Koninklijke Sint-Truiden VV probeert charme met nieuwe zakelijkheid te verzoenen. Hoe onsamenhangend de aanblik van Staaien ook is, gezellig is het er nog wel. STVV is een voétbalclub.

Het stadion(netje) van Sint-Truiden loopt op een zeer charmante manier achter op de tijd. Niet lang meer echter, de charme heeft haar beste tijd gehad. Wie in de oude viptribune zit, kijkt uit op de nieuwe, mooie zittribune aan de overkant van het veld. Gebouwd nog onder het vorige clubbestuur en in gebruik genomen anderhalf jaar geleden met een 0-0-gelijkspel tegen Westerlo.

Wat je vanuit die nieuwe tribune ziet, werpt de voetballiefhebber een paar tientallen jaren terug in de tijd. ‘Viptribune’ klinkt wel heel duur voor het lage bouwsel waarin genodigden en andere heel belangrijke mensen plaats mogen nemen. In stoeltjes die, noblesse oblige, ‘outside business seats’ heten. Sommige zijn geel, andere blauw – de clubkleuren. En dat alles tegen een dominant rode achtergrond, een kleur met een idee achter, want ze symboliseert de Hel van Staaien. “Héél mooi”, zegt Luc Withofs, “als je er vanuit de tribune aan de overkant naar kijkt.” Withofs is de voorzitter van de Business Club, die de rode verf bekostigde, en hij verzorgt de horeca in het stadion. Het is vrijdagmiddag. Alles wordt in gereedheid gebracht voor de wedstrijd van ’s anderendaags tegen Moeskroen.

Met Wim Vanweerts, die verantwoordelijk is voor het onderhoud en de logistiek, staan we in de nieuwe tribune en voorwaar, het uitzicht ís mooi. Boven al echter roept het tafereel nostalgie op, zoals ook vele bevallige stadionnetjes in Engeland dat zo goed kunnen. Máár : alles onberispelijk en netjes. Nergens stil verval. Het wonder van een lik (rode) verf en het gevolg van veel respect voor de bezoeker. “Ik durf te zeggen dat dit het properste stadion van België is”, aldus Vanweerts, terwijl hij ons in de nieuwe tribune rondleidt. Vijfduizend toeschouwers kunnen erop. Binnen kunnen ze aan lange togen na de wedstrijd hun dorst lessen en via een intern tv-circuit de persconferentie volgen van de beide trainers. Trots vertelt Vanweerts dat alle openingen tussen de betonnen peilers ondertussen gedicht zijn. “Alle tocht is weg. We kunnen het hier nu zelfs verwarmen.”

We keren terug naar buiten en dalen de tribune af. Ze heeft nog geen naam. Vanweerts : “Even hebben we overwogen ze naar Raymond Goethals ( in de gouden jaren zestig trainer van STVV, nvdr) te noemen, maar Brussels was ons voor.” We draaien ons nog een keer om. Vanweerts wijst op de nieuwe verlichting op het dak. “Samen 24.000 watt. Over twee weken wordt ze in gebruik genomen. Dat had vroeger gekund, maar met het vriesweer durfden de arbeiders het dak niet op. Te glad.”

We steken het veld over. In de middencirkel houden we halt en maken een draai in de rondte. Achter het doel aan de scorebordkant staat de Jona- goldtribune, maar het is niet dat wat onze aandacht trekt. Het veld helt af naar de hoek waar het scorebord staat, en niet zo’n klein beetje. De Hel van Staaien blijkt heuvelachtig gebied te zijn. Ter hoogte van de hoekschopvlag wenkt de afgrond, lijkt het wel. Een gevolg, zegt Vanweerts, van de bulldozers en ander zwaar materiaal dat daar tijdens de bouwwerken te lang heeft gestaan. De grasmat moet hoognodig genivelleerd worden, maar “eerst zijn er andere prioriteiten”, aldus de man van het onderhoud.

We keren ons een halve slag om en zien meteen wat hij bedoelt. Een wit houten hok torent ternauwernood boven het andere doel uit. De ‘inside business seats’ ! De sfeer die het oproept, is die van provinciaal voetbal. Van strandcabines ook uit het begin van de vorige eeuw. Hilarisch en vertederend tegelijk. “Dat huizeke is onze loge”, zegt Geert Smets in alle ernst. “Onze superseats ! Er kunnen zo’n zeventig mensen in om te eten, van wie er ook een dertigtal van daaruit de wedstrijd kunnen volgen. Op vijf meter van de doellijn ! Dat vind je nergens anders in België. Ambiance, sfeer : daar gaat het om. Iedereen is er content over.”

Maar houten huizekes, omgeven door een handvol rijen staanplaatsen, dat rijmt niet meer met heilbot, zalm en dure Sancerre. Vandaar het plan om ook hier, aan de straatkant van Staaien, in de zomer van 2006 een nieuwe tribune te laten verrijzen. “Een financieel project dat losstaat van het sportieve budget en dat vooral op privé-financiering steunt”, zegt Vanweerts. “De dossiers worden volop in orde gebracht”, pikt Smets in, waarna hij vooruitloopt op de uitzonderlijke exploitatiemogelijkheden van de virtuele nieuwbouw. “De ligging is uniek, want zéér commercieel. Staaien ligt aan een invalsweg naar de stad. Dat biedt perspectieven voor winkels onder de te bouwen tribune.”

Smets vertelt het vanuit zijn bureau aan de straatkant van de tweewoonst waarin verder ook het secretariaat en de fanshop (elke namiddag open, behalve op maandag) zijn ondergebracht. Net als het houten hok ligt het pal aan de Tiensesteenweg. Wie hier eens goed voor Staaien gaat staan, ziet vooral chaos : links de nog naamloze nieuwe tribune, in het midden de houten barak met eronder de loketten, rechts de tweewoonst. De linkerhelft in bruine baksteen, de rechterkant wit gekalkt. Twee rijhuizen zonder rij. Het witte huis was – onvoorstelbaar ! – tot twee jaar geleden nog een privé-woning, helemaal ingekapseld door de voetbalclub. Na de aankoop werden aan de binnenkant enkele muren ingeslagen, zodat van het ene huis in het andere kan worden gewandeld. Kleine kamertjes, maar overal veel licht. En foto’s aan de muur. Foto’s van spelers, van gelukkige supporters, van veel geel en blauw.

K. Sint-Truiden VV is een voetbalclub en het laat daar ook geen twijfel over bestaan. Om het met Geert Smets te zeggen : sfeer, daar gaat het om. Voétbalsfeer. Van het secretariaat wandelen we langs de lange buitenmuur van de rode viptribune weer het stadion binnen. Hij is diep rood. Levensgrote actiebeelden van Truiense spelers lijken eruit te springen. Over de hele lengte ook kleine foto’s tegen de muur : zwart-witte uit lang vervlogen tijden, in kleur naarmate de 21e eeuw dichterbij komt. Een klein openluchtmuseum als het ware, waarmee STVV zijn helden en verleden eert. Hier en daar is een foto verdwenen. Afgescheurd. Souvenirjagers.

Aan onze rechterkant, tegenover de muur, is een wit tentenkamp opgetrokken. Het Business Complex, ofte Flandria Rent Vip Paviljoen. Wie kaartjes heeft voor de rode tribune, betreedt het stadion door de vip-ingang die ter hoogte van het midden van de tribune aan de fotogalerij uitkomt. Voetbalsfeer waait de vips meteen tegemoet. Het paviljoen werd hier een paar jaar geleden opgetrokken. Tot dan werden genodigden opgevangen en te eten gezet in enkele containers – het zogenaamde A-blok en B-blok. Die stonden boven op de inmiddels afgebroken tribune aan de overzijde. “De zogenaamde duivenkooien”, glimlacht Luc Withofs.

Withofs, een traiteur, is zes jaar sponsor van STVV. Drie jaar geleden werd hij voorzitter van de Business Club. Begonnen met tien leden zijn het er nu vierendertig. “Die betalen allemaal lidgeld”, vertelt hij. “Driekwart daarvan gaat naar STVV, zodat wij ongeveer een derde van het budget leveren. We zijn een aparte vzw, maar eigenlijk kan je zeggen dat wij het pr-comité zijn van de club. Wij doen voorstellen of de club vraagt ons iets en dan bespreken wij dat. Zo worden de zomer- en winterstage elk jaar door ons betaald. Het was ook onder onze impuls dat de spelers elk jaar op controle gaan in Leuven. Onze eerste aankoop, in 1999, was een grasmaaier. Nadien volgden een camionette, polars voor de spelers en nu gaan we een videoanalysesysteem aankopen. Wij zijn blij met STVV en STVV is blij met ons.”

Ondertussen zijn snel de eerste tafels gedekt, speciaal voor onze fotograaf. Verder is de tent, onderverdeeld in drie compartimenten, nog leeg. Opvallend : ook hier is aan de voetbalsfeer gedacht. Een levensgrote Benjamin De Ceulaer verwelkomt de bezoekers. Tegen een wand foto’s als stille getuigen van eerdere evenementen, zoals de tachtigste verjaardag van Raymond Goethals. ” Michel D’Hooghe hebben we hier ook al uitgenodigd. En Trudo Dejonghe.”

Weer buiten gaat het de ijzeren trappen op naar de Kanarieclub. Na de wedstrijd verandert deze ruimte in een discotheek. Opnieuw : veel foto’s in geel en blauw. En aan de muur portretten van alle voorzitters van STVV sinds 1924. Een trofeeënkast ook met zowaar een Gouden Schoen, die van 1968, toebehorend aan Truienaar Lon Polleunis. Centraal een toog in U-vorm. Totale lengte : tweeëntwintig meter, aldus Luc Withofs. Aan het plafond hangen vier tv-toestellen. “Tijdens de voorbereiding, op dagen dat we twee of drie keer trainen,” aldus Benny Lievens, “gebruiken de spelers deze ruimte ook ter ontspanning. Dan staat hier een pingpongtafel en worden er bedjes geplaatst zodat ze wat kunnen rusten.”

Het echte spelershome en de aangrenzende perszaal bevinden zich onder de Kanarieclub. Samen vormen deze drie ruimtes een donkerblauw volume, dat tegen de rode tribune is aangeplaatst. Beide donkere kleuren maken van dit deel van de fotogalerij, waar geen daglicht komt, een onheilspellende tunnel. Om de foto’s goed te zien, moet je er met je neus tegen gaan staan. Benny Lievens, materiaalmeester en keeperstrainer van de tweede ploeg én van vierdeklasser Spouwen-Mopertingen, neemt ons mee naar binnen. Hier, in spelershome en perszaal, van elkaar gescheiden door een toog en een gordijn, deed de interieurarchitect gekke dingen. De aankleding is donkergroen. Vrolijk is anders, zeker in combinatie met het ook al donkere blauw. De vloer is van gepolierd beton. “Groen is rustgevend”, bedenkt Wil- fried Schiemsky, de kinesist die erbij is komen staan.

Veel verstrooiing is er niet in het kale vertrek, dus houden we het er gauw voor bekeken. Met Lievens en Schiemsky stappen we naar het gebouw dat wat gedrongen in de hoek tussen Jonagoldtribune en rode vip-tribune staat. Links de bezoekerskleedkamer, voor ons die van de scheidsrechters, rechts die van de thuisploeg. Vanuit die laatste kom je in de kineruimte. Claude Kalisa, Nicky Hayen, Sander Debroux en Michael Goossens zijn met toestellen in de weer, één oog op de Australian Open gericht. Tot het begin van het huidige kampioenschap was dít nog het spelershome. Het piepkleine dokterslokaal was een keukentje. “Een duidelijke verbetering, die met de vorige bestuursploeg al was besproken”, zegt Schiemsky. “Hier heb ik lang op aangedrongen. Nu nog een computer, een fichesysteem en buiten een zandbak voor de revalidatie van geblesseerde spelers. Het gaat de goede kant op.”

Terug in de kleedkamer demonstreert Lievens de nieuwe kleedkastjes. “Dezelfde als in Genk. Allemaal met cijferslot, maar ik heb een sleutel waarmee ik overal in kan. Gelukkig maar. Onlangs was een speler zijn code vergeten. Nochtans was ze niet moeilijk : één, twee, drie. Hoe dan ook, deze kleedkamer is een hele verbetering. Toen Marc Wilmots hier kwam, zei hij : ‘Alles is nog precies zoals toen ik hier vertrok.’ En hoelang is dat al niet geleden ? Hij had gelijk.”

Tot vorig seizoen was dit nog de kleedkamer voor de bezoekers – zonder kastjes. Die kleden zich nu om aan de andere kant. Ruim vertrek, eenvoudige kapstokken, plastic stoelen. “Die zitten beter dan die oude houten banken”, legt Lievens uit, terwijl buiten het geraas van een voorbijrijdende trein weerklinkt. “Bovendien zitten de bezoekers nergens zo ruim als bij ons. Bij Anderlecht bijvoorbeeld hebben ze vier douches, hier zés. En ze zijn allemaal nieuw.”

Twee deuren te gaan nog. Achter de ene het bureau van trainer Wilmots. Twee tafels, vier stoelen, een tv, een video. En een wastafel, want tot vorig seizoen zaten hier de kinesisten. Een opening leidde naar het aangrenzende lokaal. Die is nu dichtgemaakt. Op de deur in de gang hangt een bordje : Ben’s Place. Opgehangen de negen verschillende truitjes waarin STVV de voorbije dertien jaar voetbalde. En foto’s, véél foto’s. Benny Lievens met Zinédine Zidane, met Ruud van Nistelrooy, met David Beckham, met Figo. Met vrouwelijk schoon ook. En met Johan Neeskens, als trainer van NEC twee jaar geleden net als STVV op oefenkamp in Turkije. “Mijn idool ! Vroeger in Mopertingen noemden ze mij ‘de Nees’.”

Nog één keer stappen we naar buiten. De materiaalmeester neemt ons mee naar een hok onder de Jonagoldtribune. Een klein getralied raam, een krakkemikkige deur. Het waskot. “Hier heb ik jarenlang gezeten. Brigitte doet hier nu de was. Elke dag. Voor iets anders was het niet meer van deze tijd.”

Dit is de elfde aflevering in een reeks waarin alle clubs uit de eerste klasse worden doorgelicht.

Jan Hauspie

‘Dat huizeke is onze loge. Op vijf meter van de doellijn ! Dat vind je nergens anders in België.’

Vroeger werden de vips opgevangen in enkele containers: ‘De zogenaamde duivenkooien.’

‘Wilmots zei : ‘Alles is nog precies zoals toen ik hier vertrok.’ Hij had gelijk.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content