‘Knokpartijen met scharen, messen en ijzeren staven’

In het seizoen 1993/94 eindigde het pas gepromoveerde Seraing, nu actief in 1B, op de derde plaats in het kampioenschap. Terugblik op een historisch ‘Braziliaans’ parcours.

‘Op training was er minimaal één vechtpartij per week.’ In 1993 is Axel Lawarée een jonge speler die pas komt kijken in de hoogste klasse. Het jaar voordien heeft hij met Seraing kampioen gespeeld in tweede klasse zonder één match te verliezen. Trainer Georges Heylens staat aan het hoofd van een temperamentvolle kern. De groep zal gedurende tien maanden de voetbalwereld verbluffen en uiteindelijk op het podium eindigen, wat de club ook de eerste kwalificatie voor Europees voetbal zal opleveren. Het zijn de fameuze jaren van Gérald Blaton, de steenrijke ondernemer die RFC Seraing in 1990 heeft opgevist uit derde klasse met de ambitie om de club naar de top van het Belgische voetbal te loodsen.

We speelden zoals we trainden, we lieten nooit los.’ Manu Karagiannis

Het duo Blaton-Heylens heeft een keur van bekende namen aangetrokken: Jean-Marie Houben van Anderlecht, Ronald Foguenne en Zvonko Varga van Luik, Roger Lukaku (vader van Romelu en Jordan) van Boom, Patrick Teppers van Waregem en Johan Vanheusden (vader van Zinho) van Beerschot. Ze versterken spelers die het jaar voordien al in het Pairaystadion arriveerden, zoals Ranko Stojic en Manu Karagiannis. Of Lars Olsen, die in 1992 de Europese titel veroverd heeft met Denemarken. Bij deze groep sluiten nog drie jonge Brazilianen aan, die dan al een grote toekomst voorspeld wordt: Edmilson (vader van Junior), Wamberto (vader van Danilo) en Isaias.

En dus stormt het af en toe op training. Axel Lawarée vervolgt: ‘Als we een wedstrijdje speelden, en Heylens wou dat dit min of meer in goede orde verliep, moest hij Karagiannis en Isaias absoluut in hetzelfde team zetten. Als die twee tegenstanders waren, kreeg je binnen de kortste keren ruzie. Ranko Stojic had zijn karakter, en Benjamin Debusschere kon er ook wat van. Harald Heinen, de tweede doelman, vloog er ook graag in, hij had een beetje een Duitse instelling. Eigenlijk botste het voortdurend, en Heylens speelde daarmee, om die agressiviteit erin te houden. Wij bekeken elke oefenmatch als een WK-finale. De winnaars vierden feest, en bij de verliezers was het beeld zonder klank. De verliezers moesten van Heylens altijd drie rondjes rond het veld lopen, de winnaars kregen een Adidas-T-shirt uit zijn sportwinkel. Daags nadien plande hij een terugmatch, om ons steeds scherp te houden. Knettergekke scènes heb ik gezien. Knokpartijen met scharen, met messen, met ijzeren staven. Als een speler een teamgenoot vertelde dat hij hem ging vermoorden, keek niemand raar op. Maar in de weekends trok iedereen aan hetzelfde zeel, het was een ongelooflijk hecht team.’

Vandaag glimlacht Georges Heylens als hij terugdenkt aan die scènes. ‘Dat was mijn manier om hen hongerig te houden, om hen te doen knallen in de wedstrijd. Ik wist tot waar ik kon gaan met hen. Het was een constante evenwichtsoefening. Simpel gezegd: ik moest oppassen dat ik niet te ver ging, want het kon op elk moment ontploffen.’

Agressie vertalen

‘We wilden altijd alles winnen, dat is de reden waarom we zo vaak botsten’, herinnert Karagiannis zich. ‘Olsen, Teppers en ik hadden een hekel aan verliezen, daar konden we gewoon niet tegen, dat zat in onze genen. En Isaias moest je niet te veel irriteren, want dat kon op elk moment escaleren. In het normale leven was hij echt een crème van een vent, maar op training verloor hij wel eens de pedalen. Het grote voordeel was dat we die agressie konden vertalen in de wedstrijd. We speelden zoals we trainden, we lieten nooit los.’

Domenico Olivieri arriveert op Pairay wanneer Seraing nog in derde klasse speelt. In twee jaar tijd promoveert de ploeg twee keer. ‘Conflicten op training komen overal voor, maar daar kookten de potjes wel heel snel over’, lacht Olivieri. ‘We hadden een vrij grote kern, met veel concurrentie, en natuurlijk wilde iedereen in het weekend spelen. Als je aan de trainer wilde bewijzen dat je het verdiende om in het team te zitten, moest je de hele week je voet zetten, omdat je wist dat hij daar veel rekening mee hield. Lukaku was trouwens ook een heethoofd.’

Ook de Congolese international Danny Ngombo is geen doetje. Lawarée herinnert zich: ‘Hij had de keuze tussen twee sportcarrières: voetballer of bokser. Echt, hij had ooit de kans gehad om professioneel bokser te worden. Hem moest je niet kwaad maken, dat kan ik je wel vertellen. Soms liet hij ons boksoefeningen doen als opwarming, het was episch.’

Kleintje wordt club van de stad

Het kampioenschap in 1993/94 begint met een verplaatsing naar Standard. Seraing verliest, maar toont meteen dat het geen vogel voor de kat hoeft te zijn. De jonge, maar toch al lepe Olivier Doll zorgt voor de uitsluiting van Marc Wilmots en zonder een Gilbert Bodart in zijn beste dagen zou de match anders gelopen zijn. Doll is de eerste revelatie van het seizoen. Hij weet de beste aanvallers van dat moment tegen te houden: Luc Nilis, Johnny Bosman, Josip Weber, Nebojsa Malbasa, Daniel Amokachi en anderen. Dat seizoen zal hij de Young Pro of the Year-trofee in de wacht slepen voor Amokachi en Philippe Léonard. Sérésiens Isaias en Wamberto vervolledigen de top vijf.

Ik moest oppassen dat ik niet te ver ging, want het kon op elk moment ontploffen.’ Georges Heylens

‘Het was duidelijk dat Doll een grote carrière wachtte, ‘ zegt Olivieri vandaag. ‘Hij was heel hard op de man, hem hoefde je geen tien keer uit te leggen wat hij moest doen om zich niet te laten passeren’, zegt Lawarée. ‘Hij was een echte voorstopper, hij was de enige speler in de kern die dat kon. Zodra hij een actie blokkeerde, schoof hij de bal rustig naar Olsen en begon die op te bouwen.’

Een heel seizoen lang zal het kleine Seraing het beter doen dan zijn grote buren, FC Luik en Standard. Het kleintje wordt de club van de stad. ‘Met die rivaliteit viel het nogal mee, ‘ zegt Karagiannis. ‘Voor de derby’s was er natuurlijk wel wat opwinding, maar het bleef redelijk. Ik speelde heel wat derby’s met Waregem tegen Kortrijk en met Antwerp tegen Beerschot en Ekeren, en dat was toch andere koek. Daar wisten we dat de supporters konden gaan vechten. In Luik was dat niet het geval.’

De Pairay is een onneembare burcht, of toch bijna. Alleen Anderlecht weet er te winnen, maar moet daarbij rekenen op een flinke dosis geluk. Standard en Club Brugge moeten genoegen nemen met een gelijkspel, Seraing zal een punt pakken op het veld van Club. En natuurlijk is er de overwinning op Anderlecht: 0-2, met doelpunten van Wamberto en Lukaku. ‘Ik miste zelfs een mooie bal voor de 0-3, maar ik was zo uitgeput dat ik niet meer erg helder was’, herinnert Karagiannis zich. ‘Het was het grote Anderlecht met Filip De Wilde, Bertrand Crasson, Philippe Albert, Johan Walem, Pär Zetterberg, Danny Boffin, Luc Nilis, Johnny Bosman.’ Na het laatste fluitsignaal gaat Blaton naar de kleedkamer en wordt er een beslissing genomen: de bus stopt bij een taverne nabij het Astridpark. ‘Een krankzinnige avond’, zegt Axel Lawarée. ‘We hadden gewonnen op het veld van de leider. De Brazilianen zongen uit volle borst in de kleedkamer en daarna kwamen we in die taverne terecht, allemaal in trainingspak. Het was buitengewoon.’

Vleugje waanzin

Samba! Seraing ontpopt zich tot een nieuw Zuid-Amerikaans hoofdkantoor in de regio Luik. Van over de hele wereld komen charters met voetballers aangevlogen. De club hoopt zo enkele zeldzame parels te ontdekken en weet dat er kaf tussen het koren zit. ‘Soms zag ik er twintig tegelijk aankomen. De helft bleef, de andere helft vertrok vrij snel, ‘ zegt Axel Lawarée. ‘De club had een paar aaneensluitende huizen gekocht en daar logeerden ze. Een maman maakte eten klaar. Je moest die jongens omkaderen, ze spraken geen woord Frans, het viel niet altijd mee. Ik zie nog voor me hoe ze een tandarts bezochten. Die jongens hadden nog nooit tandzorg gehad voor ze naar Europa kwamen, dus er was wel wat werk aan. Op een bepaald moment woonde ik in een appartement in het hetzelfde gebouw als Edmilson. Náchtenlang heb ik niet geslapen. Met zijn vrienden zette hij de muziek loeihard, aan de feestjes kwam geen einde.’

‘Het succes van Seraing dat seizoen was deels te danken aan de zorgeloosheid van de Brazilianen, ‘ zegt Domenico Olivieri. ‘Edmilson, Wamberto en Isaias brachten een vleugje waanzin in ons spel. De jonge gasten waren een beetje gek, maar ze hadden de oudere spelers om toezicht te houden, om hen in te tomen als ze overdreven. Mannen als Stojic, Karagiannis, Teppers en Olsen hadden zoveel krediet dat iedereen naar hen luisterde en bereid was om hen te volgen.’

Manu Karagiannis analyseert kort het spel: ‘In alle compartimenten was er kwaliteit. We waren trouwens niet zó verrast over onze resultaten. Als je een Stojic in het doel hebt, is dat direct een pluspunt. Achteraan hadden we met Olsen een echte patron. Op het middenveld waren Teppers en ik er om de klus te klaren, en de Brazilianen om naar voren te stormen. En vooraan was Lukaku dodelijk.’ Eindresultaten in het doelpuntenklassement 1993/94: 15 goals voor Edmilson, 12 voor Lukaku.

‘We hebben zeker geprofiteerd van het feit dat niemand ons echt serieus nam’, zegt Olivieri. ‘We wisten dat we veel kwaliteiten hadden, we verwachtten absoluut niet dat we voor het behoud zouden moeten spelen. Maar voor onze tegenstanders waren we slechts het kleine Seraing, een club zonder echte geschiedenis die net uit tweede klasse kwam. Dat heeft ons geholpen. Meer dan eens zagen we dat tegenstanders ons onderschatten. Daar hebben we duidelijk gebruik van gemaakt. We wonnen al snel wedstrijden, we kregen vertrouwen, en dat liet ons toe om goed te voetballen en makkelijker te scoren. De sfeer was perfect, het was één geheel.”

Axel Lawarée
Axel Lawarée© GF

‘Wat de jonge spelers allemaal te verduren kregen…’

De carrière van Axel Lawarée loopt langs Standard, Sevilla, Oostenrijk en Duitsland. Maar het vak leerde hij in Seraing, bij die vrolijke en soms gewelddadige bende. ‘Als je heel jong bent en je ziet hoe ze op training om je heen op de vuist gaan, kun je zelf niet in een hoekje gaan zitten. Anders riskeer je om er niet meer uit te komen. Je moet al eens een duw in de rug geven, net als iedereen. Je past je aan en je incasseert. Als je ging douchen, werd je soms tegengehouden door een oudere speler: ‘Hé gast, wachten, ik eerst.’ Als je daarna geen warm water meer had, dan was het zo. We waren met vier of vijf jonge kerels in de kern, en wat wij allemaal te verduren kregen! Ik moest maaltijden bereiden, de tafel dekken en afruimen, de afwas doen, vegen, materiaal dragen. Je moest gehoorzamen aan al die bevelen, en je tegelijkertijd toch doen gelden. Dat was soms niet evident, maar het was de beste leerschool. De moeilijke manier. Ik heb veel geleerd van ervaren spelers die me niks cadeau gaven. Ik heb toen begrepen dat je er altijd vol voor moet gaan. Wanneer de trainer een titularis moet vervangen, neemt hij geen meelopers, maar mannen die tot het gaatje gaan.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content