Belg, geboren op 12 juli 1983 in Aalst. 1,79 meter – 76 kilo. Profiel: de timide.

Koen Persoons: “Mijn vriendin zegt dat ik sociaal gehandicapt ben. Tijdens de bouw van ons nieuwe huis moesten we de aannemer vaak opbellen. Dat soort dingen schuif ik naar haar door. Ik telefoneer niet graag met vreemden.

“Vrienden zullen me ook niet gauw bellen, want als je me gesloten vragen stelt, antwoord ik louter met ja of neen. Een verhaal knoop ik daar niet aan vast. Ik krijg dan ook meer sms’jes dan telefoontjes. Bij een berichtje zetten kennissen er tegenwoordig duidelijk een vraagteken bij als ze een antwoord willen. Anders heb ik niet de reflex om te reageren. Dat is geen luiheid of slechte wil, ik voel gewoon die drang niet. Ik lees de boodschap en stop mijn gsm weer weg. Iedereen weet dat intussen, er wordt zelfs al mee gelachen. Als mijn vrouw een lege sms ontvangt, stuurt ze een bericht naar de afzender om te vragen wat er scheelt, ik niet. Melanie belt ook zomaar eens een vriendin op om te vragen hoe het gaat. Ik moet voor zoiets echt wel een aanleiding hebben.

“Kom ik in een nieuwe groep terecht, dan kijk ik eerst de kat uit de boom. Het heeft iets arrogants, vind ik, vreemden die je zomaar hun levensverhaal beginnen te vertellen. Ik denk dan altijd: wat moet die van mij? Zelf vis ik liever eerst uit hoe de anderen in elkaar zitten. Ik zoek raakpunten met mensen rond me en pas als ik die gevonden heb, meng ik me tussen hen, na enkele weken of maanden.

“Ook op een gewoon feestje waar ik niet veel volk ken, kijk ik het eerste halfuur liefst een beetje rond. Op carnaval begin ik dan weer direct tegen Jan en alleman te praten. Met behulp van een pruik en wat schmink kan ik het allemaal. Dan draag je een masker, mag je iemand zijn die je niet bent. Fantastisch.

“Met een gebrek aan zelfvertrouwen heeft het niks te maken. Ik twijfel niet snel aan mezelf. Niemand zou dat mogen doen. Iedereen heeft kwaliteiten als mens. Daar moet je van overtuigd zijn. Ik ben gewoon eerder het verlegen type.

“Door mijn manier van doen kweek ik soms een afstandelijke indruk. Mensen denken weleens dat ik een dikkenek ben en durven me daarom niet aan te spreken. Dat is jammer, maar ik heb vrede met hoe ik ben. En als ik dan uiteindelijk toch begin te praten, moeten velen hun mening herzien.

“Eens ik dan aan de babbel raak, loopt het vlot. Het voetbal is altijd het eerste waarover mensen het met mij hebben. Daarmee rol je gemakkelijk in een conversatie. Gelukkig kan ik daarop terugvallen. Voor niet-voetballers moet het moeilijk zijn.

“Thuis was ik als kind wel altijd heel open. Daar kent iedereen je van jongs af. Ik groeide ook op in een groot gezin, heb twee broers en twee zussen. In zo’n omgeving móét je voor jezelf opkomen. Als het eten op tafel gezet werd, zorgde je ervoor dat je bord snel vol lag. Anders had je niks. Tegelijkertijd hoorde je rekening te houden met de anderen.

“Nu ben ik op zondagnamiddag of -avond, als we samenkomen met de familie, wel nog altijd de stilste van de hoop. Maar als ik iets zeg, wordt er geluisterd. Een beetje zoals in de kleedkamer en zoals vroeger in de klas, toen ik ook weinig lawaai maakte, maar altijd wel wist wat er bij iedereen leefde.

“De gevoelens die in mij omgaan, komen meestal niet naar boven. Melanie vindt dat lastig. Bij haar kan ik mijn emoties intussen al wat beter tonen, maar het is nog niet optimaal. Ik krop veel op …

“( stilte) Twee weken geleden had mijn broer een zwaar auto-ongeval. Dat vertelde ik op de club maar aan drie mensen. In een gesprek uitleggen wat zoiets met je doet, vind ik niet gemakkelijk.

“Om thuis te communiceren over het ongeluk legden we een dagboek aan. Familieleden en vrienden die over de vloer komen, mogen erin schrijven. Mijn broer kan het allemaal lezen als hij weer beter is. Via dat schriftje vinden mijn gevoelens een uitweg. Je kunt dat misschien machogedrag noemen; het niet kunnen zeggen, maar wel …

“Enkele dagen na het ongeluk voelde ik me niet goed toen ik in bed kroop. Ik nam een balpen en schreef over hoe de dag was geweest, wat er door mijn hoofd ging, over mijn broer … Ik was blij dat ik het aan ‘iemand’ kwijt kon. Iedereen die bij ons langskomt, mag het lezen.

“Zo’n ongeluk laat je enorm schrikken. Het is iets wat je in een film ziet of in de krant staat. Dat overkomt anderen, niet je eigen broer. Ik geloofde het eerst niet toen mijn andere broer me om vier uur ’s nachts uit bed belde om te vertellen wat er gebeurd was. Ik dacht dat hij gedronken had en een grap uithaalde. In tweede instantie word je heel kwaad op de situatie. Uiteindelijk zie je je broer liggen en komen alle emoties boven. Verschrikkelijk … ( stilte) Dan besef je plots dat je die heel graag ziet en dat je hem dat nog nooit gezegd hebt. En op dat moment hoort hij je niet … ( stilte) Maar hij zal het nu lezen.

“Ik kon al goed relativeren, maar nu gaat dat nog beter. Tegen Charleroi juichte ik niet na een doelpunt of na onze overwinning. Ik voelde geen behoefte om te feesten, ging liever direct naar binnen om snel op mijn gsm te kijken of er iets veranderd was. En wat betekent een nederlaag nog als je broer ligt te vechten om wakker te worden?

“We kenden in onze familie het laatste jaar heel wat tegenslagen. Het zorgt ervoor dat we ons almaar meer blootgeven aan mekaar. Ik denk niet dat ik de voorbije vijfentwintig jaar één keer tegen mijn moeder gezegd heb dat ik haar graag zie, terwijl dat wel zo is. Raar dat een mens eerst zo’n klop nodig heeft … Nu ga ik bij haar, pak ik haar vast, zeg ik het en ween ik uit.” S

door kristof de ryck – fotografie: Jelle Vermeersch

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content