‘KV Mechelen past zich nooit aan’

De Zweeds-Tunesische prof Abdallah Kerim Mrabti (26) kwam transfervrij naar YR KV Mechelen als offensieve pion, maar overtuigt vooral met zijn polyvalentie en grote ijver. ‘Thomas Müller is een goed voorbeeld van hoe je ruimte kan creëren.’

A bdallah Kerim Mrabti: ‘Ik werd geboren in Nacka, een stedelijke gemeente aan de rand van Stockholm. Daar leven en wonen niet meer dan 25.000 personen. Het ligt een beetje buiten de hoofdstad, maar behoort er wel toe. Je hebt in Nacka de betere buurt, waar de deftige en rijke mensen wonen. Maar ik groeide, door omstandigheden, op in het wat armere gedeelte. Je moet weten dat mijn ouders me heel jong kregen. Mijn moeder was amper achttien, waardoor ze de school niet kon afmaken. Veel geld hadden we niet, het mooiste leven was het dus niet. Maar ik kreeg altijd steun van mijn familie. Eigenlijk werd ik, als enig kind, best wat verwend. Niet met speelgoed, omdat we vaak niet over de middelen beschikten om het aan te schaffen, maar met andere gunsten en vooral veel hulp. Mijn ouders waren altijd in de buurt, ook wanneer ik ging voetballen. En ook op school steunden ze me, ook al was ik geen briljante student.’

In mijn jeugd trok ik op met Zweedse leeftijdsgenoten, maar speelde ik ook met jongeren uit Bosnië-Herzegovina en andere immigrantenkinderen.’ Kerim Mrabti

Discipline

‘Mijn papa is Tunesiër en afkomstig uit Bou Salem. Mijn moeder werd geboren in Zweden maar beschikt over de Finse nationaliteit. Dat ligt maar een boottocht verder, want het is een buurland. Haar ouders verhuisden in de jaren 70 naar Zweden, om daar te gaan werken. Mijn vader kwam om dezelfde reden naar de hoofdstad. Zijn oudere zus en haar Tunesische man verhuisden eerder al naar Stockholm en ze vroegen hem mee, omdat er meer uitzicht was op beter werk en een hoger loon. Dat gebeurde al op zijn twintigste. In Stockholm leerde hij mijn mama kennen, twee jaar later werd ik al geboren. ( lacht) Ze verloren dus weinig tijd. Rond mijn vijfde trokken we naar Enköping, de stad waar mijn moeder opgroeide, amper 45 minuten verwijderd van Stockholm. Daar leefde en woonde ik tot mijn achttiende.

‘Mijn ouders zijn beiden heel betrokken en hulpvaardig ingesteld, maar hamerden in mijn opvoeding vooral op discipline. Papa werkt al lange tijd als sociaal assistent met drugsverslaafden en probleemjongeren. Niet in een gevangenis, maar in een soort van opvanghuis waar hij zich bekommert om het lot van vijftien- en zestienjarigen. Hij probeert met hen een traject uit te stippelen, om zich te herpakken en weer volwaardig deel uit te maken van de maatschappij. Doordat hij constant omgaat met de jeugd, is hij ook bijzonder jong van geest. Soms zelfs meer dan ik. Ik vind dat leuk. En mijn mama doet een gelijkaardige job, maar dan met de oudste bevolkingsgroep. Een normale baan, maar eentje met veel toewijding. Mijn vader is heel verbaal, soms wat agressief, staat graag in het midden van de aandacht en is nogal hectisch ingesteld, terwijl mijn moeder verlegen en wat meer teruggetrokken is. ( grijnst) Ik ben een goede mix van beiden.

‘Veel criminaliteit of vandalisme bestond er niet in de buurt waar ik als jongere vertoefde. Zweden is een bijzonder open land, waardoor er veel mensen uit verschillende landen samenkwamen. Zeker na de oorlogen die plaatsvonden in Irak, Syrië en Somalië. In Enköping kent bijna iedereen elkaar, want er wonen niet meer dan 30.000 personen. Ik trok op met Zweedse leeftijdsgenoten, maar speelde ook met jongeren uit Bosnië-Herzegovina en andere immigrantenkinderen. Een mengelmoes van talen en culturen, waardoor ik alles en iedereen leerde appreciëren. Het was goed dat mijn vader zo mijn vrienden leerde kennen. In de zomer gebeurde het vaak dat we iedereen bij ons thuis uitnodigden, om samen iets te eten en naar voetbal te kijken. Een leuke tijd. Als je voetbalde, kende iedereen je ook snel.’

Fysiotherapie

‘Mocht ik nu geen profvoetballer zijn, dan zou ik misschien werken als elektricien, loodgieter of bouwvakker. Op school volgde ik die richting, voor het geval het niet zou lukken in de sport. Rond mijn zestiende, zeventiende wilde ik zelfs de voorrang geven aan mijn studies, ook al omdat ik sukkelde met mijn knie en rug. Bovendien moest ik ’s ochtends en ’s middags telkens een verplaatsing van 45 minuten maken om te gaan trainen. Ik besliste om twee weken te stoppen, tot de clubleiding aandrong op een onmiddellijke overstap naar de eerste ploeg en er een planning werd uitgewerkt met de school. Vandaag zou ik als studie eerder voor fysiotherapie kiezen, want ik scheurde ooit de ligamenten van mijn knie ( zie kader, nvdr). Daardoor besefte ik hoe boeiend en interessant het is om mensen te helpen terugkeren na een zwaar letsel. Na mijn actieve loopbaan overweeg ik zeker die mogelijkheid.

‘Volgens mijn vader wou ik al vanaf mijn tweede altijd met de bal spelen. Hij speelde zelf ook voetbal, maar hij zegt altijd dat ik zijn carrière verknalde. ( lacht) Papa was actief in de Zweedse derde, vierde en vijfde klasse. Ik zag hem amper driemaal spelen. Hij was een centrale middenvelder, die graag het spel controleerde. Geen harde werker, wel iemand die toch enkele rode kaarten slikte. Mijn mama speelde een beetje voetbal, maar vooral floorball ( soort ijshockey in zaal, vijf tegen vijf, maar met een plastic bal, nvdr). Ik beoefende dat ook, net als handbal en atletiek. Uiteindelijk bleek ik het minst slecht in voetbal.

Kerim Mrabti draait weg van Ritchie De Laet: 'Vroeger keek ik graag naar Zinédine Zidane en Andrés Iniesta.'
Kerim Mrabti draait weg van Ritchie De Laet: ‘Vroeger keek ik graag naar Zinédine Zidane en Andrés Iniesta.’© BELGAIMAGE

‘Op mijn zesde of zevende sloot ik me aan bij Enköpings SK, de beste en meest nabije club in de omgeving. Vanaf mijn veertiende mocht ik als centrale verdediger zowaar meedoen met een leeftijdscategorie hoger – ik was niet de grootste maar las het spel goed. Zo ontstonden er mogelijkheden om kampen te volgen voor de nationale ploeg, met andere kinderen van 1994. Drie jaar later werd ik plots tegen juniorteams die wat ouder waren uitgespeeld als verdedigende middenvelder. Nadien voetbalde ik zowat overal: links, rechts, als nummer tien, centraal. Bij Birmingham City gebeurde het zelfs dat ik als diepste spits werd gebruikt. Niet vaak, maar toch. Ook hier bij KV Mechelen depanneerde ik al wat overal en was mijn veelzijdigheid een troef.

Mijn papa werkt in Stockholm als sociaal assistent met drugsverslaafden en probleemjongeren.’ Kerim Mrabti

‘Als kind supporterde ik voor Manchester United. Dan bewonderde ik de bewegingen van Cristiano Ronaldo. Maar hoe ouder ik werd, des te meer ik me realiseerde dat ik die tricks toch niet zo graag de hele tijd uitvoerde. Ik had een totaal andere speelstijl. Liever voerde ik een goed een-tweetje uit, om dan op snelheid in de diepte te gaan. Zo keek ik graag naar Zinédine Zidane en Andrés Iniesta. Vandaag apprecieer ik bijvoorbeeld de alomtegenwoordigheid van Ilkay Gündogan bij Manchester City. Ik geniet ervan om goede spelers aan het werk te zien. Mijn kwaliteit is dat ik ruimte creëer voor anderen. Thomas Müller is daar een goed voorbeeld van. Ik zal nooit een topschutter worden, maar ik ben wel nuttig door vrij onopvallend met een loopbeweging of een assist mijn medespelers in een betere positie te brengen voor doel. Ik denk altijd collectief, vandaar dat ik ook mijn verdedigende taken nooit verwaarloos.’

Gustav Engvall

‘Bij Enköpings SK had ik met de IJslandse oud-international Siggi Jónsson een goede mentor, iemand met de juiste voetbalfilosofie als coach. Hij was een goede vriend van mijn vader en speelde ooit nog voor Arsenal. We beschikten over een sterke ploeg en promoveerden. Ik was blessurevrij, kreeg veel vertrouwen, beleefde massa’s plezier en realiseerde plots dat er misschien toch iets mogelijk zou zijn met voetbal. Vooral die vrij snelle eerste oproeping voor de U19 van Zweden gaf me een ongelofelijke boost. Mijn voordeel is dat ik met Enköpings en IK Sirius kon proeven van vierde, derde en tweede klasse, alvorens ik bij Djurgardens IF op het hoogste niveau kwam. Ik groeide stapsgewijs mee, want ik had ook niet de opleiding gekregen bij een topclub.

‘In mijn eerste seizoen bij Djurgardens werd ik verkozen tot speler van het seizoen. We speelden bijzonder saai voetbal, in een 4-4-2, met heel wat lange ballen naar de diepste aanvaller. Nadat ik de prijs won, sprak ik met de trainer. Pelle Olsson vertelde me toen bijzonder openhartig dat hij me eigenlijk niet wilde. Ik was een keuze van de sportief directeur. Volgens Olsson paste ik gewoonweg niet in zijn systeem. Maar hij voegde er wel meteen aan toe dat hij bijzonder blij was dat ik er als linkerwinger, die altijd naar binnen moest komen, of als centrale middenvelder was bijgekomen. Plots was ik zijn eerste keuze.

‘Bij Birmingham City zat ik van maart 2019 tot begin juni vorig jaar. Tijdens corona bleven we doortrainen. Mijn contract liep af. Er was een optie voor mij en de club om die te lichten. Maar ik wilde niet langer blijven, omdat er veel in- en uitgaande transfers plaatsvonden. Bovendien genoot ik niet het volledige vertrouwen van de manager en de eigenaars. Ze stelden een verlenging van een maand voor, maar dat sloeg ik af. Ik keerde liever terug naar mijn familie en kreeg van Djurgardens vorige zomer de kans om mee te trainen. Daar kon ik voor vier maanden tekenen, maar dat wilde ik niet, zonder echte voorbereiding. Toen KV Mechelen op de proppen kwam, sprak ik meteen met Gustav Engvall. We speelden ooit samen bij Djurgardens en de Zweedse nationale jeugdteams. Zijn advies was duidelijk: een goede en stabiele club, met een prachtig nieuw stadion, een spelersgroep met de juiste mentaliteit en een ambitieuze technische staf. Op anderhalve dag tijd kreeg ik tijdens een bezoek en rondleiding alles te zien. Dit leek me de juiste optie. Het resultaat was een contract tot 2023.

‘Een gesprek met coach Wouter Vrancken had ik ook. Hij toonde me zijn speelwijze en welke rol hij voor mij in petto had. Dit team speelt goed voetbal en past zich nooit aan, ook al heet de tegenstander Club Brugge of Genk. Uit of thuis, dat maakt echt geen verschil. Wij hanteren altijd en overal onze eigen stijl: een 4-2-3-1, maar met de nodige fantasie. Ik integreerde me vrij gemakkelijk, door die duidelijke visie en vaste afspraken. De spelers begrijpen elkaar en de vereisten van elke positie. Nogmaals bewees ik mijn veelzijdigheid, want ik speelde al links, diepste spits en sprong zelfs al eens in als rechterverdediger. Vertrouw me: mijn shirt is na elke match kletsnat. Want ik weet ook dat de fans dat verlangen. In het begin van het seizoen waren ze eens met vijfduizend. Je voelde meteen hun aanwezigheid. Momenteel zit ik conditioneel misschien aan 80 à 90 procent van mijn mogelijkheden, maar in mijn hoofd is alles in orde. Zelfs al voel ik me moe, ik blijf lopen.’

'KV Mechelen past zich nooit aan'
© GETTY

‘Bij de Zweedse U21 noemden ze me ‘camouflage”

In januari 2016 werd Kerim Mrabti voor het eerst opgeroepen bij de Zweedse nationale ploeg. Maar op oefenkamp in Abu Dhabi sloeg het noodlot toe. Tijdens het eerste duel in Dubai scheurde de pocketvoetballer na amper twintig minuten de ligamenten van zijn knie, met een lange onbeschikbaarheid tot gevolg. Maar in plaats van het vooropgestelde jaar revalidatie speelde Mrabti alweer in september. ‘Het bewijs van de juiste mentaliteit’, weet hij. ‘Ik had een ploegmaat, Haris Radetinac, die wat ouder was en bij hetzelfde probleem aanvankelijk heel negatief dacht. Het opende mijn ogen. Ik benaderde dit probleem positief. In de gym vertoeven is het ergste wat er bestaat voor een profsporter. Soms vertellen mensen me dat ik daarmee een jaar verloor, maar ik bekijk het anders. Ik ken nu nog beter mijn lichaam en kan mijn loopbaan – mits de juiste preventieve oefeningen – met een jaar extra verlengen. En ook Haris, die na een tweede blessure mijn positivisme overnam, is nu in topvorm. Hij werd zelfs een goede vriend.’

Mrabti werd nog niet opgeroepen voor officiële duels bij Zweden en kan dus ook nog uitkomen voor Tunesië. ‘Ik ben 50/50 in persoonlijkheid, maar over het algemeen meer Zweeds dan Tunesisch’, legt hij uit. ‘Bij de U21 noemde ze me op het EK ‘camouflage’, omdat ik me even goed mengde onder de Zweedse spelers als onder de jongens met een immigrantenachtergrond. In 2018 kreeg ik plots midden mei een uitnodiging voor Tunesië, het WK ging een maand later van start. Ik sprak kort met de bondscoach, maar had nog nooit voor dat team gespeeld. Het moest allemaal te snel gaan en dat wilde ik niet. Spelen voor de nationale ploeg is geen prioriteit, maar is vooral een bonus voor mij. Daarom weet ik nog altijd niet wat ik ga doen. Als ze me oproepen voor Zweden, zal ik gaan. Het zou een grote eer zijn. Mijn vader zal niet boos zijn als ik voor mijn geboorteland kies.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content