiezen tussen rode en witte wijn bij het eten. Voor de spelers is er – zoals het hoort – enkel groenten, fruit en water. De sfeer is relaxed. Na het eten schuift kapitein Francesco Magnanelli aan. De centrale middenvelder (28) heeft, samen met keeper Alberto Pomini en aanvaller Gaetano Mascucci,de hele opgang van vierde naar eerste klasse meegemaakt en geldt als onmisbaar op het veld. Bij de kennismaking bedankt Magnanelli de buitenlandse gast voor de belangstelling, bij het weggaan legt hij een hand op de schouder van de journalist en zegt gemeend: “Grazie mille!” Ondenkbaar bij een gemiddelde Italiaanse eersteklasser. Maar dat is Sassuolo voorlopig nog niet.

Toen hij als jonge snaak van zeventien van Gubbio naar Chievo en later Fiorentina trok, droomde Magnanelli van topvoetbal, maar toen Chievo hem op zijn twintigste naar derdeklasser Sangiovannese stuurde en hij daar vaak op de bank zat en vervolgens bij vierdeklasser Sassuolo belandde, dacht de middenvelder niet meer aan topvoetbal. Tot Sassuolo naar tweede klasse promoveerde en in die reeks meteen de play-offs haalde. De voorbije seizoenen interesseerden Torino en Sampdoria zich voor hem, maar hij bleef. “Sassuolo had het geld niet nodig, vond me een belangrijke pion en ik wilde ook niet weg: deze club geloofde in mij toen niemand in mij geloofde. Bovendien speel je hier in een winnend team. In die acht jaar ben ik drie keer gepromoveerd en haalde ik drie keer de eindronde. Slechts één keer in die acht jaar speelden we niet om te winnen.” In 2004 speelde hij in het kleine Enzo Riccistadion in vierde klasse voor gemiddeld 400 man. “Altijd waren wij de ploeg met de minste toeschouwers.” Vorig seizoen bedroeg het gemiddelde aantal kijkers 4800, maar voor de laatste thuiswedstrijden daagden in Modena 10.000 toeschouwers op, voor de beslissende match tegen Livorno zelfs 15.000, aantallen waarvan de gemiddelde Italiaanse eersteklasser niet wakker ligt, maar voor Sassuolo ongewoon veel volk.

Een eerste prijs

Om vier uur poseren de spelers één voor één voor de huisfotograaf. Uit de luidsprekers schalt, om de aanvang van de middagtraining om vijf uur aan te geven, de clubhit ‘Neroverdi’. In de schaduw kijkt een twintigtal toeschouwers toe. Van gesloten trainingen is hier geen sprake.

Perschef Pecchini wil weten of alles naar wens is. Hij glundert, al wachten hem superdrukke maanden. Gisteren begon de abonnementenverkoop. De rechtstreekse uitzending van de TIM Cup op Canale Cinque werd gevolgd door 4,5 miljoen kijkers. Natuurlijk wilden die ook Juventus en Milan zien, maar het zijn wél 4,5 miljoen Italianen die kennismaakten met de nieuwe eersteklasser in een uitverkocht stadion. “Zo’n publiciteit is onbetaalbaar.”

Voor de TIM Cup, die Sassuolo overigens won, was het vernieuwde stadion in Reggio Emilia zelfs van tevoren uitverkocht: het was van 1996 geleden (toen Reggiana nog in de Serie A voetbalde) dat er nog zo veel volk in het stadion zat. Voor Magnanelli was het puur genieten, zegt hij, al was die wedstrijd voor Juve en Milan minder belangrijk, en traden ze nog aan zonder hun internationals. Na de wedstrijden trokken de spelers van de thuisploeg op truitjesjacht, geeft de kapitein toe. “Ik heb die van Peluso van Juventus en van El Shaarawy van Milan.” Maar het uitbreiden van zijn truitjescollectie is niet zijn voornaamste doel voor komend seizoen. “Als we Sassuolo langer dan één jaar in eerste kunnen houden zou dat fantastisch zijn.” Dat je in afwachting het nieuws over de nieuwkomer in eerste in een sportkrant als de Gazzetta dello Sport met een vergrootglas moet zoeken, frustreert hem niet. “Wij zijn als laatste op dit niveau aangekomen, we moeten onszelf maar bekendmaken en ons visitekaartje afgeven. Met de tijd en met de resultaten kunnen we meer aandacht afdwingen. Dat ligt aan onszelf.” Uiteindelijk, zegt hij, heeft hem de laatste jaren bij Sassuolo niets verrast: “Deze club heeft altijd een project gehad. Niets gebeurde zomaar. Altijd zat er een plan achter.”

De Serie A zal het leven van de spelers niet veranderen, meent de kapitein. “Ik fiets gewoon naar de training en ik loop over straat met vrouw en kinderen. Dat kan niet bij elke eersteklasser.” Wel gaat Sassuolo al sinds de promotie naar tweede klasse voor elke match op afzondering, ook voor de thuismatchen. Dat hotel Cà Marta ook de beste keuken heeft in het stadje, zal wel puur toeval zijn.

Klein gelukkig eiland

De laatste zet naar de top gaf trainer Eusebio Di Francesco,die in zijn eerste seizoen al kampioen werd. “De trainer heeft alles omgegooid”, zegt Magnanelli. “De mentaliteit, de tactische aanpak. Zijn voorganger mikte op verdedigend voetbal, met één spits. Na dat seizoen wilden veel spelers vertrekken. Maar vorig jaar waren we de best voetballende ploeg van tweede.”

Di Francesco werkt graag bij Sassuolo. “Het voordeel van deze club is dat ze gesteund wordt door een groot bedrijf en bedrijfsmatig gerund wordt, maar met een familiale sfeer, zonder enige vorm van druk, zowel in goede als in slechte dagen. Ik noem ons weleens een klein gelukkig eiland in het Italiaanse voetbal. Ik hoop dat we dat blijven. Hier kun je als trainer rustig je ideeën uitwerken.” Ook in de Serie A is de trainer niet van plan zijn tactische aanpak bij te stellen. “Mijn uitgangspunt is dat voetbal spektakel is en dat de spelers zich in de eerste plaats moeten amuseren. Dat kan het best door ze te laten aanvallen. Dat heb ik geleerd van Zdenek Zeman die twee jaar mijn trainer was. Mijn systeem is 4-3-3 en dat blijft zo. Misschien zullen we minder vaak dan voorheen op de helft van de tegenstander voetballen, maar we gaan het wel proberen.” Dat hij geen topspelers heeft, stoort hem niet. “Topspelers komen gewoon niet naar Sassuolo.” Hij zal tevreden zijn “als Sassuolo het behoud verzekert en ik een aantal spelers help uitgroeien tot volwaardige eersteklassers.”

Intussen blijft dottore Squinzi in de schaduw. Als voorzitter van de Italiaanse industriëlen (Confindustria) heeft hij geen tijd voor interviews of het live bijwonen van matchen. Afgelopen seizoen zag hij één wedstrijd, thuis tegen Bari. Wel krijgt het team steun vanuit Milaan, waar het Sport Lab van Mapei gevestigd is dat Sassuolo begeleidt. Afgelopen seizoen zorgde dat labo voor de wetenschappelijke ondersteuning van drie voetbalclubs: zowel Juventus, het Franse Monaco als Sassuolo werden kampioen.

Voor volgend seizoen heeft Giorgio Squinzi alvast twee datums aangestipt. Op 22 september ontvangt Sassuolo Inter: de aartsvijand van zijn eerste liefde AC Milan. Voor de allerlaatste wedstrijd van Sassuolo komend seizoen hoeft hij zich niet te verplaatsen. Dan gaat zijn club op bezoek bij Milan.

DOOR GEERT FOUTRÉ IN SASSUOLO – BEELDEN: IMAGEGLOBE

“Zonder Mapei waren we weer geworden wat Sassuolo altijd was: een club in vierde of vijfde afdeling.” voorzitter Carlo Rossi

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content