Lucien Van Impe, de laatste Belgische Tourwinnaar en zes keer winnaar van de bolletjestrui, over klimmen en de klimmers in de Tour. ‘Een echte klimmer is alleen weg als hij demarreert op een col.’

Zijn ogen glinsteren. “Wat had ik graag aan de start van deze Ronde van Frankrijk gestaan. Alleen al die klimtijdrit naar L’Alpe d’Huez ! ( Droomt weg) Dat zou de max geweest zijn om die etappe te mogen rijden. Geloof me, het gaat kriebelen die dag. L’Alpe d’Huez spreekt mij enorm aan, anders zouden we ons huis zo niet genoemd hebben.” Met een vleugje nostalgie naar zijn tijd analyseert de beste klimmer die België ooit kende : Lucien Van Impe (57) over de specialisten en hun specialisatie.

Tijdig aanvallen

“Ondanks het feit dat de renners slechts één lange tijdrit voor de wielen geschoven krijgen, zou ik de huidige editie geen echte ‘Tour voor de klimmers’ noemen. Daarvoor staan er te weinig bergetappes op het programma. Vorige maand zat ik nog samen met Tourbaas Jean-Marie Leblanc. Hij zei me : ‘We kunnen de Ronde van Frankrijk niet lastiger meer maken. We merkten dat alle renners dan, uit schrik, een afwachtende houding aannemen. Een zwaardere Tour komt het spektakel geenszins ten goede. ‘ Hij heeft gelijk.

“Dat neemt uiteraard niet weg dat de winnaar van de Ronde van Frankrijk een uitstekend klimmer zal zijn. De Tour wordt altijd beslist in de cols, daar kan je minuten winnen of verliezen. Kan je klimmen, maar niet tijdrijden, dan kan je de Ronde winnen, omgekeerd bestaat dat niet. Je had er vroeger eentje die in alles de beste was. Goh, ik weet nog dat ik in de laatste tijdrit, het was ook de allerlaatste etappe, van de Tour 71 drie minuten voor Merckx startte. Na nog geen vijftien kilometer haalde hij me al bij. ( Lacht. ) Dan heb je het wel begrepen. Zo rijdt er nu niemand meer rond.

“Belangrijk is dat er tijdig wordt aangevallen. In de rit naar La Mongie, bijvoorbeeld, moeten ze van aan de voet van de klim vertrekken, niet wachten tot de laatste twee kilometer, want dan pak je maximum driekwart minuut op Armstrong. Dat volstaat niet, hé. Je moet hem op drie minuten rijden en daar op L’Alpe d’Huez nog een paar minuutjes bijdoen. Tenzij je Ullrich heet, natuurlijk. Hij kan als enige kandidaat-eindwinnaar Armstrong verslaan in de slottijdrit.”

De handen in elkaar slaan

“De Pyreneeënetappes, de twaalfde en dertiende rit, zullen uitmaken welke drie, vier renners nog kans maken op de eindzege. Maar je zal nog niet kunnen zeggen wie de Tour effectief zal winnen. Ik denk dat Armstrong het in de Pyreneeën nog niet zal aandurven om aan te vallen. De andere kanshebbers zullen het eindelijk begrepen hebben dat ze de handen in elkaar moeten slaan om hem te kloppen. Wij deden het ook ooit : in de legendarische rit naar Orcières-Merlette in 1971 zaten we met een tiental renners voorop zonder Merckx. We gingen volle bak door en reden Merckx op bijna negen minuten. Dat kan dit jaar ook gebeuren met den deze, en dan heeft hij het zitten, want Armstrong is Merckx niet.

“Door de voorsprong die hij opbouwde voor de bergen, kan Armstrong de kat uit de boom kijken. Hij zal afwachten en de schade beperken ten opzichte van iemand als Iban Mayo. Dat blijft de te kloppen man op L’Alpe d’Huez.

“Zo’n klimtijdrit, zoals nu op L’Alpe d’Huez, heeft hoegenaamd niets te maken met tijdrijden. Alleen met klimmen, niets anders. Een klimtijdrit winnen, is voor een klimmer de opperste bekroning. Ik won er in mijn carrière twee, maar ik verloor er ook. Als je de bolletjestrui aan hebt en je wint de klimtijdrit niet, dat is pas een vernedering. Wie daar wint, is de beste klimmer.”

Er invliegen van bij de start

“In de Pyreneeën vind ik de Tourmalet een van de moeilijkste cols, als klim op zich moeilijker dan Plateau de Beille de dag nadien. Maar ik vond het zwaarder om de Tourmalet vanuit de andere kant te beklimmen, dus niet vanuit Sainte-Marie de Campan. Dat de aankomst al in La Mongie ligt, op nog vier kilometer van de eigenlijke top, is gebruikelijk en begrijpelijk. De organisatie koos voor La Mongie omdat de weg daar voldoende breed is en omdat er plaats is om al het materiaal te stallen. Maar niet getreurd, ook zonder die laatste kilometers is het al lastig genoeg, hoor ( grijnslachje).

“In dezelfde rit moeten de renners alleen nog over de Aspin, in principe een vrij gemakkelijk te nemen hindernis, maar alles is relatief. Het is een cliché, maar het klopt wel : de renners maken de wedstrijd. Als ze er van bij de start invliegen… Ik herinner me nog hoe de Spanjaarden dat deden de eerste jaren dat ik de Tour reed, begin jaren zeventig. Gandarias, Galdos, Ocaña,… Je had er wel zes, zeven die écht goed bergop reden. In de vlakke ritten verloren ze minuten – ze konden absoluut niet in waaiers rijden – maar in de cols demarreerden ze constant, dan kwamen ze van overal. Helaas zagen we dat de voorbije jaren niet meer.

“De Spanjaarden legden zich de laatste tijd te veel toe op tijdrijden. Ocaña kon dat ook, maar die anderen ? Nu lijken het allemaal wel specialisten. Als klimmer moet je trainen op het chronowerk om daarin te verbeteren – ik deed het ook – maar je mag niet overdrijven. Stilaan komt er een nieuwe kentering, ze beseffen : we moeten weer échte Spanjaarden worden, Spanjaarden blinken uit in het klimmen. Zoals de Colombianen, geboren klimmers, maar die verwacht ik niet meer onmiddellijk aan de top : ze komen te vroeg naar Europa en trainen te vaak op vlakke wegen, met de grote versnelling. Klimmen is moeilijk aan te leren, maar gemakkelijk af te leren.

“Moeilijk te leren, maar niet onmogelijk. Ik hoor dikwijls : je wordt als klimmer geboren. Dat klopt niet : je moet ervoor tráinen en dan kan het lukken. Armstrong is daarvan het mooiste bewijs. Je mag natuurlijk niet op een inspanning zien. Als amateur trok ik al naar Frankrijk en Spanje om wedstrijden in de cols te rijden. Ik oefende ook in de bergen, want als je twee weken niet meer bergop traint, is het gedaan. Dát vormt momenteel het probleem van de jonge renners : ze willen klimmer worden, maar missen karakter. Als ze een paar keer de Muur van Geraardsbergen oprijden, zeggen ze : ‘Amai, hoe zwaar ! Dat ga ik toch niet elke week doen. ‘ Ga maar een keer boven op de nieuwe Kwaremont staan : je zal weinig coureurs zien. Ja, wel toeristen van vijftig, zestig jaar, maar de rénners weten wel dat je daar beneden rond kunt rijden.”

Snel recupereren

“Of het verschil uitmaakt dat de renners nu eerste de Pyreneeën voorgeschoteld krijgen en dan de Alpen ? Nee. Dit jaar zullen ze niet graag de Alpen oprijden, omdat ze eerst al over de Pyreneeën moesten ( lacht). Tussen de bergketens is er wel een verschil. Ik reed liever in de Pyreneeën omdat het er warmer is. De bergen zijn er korter, maar steiler.

“Een gradatie bepalen voor de verschillende cols is haast onmogelijk. Maar als ik een beklimming op nummer één zou móeten zetten, zou ik – zoals iedereen, zeker – de Mont Ventoux kiezen. De Tourdirectie zal die col nooit meerdere jaren na elkaar in het parcours opnemen. Ze zijn een beetje bang, weten dat er al een en ander gebeurde. Het verhaal van Tom Simpson is bekend, maar ik herinner me ook hoe een paar jaar later de ambulances op en af kwamen gereden : Merckx, Vandenbossche : een voor een kregen ze last van zuurstofgebrek door de warmte. Vreemd genoeg voelde ik zelf niets : ik moest zelfs nog over een balustrade van drie meter klauteren om een interview te geven.

“Snel recupereren is typisch voor de authentieke klimmers. Zoiets leer je door met een kleine versnelling te rijden. Als je klein rijdt, recupereer je terwijl je fietst, omdat je een goede trapfrequentie aanhoudt. Rijd je een tandje te groot, moet je beginnen te duwen, dan verbruik je snel krachten en ga je kapot. Sommige renners rijden met de macht beter naar boven dan andere met een soepele tred, maar dat zijn geen echte klimmers. Daarbij denk ik aan Merckx en Hinault in het verleden en Ullrich nu.

“Hetzelfde met Virenque : hij is geen zuivere klimmer. Hij is kwaad om mij omdat ik dat zeg, maar dat hij dan eens in discussie treedt met mij, hé. Dan zal ik hem vragen hoe vaak hij alleen was als hij demarreerde op een col. Nog nooit ! Ik was altijd alleen als ik wilde, net als Bahamontes, Gaul, Herrera of Pantani. Dat kenmerkt de echte klimmers.

“Wie kan dat momenteel ? Jongens als Mayo, Heras bewezen al dat zij daartoe in staat zijn. Misschien ook Basso en Sevilla, hoewel die laatste vooral in dienst van Hamilton zal rijden. Simoni verwacht ik minder. Hij zet altijd alles op de Giro en dan constateer je dat hij het niet meer kan opbrengen om nog eens tot het uiterste te gaan in de Tour. De Belgen hebben dat altijd gekund, maar de Italianen die al iets presteerden in de ronde van hun land redeneren vaak : als ik me niet goed voel in de eerste week, dan kom ik naar huis. Ze geven te snel op.”

Dansen

“Mayo beschikt over een ploeg met meerdere klimmers. Als hij slim is, laat hij die mannen het tempo bepalen en telkens wat versnellen tot iedereen kapot zit. En dan demarreren. Dan zou ik wel eens willen zien wie er nog meekan. Armstrong en Ullrich wisten wel waarom ze in de rit over de kasseien doorreden.

“Ook Armstrong is trouwens een van de betere zuivere klimmers. Precies dankzij zijn vernieuwde rijstijl, meer op souplesse, wint hij al vijf keer de Ronde van Frankrijk. We krijgen ongetwijfeld een verbeten duel tussen Armstrong en Ullrich, daar kan mogelijk een derde van profiteren, zoals het spreekwoord zegt.

“Als Armstrong kapotgaat, zal dat zo snel niet opvallen. Hij rijdt soepel, hij blijft draaien, zijn ritme is goed, zijn hartslag onder controle. Ullrich daarentegen stampt zich naar boven. Als hij niet meer kan, dan kán hij ook niet meer en dan merkt de concurrentie dat ook meteen.

“Wat het beste is, recht op de pedalen of in het zadel blijven zitten ? Ieder heeft zijn eigen stijl, maar een klimmer moet kunnen dansen om in de bochten zijn snelheid wat op te trekken. Ik ging veel op mijn pedalen staan, terwijl mijn sportdirecteur in mijn beginjaren, Jean Stablinski, constant riep : ‘Op je zadel blijven zitten, op je zadel blijven zitten !’ Ik weet nog altijd niet waarom – misschien omdat híj zo klom. Ik probeerde het, maar ik voelde dat ik recht moest staan om te kunnen volgen.”

Strijden voor de bolletjestrui

“Virenque won de bolletjestrui zes keer, maar hoe deed hij dat ? In een lange bergrit ging hij van ver voor de cols aan de haal, hij kreeg vijf of tien minuten, omdat hij al op een half uur stond, en zo kwam hij overal eerst boven. Vorig jaar pakte hij maar in twee ritten echt punten. Ik moest meer vechten om zo vaak het bergklassement te winnen, hoor : de strijd aanbinden met andere klimmers. Soms was het zo dat ik in de eerste cols van de Tour toonde dat ik de beste was, waardoor nog weinigen de moed hadden om mee te sprinten. Ik heb de bolletjestrui nooit cadeau gekregen, ik had altijd tegenstand. De voorbije jaren zagen ze Virenque vertrekken en dachten ze : laat die maar rijden, dan is hij content.

“Toen Leblanc me vorig jaar vertelde dat hij eraan dacht om de puntendeling aan te passen, steunde ik dat idee onmiddellijk ( lacht fijntjes). Op de laatste col van de dag worden de punten verdubbeld als het een berg van eerste, tweede of buiten categorie betreft. Het zal niet gemakkelijk meer worden voor Virenque.

“Pas op, ik heb niets tegen Virenque : hij heeft die bolletjestruien niet gestolen, maar de anderen maakten het hem ook niet moeilijk. Ik durf wel toe te geven dat het pijn zou doen als hij het record van Bahamontes en mezelf zou verbeteren. Het volstaat al ruimschoots dat hij ook zes keer die trui pakte. De Tourdirectie begrijpt dat overigens, anders hadden ze het reglement niet aangepast. De bolletjestrui verloor een beetje zijn waarde met winnaars als Jalabert en Virenque. Die devaluatie werd nu stopgezet. Ik verwacht dat ditmaal de beste klimmer weer het bergklassement zal winnen.”

door Roel Van den broeck

‘Wat had ik graag aan de start van deze Tour gestaan. Alleen al die klimtijdrit naar L’Alpe d’Huez !’

‘De bolletjestrui verloor een beetje zijn waarde met winnaars als Jalabert en Virenque.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content