Na Euro 2012 krijgen de voetballiefhebbers nog een aardig toetje deze zomer. Woensdag trapt in het Verenigd Koninkrijk het olympisch voetbaltoernooi af dat ons al een paar decennia een blik gunt in de toekomst van het topvoetbal.

Toen baron Pierre de Coubertin in 1896 de olympische vlam opnieuw aanwakkerde, werd het programma in ruime mate geïnspireerd door de Griekse voorvaderen. Het internationale voetbal stond nog in de kinderschoenen en de sport was in het beste geval een bescheiden exhibitiesport op de Spelen. De resultaten van een ploeg uit Athene gingen verloren en een team uit het Turkse Izmir kreeg een 15-0 aan de broek van Denemarken, maar sommige historici betwijfelen of die wedstrijd wel werd gespeeld.

In Parijs (1900) en in het Amerikaanse Saint Louis (1904) stelde het voetbal op de Spelen nog altijd bitter weinig voor. In Frankrijk was er, in het kader van een wereldtentoonstelling, een toernooi voor clubelftallen. Upton Park FC, een amateurploeg uit het oosten van Londen, versloeg ergens in het Bois de Boulogne een Frans team en een groep studenten van de universiteit van Brussel. Het leverde brons op voor België. Want ook al erkent de FIFA het evenement niet, voor het IOC is het een officieel olympisch toernooi. In Saint Louis namen geen Europese ploegen deel.

Pas in Londen 1908 groeide het voetbal uit tot een volwaardig olympisch evenement. Vivian Woodward leidde Engeland in eigen land naar goud. Na de Spelen stortte hij zich opnieuw op zijn praktijk als architect, maar in 1912 was hij er opnieuw bij.

In Stockholm ontpopte Woodward zich tot de ultieme ‘gentleman of football’. In de halve finale tegen Finland weigerde hij een strafschop te aanvaarden die volgens hem onterecht was toegekend. Hij gaf Arthur Knight opdracht de bal over de lat te trappen. Desondanks klopte Engeland voor de tweede keer op rij Denemarken in de eindstrijd om het goud.

De meest opmerkelijke figuur uit de vooroorlogse periode van het olympisch voetbaltoernooi was de Engelsman Harold Walden. Hij scoorde negen keer in drie edities van de Spelen. Na Wereldoorlog I tekende hij voor Arsenal, maar na nauwelijks twee wedstrijden gaf hij er de brui aan om een ster in de musichall te worden. “Het voetbal duurt twee keer 45 minuten met een pauze van tien minuten”, lichtte hij zijn beslissing toe. “Alleen bij winst verdien ik iets. In de musichall treed ik twee keer tien minuten op, heb een break van een uur en word ik altijd betaald.”

Op de Spelen van 1920 in Antwerpen viel de belangstelling voor atletiek en de andere sporten flink tegen, maar het voetbal lokte volle stadions. Het Olympisch Stadion op het Kiel stroomde overvol met 40.000 toeschouwers voor de bewogen finale tussen België en Tsjecho-Slowakije. Het is nog steeds de enige overwinning van de Rode Duivels in een belangrijk internationaal toernooi (zie kader).

Het Zwarte Wonder

Tot 1920 was het olympisch voetbal een louter Europese aangelegenheid. Dat veranderde vier jaar later in Parijs, toen Egypte, Uruguay en de Verenigde Staten voor een internationaal tintje zorgden. De kwaliteit van het voetbal kreeg een stevige injectie en het publiek had dat door. Het Stade de Colombes liep met 60.000 liefhebbers overvol voor de finale en nog eens 10.000 fans stonden voor de poorten zonder ticket.

Europa maakte kennis met de voetbaltovenaars uit Zuid-Amerika. Uruguay rolde achtereenvolgens Joegoslavië (7-0), de VS (3-0), Frankrijk (5-1) en in de finale Zwitserland (3-0) op. “De Uruguayanen beschikken over een geweldige techniek en staan niet stil als ze op een pass wachten”, schreef Gabriel Hanot, de man die 25 jaar later aan de basis lag van het Europees bekervoetbal, in L’Equipe. “Ze bewegen en lopen weg van hun bewaker. Het is prachtig en elegant voetbal, dat tegelijkertijd gevarieerd, snel, krachtig en efficiënt is.”

In Montevideo werd na de zege een officiële feestdag uitgeroepen en er werden speciale postzegels gedrukt om het evenement te herdenken. Aan de overkant van de Rio de Plata was de stemming echter helemaal anders. De Argentijnen vonden zichzelf de nummer een van het Zuid-Amerikaanse voetbal en waren van oordeel dat de buren hen die status ontnomen hadden door naar de Spelen te gaan. En door op de koop toe het onvoorstelbare lef te hebben om te winnen.

Ze eisten zo snel mogelijk een confrontatie om te laten zien wie de beste ploeg van het continent was. De heenmatch in Buenos Aires werd beslist door een doelpunt van linksbuiten Cesareo Onzari, de linksbuiten die een hoekschop rechtstreeks in doel trapte. “Het was de eerste keer in de geschiedenis van het voetbal dat dit gebeurde”, volgens Eduardo Galeano in Glorie en tragiek van het voetbal. “Deze zeldzaamheid werd de olympische goal gedoopt en wordt nog steeds zo genoemd.”

Vier jaar later in Amsterdam stonden de topfavorieten Argentinië en Uruguay tegenover elkaar in de finale. Er waren 250.000 aanvragen voor 40.000 kaartjes. De match eindigde op 1-1. Drie dagen later won Uruguay de replay (2-1).

“De bewerkers van de wonderen van 1924 en 1928 waren arbeiders en bohemiens, die speelden voor hun plezier”, aldus Eduardo Galeano. ” Pedro Arispe was een vleesverpakker, José Nasazzi zaagde marmerplaten en Perucho Petrone was groenteboer. Pedro Cea bezorgde blokken ijs en José Leandro Andrade was carnavalsmuzikant en schoenpoetser.

“In 1924 reisden ze derde klas op de boot naar Europa en daar reisden ze, met geleend geld, in tweedeklaswagons, sliepen op houten banken en waren genoodzaakt de ene wedstrijd na de andere te spelen in ruil voor eten en onderdak. De trappen die ze kregen, genazen ze met water en zout, doeken met azijn en een paar glazen wijn.”

José Leandro Andrade, de eerste zwarte voetballer die Europa aan het werk zag, maakte indruk en werd het eerste internationale voetbalidool. “In de middenlinie pakte deze grote man met het elastieken lichaam de bal van de tegenstander af zonder hem aan te raken, en wanneer hij ten aanval trok, verstrooide hij met zijn sierlijke lichaamsbewegingen de mensen om hem heen”, noteerde een lyrische Galeano. “In een van de wedstrijden stak hij het halve veld over met de bal op zijn hoofd. Het publiek juichte hem toe en de Franse pers noemde hem het Zwarte Wonder.”

Uruguay riep zich na de winst in Amsterdam tot wereldkampioen uit. Het zette Henri Delaunay, de toenmalige secretaris van de FIFA, aan het denken. “Veel landen waar het voetbal professioneel is erkend en georganiseerd, kunnen hun beste spelers niet afvaardigen”, schreef hij aan de nationale bonden. “Het internationale voetbal kan niet langer opgesloten blijven binnen de olympische beweging.”

Er moest een landentoernooi komen waar ook profspelers aan mochten deelnemen. Nog tijdens de Spelen in Amsterdam werd het eerste organisatiecomité van de wereldbeker opgericht. De eerste editie had in 1930 plaats in Uruguay, dat ook won. Dat WK was de reden dat er in 1932 in Saint Louis geen voetbal op de dagorde stond. In de plaats werd het American football gepromoot.

Oost-Europa en Afrika

In 1936 werd op de ‘Hitler Spelen’ in Berlijn opnieuw gevoetbald. De Mannschaft begon met een afstraffing van Luxemburg (9-0). De volgende tegenstander heette Noorwegen. Honderdduizend toeschouwers verdrongen zich in het Berlijnse Poststadion. Onder de aanwezigen de nazitop met Goebbels, Hess, Göring en Hitlerhimself.

Het was de eerste keer dat Adolf Hitler een voetbalwedstrijd bijwoonde. Vijf minuten voor tijd legden de Noren de eindstand vast (2-0). Hitler verliet meteen het stadion en keerde nooit meer naar het voetbal terug. De eindzege ging naar Italië. Het voetbal kreeg in Duitsland de stempel ‘das Judenspiel’ opgekleefd.

Het aanzien van het voetbaltoernooi op de Olympische Spelen zakte na Wereldoorlog II weg. De kloof met de wereldbeker werd steeds breder. Het podium werd het monopolie van de Oost-Europese staatsamateurs. Tussen 1948 en 1980 gingen 23 van de 27 medailles naar teams uit het vroegere Oostblok. Alleen Zweden (goud in 1948 en brons in 1962), Denemarken (zilver in 1960) en Japan (brons in 1968) konden de Oost-Europese dominantie doorbreken.

Dat betekende niet dat het voetbal altijd ondermaats was. In 1952 bracht het Hongaarse team, met onder anderen Ferenc Puskás, Nándor Hidegkuti, Zoltán Czibor en Sándor Kocsis, in Helsinki een voorproefje van het ’totaalvoetbal’. De Magyaren scoorden twintig keer in vijf wedstrijden.

De Engelse bondsvoorzitter Stanley Rous was onder de indruk en nodigde de Hongaren na de Spelen uit om op Wembley te komen spelen. In november 1953 leed Engeland zijn eerste thuisnederlaag (3-5).

Het IOC liet vanaf 1984 profspelers toe om het voetbaltoernooi weer op te krikken. De FIFA vreesde echter voor concurrentie met de wereldbeker en er werd een compromis uitgedokterd. Landen uit Azië, Oceanië en Noord- en Midden-Amerika mochten met hun sterkste team aantreden. Europa en Zuid-Amerika moesten het doen met jongens die niet op een WK hadden gespeeld.

Sinds 1992 ligt de lat voor iedereen gelijk. De Olympische Spelen zijn voorbehouden aan spelers jonger dan 23. In elke kern van achttien mogen ook drie oudere voetballers opgenomen worden.

Vooral de Afrikanen deden hun voordeel met de nieuwe regeling. In 1988 versloeg Zambia Italië met 4-0. It’s time for Africa, klonk het toen. En inderdaad: in 1996 won Nigeria goud in Atlanta. Na een onvergetelijke halve finale tegen het Brazilië van Ronaldo, Roberto Carlos en Bebeto, waarin een 1-3-achterstand werd omgebogen in 4-3-winst, en een eindstrijd tegen een Argentijnse ploeg met Hernán Crespo en Roberto Ayala.

Vier jaar later won de Senegalese ploeg van Samuel Eto’o in Sydney voor 104.000 toeschouwers de finale tegen Spanje, met Puyol en Xavi. Merkwaardig genoeg konden de Afrikaanse teams hun opmars niet doorzetten op de wereldbeker.

Nooit Brazilië

Het olympisch voetbaltoernooi is de laatste paar decennia uitgegroeid tot de wachtkamer van het topvoetbal. In 1992 mocht aanvoerder Pep Guardiola het Spaanse goud in ontvangst nemen. Carlos Tévez werd topschutter in 2004. Vier jaar terug in Peking stond Lionel Messi in het winnende Argentijnse kamp. De beste voetballer van het voorbije decennium had er een rechtszaak tegen Barcelona voor over om deel te kunnen nemen.

In Zuid-Amerika wordt het olympisch toernooi bijna even hoog ingeschat als het WK. Het is daarom extra opmerkelijk dat vijfvoudig wereldkampioen Brazilië nooit verder kwam dan zilver op de Spelen.

Sinds 1996 is er ook een olympisch voetbaltoernooi voor vrouwen. Het goud ging drie keer naar de Verenigde Staten. Alleen in 2000 kon Noorwegen de Amerikaanse hegemonie doorbreken.

DOOR FRANÇOIS COLIN

José Leandro Andrade, de eerste zwarte voetballer die Europa in 1924 aan het werk zag, maakte indruk en werd het eerste internationale voetbalidool.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content