Stel : het ziekenhuis van Lokeren wil twee Afrikaanse verpleegsters aanwerven. In het beste geval duurt het jaren eer ze een vergunning krijgen. Want er is een migratiestop. Niet zo in het voetbal, constateert senator Jean-Marie Dedecker. Tweehonderd van de vierhonderdvijftig eersteklassevoetballers zijn buitenlanders van 51 verschillende nationaliteiten. Het topje van een nog grotere berg is het, waartussen clubs steeds weer enkele parels hopen te vinden, die ze dan kunnen verkopen tegen een bedrag dat ruimschoots de totale kosten compenseert.

De oplossing om de onbeperkte instroom tegen te gaan, is een verhoging van de minimumwedde voor buitenlandse voetballers naar Nederlands model. In Nederland moet een achttienjarige buitenlander 75 procent van het gemiddelde salaris in de eredivisie verdienen, zijnde 400.000 gulden (ruim 7 miljoen frank). Voor spelers vanaf 20 jaar is dat 150 procent, te weten 750.000 gulden of 13,5 miljoen frank per jaar. In België bedraagt het minimumloon, sinds een wet uit 1997, iets meer dan 1 miljoen frank.

Ook met de tenlasteneming wordt constant gesjoemeld. Doorgaans neemt een importerende makelaar die tenlasteneming op zich, wetende dat de zaken toch niet opgevolgd worden. Dat zou anders zijn als bijvoorbeeld twee beheerders van de club zich hoofdelijk garant zouden moeten stellen voor de speler. Wellicht zou dat tot omzichtigheid aanzetten in het overwegen van een buitenlandse transfer.

Spelers komen met een visum van drie maanden het land binnen en worden door clubs getest. Krijgen ze geen contract, ook niet in de lagere afdelingen, dan komen ze bij Payoke of in de asielprocedure terecht. En dan komen ze in het vizier van de zogenaamde tweedeklassemakelaars. Die schuimen de marginale wedstrijdjes af, zoals van het Antwerpse Anab, waar spelers met z’n veertig trainen in de hoop opgemerkt te worden vooraleer ze in de illegaliteit te verdwijnen.

Dedecker vertelt schrijnende verhalen. Zoals van de Nigeriaan die bij een controle in Turkije seropositief blijkt te zijn en moet vertrekken. Omdat men er niet in slaagt hem onder de top in Duitsland te slijten, belandt hij in België. Hier voetbalt hij nu voor een Oost-Vlaamse provincialer. Dedecker lacht de verhalen weg van managers die met veel theater vertellen hoeveel ze voor hun jongens doen, hen voeden en kleden, vliegticket betalen, en dat allemaal uit hun eigen zak. Zelfs een deel van hun salaris betalen ze, want de clubs, die hebben geen geld. Allemaal hopen ze dat die éne witte raaf voor pakweg dertig miljoen verkocht kan worden, waarvan de helft naar de makelaar gaat. Die recupereert daarmee in één klap alle kosten die hij uit menslievendheid maakte voor de negentien andere, gedumpte spelers. En maakt nog flink winst ook. Het gebeurt wel eens dat zo’n manager een gebuisde sukkelaar dan nog voor de rechter sleurt om zijn geld terug te krijgen.

In de landen van herkomst wordt duchtig aan het handeltje meegewerkt. De Braziliaanse ambassade in Brussel verwijderde discreet een werknemer die wat té uitbundig knoeide met paspoorten. In sommige Afrikaanse landen is alles te koop en verandert men desgevraagd de wetgeving als dat het probleem is. Voetballers en clubs in België praten liever niet. Nog liever verdrinken ze in de financiële problemen, dan dat ze het risico lopen dat parallelle circuits worden blootgelegd zodat betrokkenen naar hun zwart geld kunnen fluiten.

Het Belgisch voetbal leeft boven zijn stand, de lonen zijn te hoog voor een te beperkte markt. Massale import van goedkope arbeidskrachten via filières helpen dat nog even te camoufleren. Niet lang meer. (GF)

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content