“Mijn lichaam is mijn pantser. Het neemt de angst weg, het geeft zelfvertrouwen.” Een strofe uit de vocabulaire van Oliver Kahn (31), de doelman van Europees en Duits kampioen Bayern München.

Uit woede over een tegendoelpunt van KFC Uerdingen schopte Kahn ooit een kleedkamerdeur in twee stukken. En zijn voormalige ploeggenoot Andreas Herzog schudde hij eens hardhandig door elkaar, omdat König Kahn bij de Oostenrijker een gebrek aan inzet bespeurde. Oliver Kahn, barbaar of professioneel bezeten ? “Hij beleeft het voetbal als geen ander”, zegt Bayerntrainer Ottmar Hitzfeld als de excessen van zijn doelman ter sprake komen. Ook op het trainingsveld gaat hij tekeer alsof het om punten of een trofee gaat. Dat heeft ook de Beierse Braziliaan Giovane Elber inmiddels ondervonden. “Voor Oliver is er geen verschil tussen een wedstrijd en een training.”

Zo is het altijd geweest. Een cadeautje is er in 1976 verantwoordelijk voor dat de dan zesjarige Oliver Kahn zijn plaatsje van een F-team van Karlsruher SC verruilt voor de positie van Torwart. Het presentje is een tenue uit de collectie van de legendarische doelman Sepp Maier, op dat moment de onbetwiste nummer 1 van (West-)Duitsland. De wedloop begint, Kahn wil zijn nieuwe idool achterna. In de jeugdteams van de club uit Baden-Württemberg heeft hij te maken met veel concurrentie. Vader Rolf, ex-prof van KSC, is trainer van zijn zoon in de A-jeugd maar schroomt niet hem te passeren. “Het is goed op jonge leeftijd te leren bijten, anders kom je niet verder”, zegt Oliver Kahn nu.

Met deze mentaliteit als handleiding geraakt Kahn steeds dichter bij de ranger der profs. Winfried Schäfer, hoofdtrainer van Karlsruher SC in die dagen, haalt de blonde doelman op diens achttiende als amateur bij de selectie. Ruim twee seizoenen lang moet Kahn het doen met enkele invalbeurten, maar op 10 november 1990 volgt zijn kans. In de thuiswedstrijd tegen VfL Bochum, bij de stand 0-2, brengt Schäfer het talent in voor de falende Alexander Famula. KSC winst vervolgens met 3-2, mede dankzij een geweldige redding van Kahn. De doorbraak is daar. Tot aan zijn vertrek naar Bayern München in de zomer van 1994 staat er in Karlsruhe geen ander onder de lat dan Oliver Kahn.

De 1 meter 88 grote en 87 kilo zware keeper, die dan inmiddels reserve is van de nationale ploeg achter Bodo Illgner en Andreas Köpke, vestigt met zijn overgang naar Zuid-Duitsland een record. De prijs die Bayern München betaalt, ruim 100 miljoen frank, is nooit eerder opgehoest voor een keeper in de Bundesliga. Nog steeds niet overigens. Een droomstart kent Kahn in München echter allerminst. Na vijf maanden in Beierse dienst scheurt hij in een wedstrijd tegen Bayer Leverkusen een kruisband. “Na de diagnose was het psychisch niet meer zo zwaar voor me”, herinnert Kahn zich. “Ik wist dat het alleen nog maar beter kon gaan.” Amper vijf maanden later staat de doelman weer op het veld. Zijn vechtlust wordt beloond met een plaats in het Duitse elftal. “Fantastisch dat dat goed ging”, zou Kahn later over zijn debuut zeggen.

Inmiddels is hij al jaren de onbetwiste nummer 1 van Bayern München én, sinds het afscheid van Andreas Köpke na het WK in 1998, van de Duitse Nationalmannschaft. De keeperskwaliteiten van Kahn zijn in zijn vaderland onomstreden. Sterker, sommige media noemen hem zelfs de beste doelman ter wereld. De drive waarmee hij zijn verdediging leidt, maakt hem geliefd bij de fans van Bayern, maar gehaat bij de supporters van de tegenstanders. Die laatsten begeleiden zijn daden met apengeluiden en bestoken zijn strafschopgebied met bananen. Bang dat Kahn ooit zal reageren op deze trieste praktijken hoeft niemand te zijn. “Oliver is een intelligente jongen”, zegt zijn ontdekker Winfried Schäfer. “Hij is erg emotioneel, maar dat is juist een sterk punt.”

Het pantser waarin Kahn zich tijdens een wedstrijd hult is het toonbeeld van zelfverzekerdheid. Zijn gestalte is imposant, de manier van coachen boezemt altijd angst en ontzag in. Ook buiten de lijnen toont Kahn, die wordt getraind door zijn jeugdidool Sepp Maier, een grote mate van zelfbewustzijn.

Voorafgaand aan de halve finale in de Champions League tegen Real Madrid zette de Duitser de toon. “We hebben van alle grote clubs in Europa gewonnen. Waarom zouden we dan angst hebben voor Real Madrid ? Ik weet dat de Realspelers veel respect voor ons hebben. Ze hadden liever tegen Manchester United gespeeld.”

Grootspraak of kennis van het eigen kunnen ? Na de tweekamp wees alles op het laatste. Met Kahn in een excellerende rol won Bayern de eerste ontmoeting in Bernabéu (0-1). En in het eigen Olympiastadion klopte het de Madrileense titelverdediger met 2-1, en opnieuw keepte Kahn prima. Daarmee had Bayern de zo vurig gewenste revanche op de twee clubs die de ploeg de afgelopen twee jaar van de Champions Leaguezege afhielden. Vorig seizoen was Real de sterkste in de halve finale, nadat Bayern in de memorabele finale van 1999 tegen Manchester United in blessuretijd de zeker lijkende winst uit handen gaf (1-2). “Die nederlaag is de brutaalste die ik in mijn carrière heb geleden”, blikt Kahn terug. “Maar van ieder verlies moet je als sporter leren. Gelukkig weet ik inmiddels dat aan iedere grote triomf een grote nederlaag voorafgaat.”

De grootste triomf beleefde Kahn uiteindelijk op woensdag 23 mei 2001 in het Guiseppe Meazzastadion van Milaan. In de Champions Leaguefinale versloeg Bayern München die dag Valencia na een strafschoppenreeks met – opnieuw – zijn doelman in de hoofdrol. Kahn keerde drie strafschoppen, waaronder de laatste, over winst en verlies beslissende van Pellegrino.

door Thijs Slegers

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content