De vroegere verdediger van Gent en Standard voelt zich goed bij Sevilla en kijkt als Belgische Serviër uit naar het duel tussen Servië en de Rode Duivels.

De Giralda, de toren van de kathedraal van Sevilla, staat symbool voor de stad en voor de hele Andalusische regio. Als stad op een kruispunt van beschavingen is Sevilla er buitengewoon goed in geslaagd harmonieus Romeinse, Arabische en christelijke invloeden met elkaar te vermengen. De Giralda heeft nog dienstgedaan als minaret van de moskee en werd het uithangbord van de nieuwe kathedraal nadat de christenen in 1248 onder Fernando III de stad opnieuw veroverden. Respect is hier geen ijdel woord. Telkens er nieuwe meesters kwamen, hebben ze het beste van de voorgaande beschaving bewaard en op de bestmogelijke manier in hun eigen cultuur geïntegreerd. De hele stad ademt dat nog steeds uit. Aan de boorden van de op vele plaatsen droogstaande Guadalquivir wordt intens en met veel passie geleefd. En het voetbal vormt daar geen uitzondering op. Voor een sport die gebaseerd is op emotie kan dat trouwens niet anders. Samen met de corrida, die tijdens de wereldberoemde Feria van de stad in april elk jaar een hoogtepunt beleeft, en met het katholieke geloof dat nergens ter wereld in de Goede Week nog zo intens wordt beleefd, heeft het voetbal in deze stad een echte cultstatus verworven. En dat is te danken aan twee clubs : FC Sevilla en Betis. Net als the Old Firm in Glasgow behoort de derby tussen de groen-witte Beticos en de rood-witte Sevillistas tot het werelderfgoed van het voetbal. Elke inwoner van de stad is fan van de ene ploeg en haat de andere. FC Sevilla was vroeger de club van de bourgeoisie, Betis die van de arbeiders, maar dat onderscheid bestaat nu niet meer. Nu vindt men binnen dezelfde families en binnen dezelfde wijken fans van de beide teams.

FC Sevilla heeft zijn thuisbasis in het stadion met de naam Romero Sanchez Pizjuan, naar een van de vroegere voorzitters van de club. Hier ontving de club vorige donderdag het bescheiden Griekse team van Atromitos. Na een 1-2-zege in de heenwedstrijd hadden de Spanjaarden hun ticket voor de poulewedstrijden al zo goed als op zak, maar toch zaten om halftien zo’n veertigduizend fans in de tribunes. Ivica Dragutinovic stond niet in de basis. Sinds enkele weken schippert hij tussen de bank en de grasmat. “De trainer ( Juande Ramos, nvdr) liet vandaag enkele titularissen rusten, want we hebben in het weekend weer een moeilijke partij tegen Getafe”, legde hij het uit. Drago mocht wel, onder luid applaus, aan de tweede helft beginnen en kon centraal achterin in een zetel mee genieten van de demonstratie en de 4-0-zege. Een opsteker in het vooruitzicht van de partij met de nationale ploeg tegen België.

Barcelona opgerold

U bent nu iets meer dan een jaar weg bij Standard. Hoe kijkt u op het afgelopen seizoen in Andalusië terug ?

Ivica Dragutinovic : “Toen ik tijdens de laatste uren van de transfermarkt in augustus 2005 een aanbod kreeg van Sevilla, heb ik toch eventjes geaarzeld. Ik heb erover gesproken met Ivica Mornar, die nog een jaar voor Betis heeft gespeeld. Hij vertelde me dat Sevilla een prachtige stad is, dat men er bijzonder goed kan eten, maar dat FC Sevilla sportief toch niet zulke indrukwekkende resultaten kon voorleggen. Drie jaar geleden speelde de club nog in de tweede klasse. Dat deed me toch wat twijfelen. Ik had net een plaatsje veroverd in de nationale ploeg en wilde onder geen beding het WK in Duitsland missen. Uiteindelijk heb ik het er toch op gewaagd. Op tv had ik een oefenduel gezien tussen de club en de Braziliaanse nationale ploeg en de enorme ambiance met 47.000 toeschouwers haalde me over de streep. Sevilla won die match trouwens met 1-0, wat toch ook iets betekent. Toen ik hier enkele dagen later aankwam, werd ik door meer dan vijfduizend mensen en tientallen camera’s verwelkomd.”

Verliep de aanpassing zonder problemen ?

“Absoluut. Ik speelde mijn eerste match in de UEFA-beker tegen Mainz. We wonnen met 6-0 en ik leverde een gave prestatie. Na één week voelde ik me hier al goed thuis, vooral omdat de Fransman Julien Escudé en Frédéric Kanouté, van Frans-Malinese nationaliteit, me goed opvingen.”

De club had in 2005 net zijn honderdste verjaardag gevierd, maar wist toen nog niet dat er een wonderlijk en historisch seizoen zou volgen.

“Iedereen zegde hetzelfde : geen slecht team maar de resultaten zijn niet goed genoeg. En dan met mij erbij winnen we de UEFA-beker en de Europese supercup. Er is natuurlijk geen oorzakelijk verband ( lacht), maar het was wel fenomenaal. Nog nooit had een Andalusische club een Europacup gewonnen en wij wonnen er in enkele maanden tijd twee. In de supercup speelden we heel sterk, want het grote Barcelona met 3-0 kloppen is toch niet niets.”

Welke gevolgen heeft dat gehad ?

“Die zege in de UEFA-beker vergeet ik nooit meer. We zijn om één uur ’s nachts geland en het heeft ons vier uur gekost om de twaalf kilometer tussen de luchthaven en het stadion af te leggen. Er stonden 220.000 mensen langs de weg om ons toe te juichen ( Sevilla telt 750.000 inwoners). Toen we er om vijf uur ’s morgens waren, vroeg het bestuur ons om op het veld te gaan. We vroegen ons af waarom, want het was er muisstil. Maar toen we allemaal in de middencirkel stonden, werden de lichten aangestoken en kregen we van 47.000 supporters een denderende ovatie. Kippenvel om vijf uur ’s morgensl !”

Sevillaanse derby

Is FC Sevilla daardoor nu belangrijker dan Betis ?

“Toen Betis enkele jaren geleden de Spaanse beker won, heeft de voorzitter nog wat de spot gedreven met het povere palmares van de stadsrivaal. Maar onze zege in de Europacup was daarop natuurlijk een antwoord dat kon tellen.”

Is de rivaliteit tussen beide clubs echt zo groot ?

“Onvoorstelbaar. Twee weken voor de derby valt de hele stad stil. De kranten schrijven alleen nog daarover. Het zit enorm diep. Supporters van Betis zouden liever hun club naar de tweede klasse zien zakken dan te moeten toekijken hoe FC Sevilla de Champions League wint. Tijdens de derby’s wordt er negentig minuten onafgebroken gezongen. Enkele weken geleden bezorgden we de fans een droomwedstrijd. We begonnen sterk en leidden aan de rust met 1-0. Daarop kwam Betis beter in de match en scoorde het twee keer. Maar enkele minuten voor het einde kwamen we weer gelijk en uiteindelijk wonnen we nog met 3-2. Ik dacht echt dat het stadion zou ontploffen.”

Is de ploeg dan niet verzwakt na het vertrek van verscheidene belangrijke spelers ?

“Aan de transfers van Sergio Ramos en Julio Baptista naar Real Madrid hield de club zestig miljoen euro over. Twee jaar voordien bracht de overgang van José Antonio Reyes naar Arsenal ook flink wat op. Voorzitter José Maria Del Nido heeft een bedachtzaam beleid gevoerd en dat geld niet meteen allemaal besteed aan nieuwe spelers. Vorig seizoen betaalde hij enkel twee miljoen euro voor mij en acht miljoen euro voor Kanouté. Ook dit seizoen heeft hij duidelijk gemaakt dat hij geduldig wil voortbouwen. Hij wil in de eerste plaats het stadion moderniseren en uitbreiden tot 65.000 plaatsen. Als versterkingen kwamen nu Andreas Hinkel van Stuttgart en Ernesto Chevanton van Monaco. Voorts weigerde hij in te gaan op een bod van twintig miljoen euro van Liverpool op Daniel Alves en van vijftien miljoen euro van Valencia voor Jesus Navas. Dat getuigt van de nodige ambitie. De trainer beschikt trouwens over een gelijkwaardige kern met 24 spelers. Iedereen kan titularis zijn of ernaast vallen.”

Waarom hebt u nu, na toch een sterk eerste seizoen, nog maar 150 minuten gespeeld in de competitie en 135 in de Europacup ?

“Het heeft ook te maken met blessureleed. Bovendien ben ik na het WK later aan de voorbereiding begonnen. Andere spelers grepen ondertussen hun kans. Maar het gaat steeds beter. Ik denk dat ik stilaan meer zal spelen.”

Zonder Montenegro

U was er ook niet bij in de eerste twee kwalificatiewedstrijden van Servië voor het EK 2008. Hebt u gevreesd voor uw plaats ?

“Neen. Na het WK heb ik even overwogen om met de nationale ploeg te stoppen. Ik ben dertig en de opeenvolging van wedstrijden kan voor blessures zorgen, zoals deze die me belette de UEFA-bekerfinale tegen Middlesbrough te spelen, terwijl ik in de negen eerdere Europese matchen telkens negentig minuten op het veld had gestaan. Maar omdat we nu voor het eerst met Servië alleen spelen en niet langer als Servië & Montenegro aantreden, wil ik dat toch ook nog meemaken. Voor de duels tegen Azerbeidzjan en Polen werd ik niet opgeroepen omdat ik toen na het WK nog niet het vereiste internationale niveau had.”

Dat WK verliep voor Servië niet bepaald positief.

“Dat klopt. Zelf heb ik enkel de wedstrijd tegen Nederland gespeeld, maar dan viel ik uit. Bijzonder frustrerend is dat, want het werk van anderhalf jaar voorbereiding valt meteen in het water. We hadden geen enkele kwalificatiewedstrijd verloren en geen enkele tegengoal geslikt. Maar we deden dat allemaal met een vrij beperkte kern van twaalf, dertien spelers. Toen eerst Nemanja Vidic geblesseerd uitviel, daarna ook ik en bovendien Mladen Krstajic zijn arm brak, was heel de defensieve ruggengraat gebroken. Ook het referendum over de afscheiding van Montenegro, twee dagen voor ons vertrek naar Duitsland, heeft meegespeeld. Zoiets houdt je mentaal toch bezig en dat wreekt zich op het veld.”

Nu moet een buitenlandse bondscoach, Javier Clemente, het proberen met een verjongde ploeg.

“Mmm. Zoveel is er niet veranderd. Er zijn maar drie spelers die er niet meer bij zijn : Predrag Djordjevic, Savo Milosevic, die op zijn 32ste als recordinternational stopt, en Mateja Kezman, die geen oproeping kreeg.”

Stilaan steekt toch een nieuwe generatie de neus aan het venster.

“Zeker. Zo zal Vladimir Stojkovic ongetwijfeld een heel grote doelman worden. Milan Stepanov werd op het recente EK voor min-21-jarigen verkozen tot beste verdediger en mocht zich al verheugen in belangstelling van Chelsea. We moeten een goede mix vinden tussen jeugd en ervaring, want op internationaal niveau is dat toch belangrijk. De drie jongens die er niet meer bij zijn, hadden allemaal ervaring in de Champions League.”

Hoe kijkt u aan tegen de buitenlandse bondscoach ?

“Ik ken Javier Clemente niet, maar ik verwacht dat karakter en discipline de sleutelwoorden zullen worden. Tegen Polen hebben we alvast een erg goede tweede helft neergezet. Dat belooft voor de toekomst.”

Halve Belg

Tegen België spelen is voor u speciaal omdat u ook de Belgische nationaliteit hebt.

“Inderdaad. Ik beschouw me als een halve Belg. Ik ben getrouwd met een Belgische en mijn dochtertje van vijftien maanden heeft ook de Belgische nationaliteit. Indien het allemaal iets anders was gelopen, had ik misschien zelf ooit voor de Rode Duivels kunnen spelen.”

Welke herinneringen houdt u over aan negen jaar België ?

“Bij Gent heb ik met mensen kunnen werken die heel veel respect hadden en veel vertrouwen toonden. Op mijn 21ste kwam ik aan in een vreemde omgeving. Ik sprak enkel wat Engels om me verstaanbaar te maken. Die mensen hebben me erg goed opgevangen, een huis voor me gezocht en ervoor gezorgd dat ik me snel thuis voelde.”

Standard ?

“Aaaah, Standard ( nostalgisch). Op Robert Waseige ben ik niet kwaad geweest, maar die had me in mijn gezicht moeten durven zeggen dat hij niet op me rekende, want ik was toch aanvoerder. Mentaal en fysiek was die na het WK 2002 niet klaar om een club als Standard te komen leiden. Maar al bij al heb ik in Luik veel meer mooie momenten beleefd dan slechte. Ik heb nog altijd veel contact met Luciano en Dominique D’Onofrio, Michel Preud’homme, Philippe Léonard. Voor hun match tegen Vigo had ik Ogushi Onyewu nog aan de lijn. Dat wordt een hele grote, maar hij zou zich nog sneller ontwikkelen als hij een ervaren speler naast zich had staan. Want hij pikt alles heel snel op. Hoe is het trouwens nog met Mémé Tchité ?”

Die is nu topscorer van Anderlecht.

“( verbaasd) Echt ? Ik heb veel op hem ingepraat. Die jongen kocht dadelijk een nieuwe wagen en bleef vaak in de stad hangen. Ik heb hem dikwijls duidelijk gemaakt dat hij harder moest werken. Kennelijk heeft dat toch iets opgebracht.”

Aan welke trainers bewaart u de beste herinnering ?

“Aan Trond Sollied en Dominique D’Onofrio. De Noor gaf me veel vertrouwen. Bij Olympiacos toont hij nu wat hij ook al bij Brugge bewees : dat hij een grote trainer is. Ik denk dat hij het nog verder zal brengen. D’Onofrio hielp Standard dan weer aan zijn beste resultaten sinds jaren, vorig seizoen zelfs bijna aan een titel. Dat verdient respect. Misschien had hij nog wat langer trainer moeten blijven, al vind ik de keuze voor Preud’homme ook niet slecht.”

SVV

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content