KVO-voorzitter Frank Dierckens: ‘Is Anderlecht nog een grote club?’

© nick decombel
Chris Tetaert Vaste medewerker Sport/Voetbalmagazine

Zeven maanden geleden nam selfmademan Frank Dierckens KV Oostende over. Een gesprek over de sympathieke kustploeg, zijn buikgevoel en een Toyota Corolla.

‘Een bijzonder aangenaam mens, mijnheer.’ Wie bij medewerkers van KV Oostende naar Frank Dierckens (58) informeert, de (niet meer zo nieuwe) voorzitter, krijgt ook off the record bijna steevast hetzelfde te horen. Vriendelijke man, altijd bereid om te luisteren, nuchter als het moet en goedlachs wanneer het kan. Authentiek en tegelijk ook trots dat hij vrijdagnamiddag journalisten en sponsors mag rondleiden door het Technogel Trainingscomplex, een logische volgende stap in de evolutie van stamnummer 31.

We betalen geen Coucke- of Broosloon meer, maar een loon op maat van KV Oostende.’ – Frank Dierckens

Een gebouw van 54 op 12 meter, met over twee verdiepingen nieuwe kleedkamers, fitnesszaal, slaapplaatsen, kunstgrasveld, presentatieruimte… De herfst van 2013, toen spelers met een bord op de schoot in een muffe kleedkamer moesten ontbijten, is verder weg dan ooit. In die zes jaar maakte eigenaar/voorzitter Yves Lejaeghere, die net de promotie had gevierd, plaats voor Marc Coucke. Coucke trok naar Anderlecht en verkocht de club in 2018 aan Peter Callant, in februari van dit jaar kwam die ‘bijzonder aangename mens’ aan het roer. Een blitzcarrière.

In juni 2016 had Frank Dierckens pas zijn eerste sponsorcontract in Oostende getekend. Een bescheiden deal voor één seizoen, met optie voor twee bijkomende seizoenen, maar dat draaide even anders uit. Minder dan drie jaar later kocht hij 82 procent van de aandelen, bovenop zijn pakket van 10 procent. Waarom? ‘Ik kon ook een winkel of twee overgenomen hebben, maar ik wilde iets anders. Een nieuwe prikkel. Kijken of ik ook in een voetbalclub een meerwaarde zou kunnen zijn.’ En: het buikgevoel zat goed. Zelden door bedrogen, blijkt uit zijn cv, helemaal zélf geschreven.

Geboren en opgegroeid in Tielt. Geen luxe en geen weelde. Een nakomertje, zijn twee zussen waren 11 en 17 jaar ouder, van wie de vader overleed toen hij amper vier jaar was. ‘Nooit gekend. En mama had geen geluk, want vier jaar erna overleed ook haar tweede man. Kanker.’ De dochters verlieten één voor één het huis, op zijn tiende bleef hij alleen achter met moeder. ‘Een thuisnaaister. Veel werken. Naaien, van ’s morgens tot vroeg tot ’s avonds laat, maar daar werd nooit over geklaagd. Niet zagen, maar werken.’

Toen hij op zijn achttiende afstudeerde aan de humaniora – Economische Wetenschappen -, was verder studeren geen optie. ‘Die vraag werd gewoon niet gesteld. Mensen als wij gingen meteen na hun studie werken. Ook omdat ik mijn eerste autootje, een occasie Toyota Corolla, moest onderhouden.’

Na zijn verplichte legerdienst als chauffeur in Duitsland kon hij aan de slag als arbeider in tapijtenfabriek ITC in Tielt, waar hij zich vrij snel opwerkte. Hij sprak wat Duits en was tussenpersoon voor de Duitse ingenieurs die een nieuwe productielijn voor vast tapijt in Tielt kwamen installeren. ‘Drie jaar later had ik een man of vijftien onder mij. Een beetje chance gehad.’

Hij zou ook nog een tijdje werken in de mayonaisefabriek van Vandemoortele, omdat dat gemakkelijker te combineren was met de cursus schilder/behanger aan het Vormingsinstituut. ‘Ik ben op mijn 21e getrouwd, net als mijn zussen, en in ons eerste huisje moest er heel wat veranderd worden. Er was al een behanger geweest, maar alles hing schots en scheef. ( lacht) Ik wilde dat zelf leren en doen. En toen alles in orde stond en we opnieuw wat moesten sparen, werd ik links en rechts gevraagd. ‘Wil je onze badkamer doen?’ Hier een keuken, daar de living of de slaapkamer. Zo ben ik er in gerold. Op de duur had ik zo veel werk, dat ik op mezelf begonnen ben.’

Hij schuimde de baan af als zelfstandig schilder/behanger, zijn vrouw had in Tielt een winkel van gordijnen, raamdecoratie, verf en behang. Een goed draaiende zaak, merkte hij. ‘We schuimden de jaarbeurskes af en ik zag dat we meer verdienden aan raamdecoratie dan aan mijn schilderwerken, die ik meteen afbouwde. Door ons te specialiseren in de raamdecoratie, waardoor we automatisch aan grote projecten konden meewerken, kwamen we plots in concurrentie met fabrikanten. Toen, in 1999, heb ik beslist om zélf te produceren.’

De start van DIAZ – Dierckens Assemblage Zonnewering – was een risico, blikt hij terug. ‘Ik had een mooi financieel plan, maar er zijn toch momenten geweest dat ik goed naar de rekeningen moest kijken. Maar ik heb mijn buikgevoel gevolgd en mezelf ontwikkeld, zoals mijn twee kinderen dat gedaan hebben. Hannelore was als jobstudent bij ons begonnen en had geen zin om verder te studeren. ‘In drie jaar leer je bij mij veel meer dan aan gelijk welke school.’ Nu leidt ze de twee vestigingen in Tielt, Nathan is net als ik een laatbloeier en is verantwoordelijk voor de productie in Ardooie.’

Er kwam nog een vierde site bij, in… Shanghai, opnieuw eigenhandig door de pater familias opgestart. Hij heeft er een tijdje gewoond en reist nog vier keer per jaar, telkens voor twee weken, naar China om de zakelijke belangen veilig te stellen. Momenteel bedraagt de omzet van DIAZ, dat ongeveer 100 werknemers heeft, om en bij de 12 miljoen euro, met een jaarlijkse groei die rond de 7 procent schommelt. Maar dat moet, denkt Dierckens, door de naambekendheid van KV Oostende, kunnen stijgen tot 12 procent. En: de occasie Toyota Corolla is niet meer. Op de parking blinkt nu een Maserati, met gepersonaliseerde (‘DIAZ’) nummerplaat. Omdat het kan. En ja, hij woont nu in de polders van Ramskapelle, Knokke-Heist, maar heeft zijn roots nooit verloochend. Werken dedju. En af en toe een halve dag golf.

Het Technogel Trainingscomplex.
Het Technogel Trainingscomplex.© nick decombel

Buikgevoel

Hadden ze u een jaar geleden moeten zeggen dat u momenteel eigenaar van een voetbalclub zou zijn, wat zou dan uw eerste reactie geweest zijn?

Frank Dierckens: ‘Dat hij of zij zo snel mogelijk naar het ziekenhuis moet gaan voor een grondig onderzoek. ( lacht) Ik heb in mijn leven altijd een uitdaging gezocht, dat zit in mij, maar dit is wellicht mijn laatste. Een hele zware opdracht, maar ik ben niet van plan om hier snel te vertrekken. Ik wil de club naar mijn hand proberen te zetten. De voetbalwereld sprak mij aan. Ik heb twee jaar lang twee abonnementen in de Ghelamco Arena gehad en ik ben nog altijd sponsor van Club Brugge ( zie kaderstukje), op vraag van Peter Callant kocht ik tien procent van de aandelen en werd ik meteen ondervoorzitter.

‘Maar vorig seizoen werd vrij snel duidelijk dat KV Oostende geen licentie zou krijgen zonder een kapitaalsverhoging van drie miljoen. Dan was ik mijn geld kwijt, hé. Ik heb mijn goesting gedaan, zoals altijd. Toen ik met DIAZ begon, vroeg Jef de Lombaerde – algemeen manager van Luxaflex Belgium – of ik gek geworden was. ‘Iedereen gaat in Polen of Tsjechië produceren, ik snap niet dat jij dat in België wil proberen.’ Ik heb het tegendeel bewezen, net zoals ik dat hier wil doen. Weer dat buikgevoel.

‘Dit is een mooie club. Personeel dat heel hard werkt en goede supporters, die hier een flink stuk van hun jaarbudget spenderen. Dat moeten we appreciëren. Daarom heb ik na onze eerste thuisoverwinning een vatje gegeven. En: iedereen ziet ons graag. Club en Anderlecht hebben vijanden, KV Oostende niet. We zijn het sympathieke kustploegje.’

De club maakte niet meteen zijn beste periode door. Zelfs het behoud was toen nog lang niet verzekerd.

Dierckens: ‘Een voordeel, want dan kan je er nog iets goed van maken. Soms is het beter iets te kopen dat je kunt opwaarderen, want bij een club die al aan de top staat is de kans groot dat het de volgende jaren minder wordt. Ik stel vast dat een modern bedrijf, zoals DIAZ er een is, organisatorische en operationeel veel verder staat dan een voetbalclub, met Club Brugge als grote uitzondering. De organisatie moest bijgestuurd worden, met rechte en korte lijnen.

‘Wat er ook werd beweerd, na de overname door Peter Callant is hier amper iets veranderd. Het Couckevet zou weggesneden worden, hoorde ik altijd, maar er is heel weinig weggesneden. Er zijn mensen vertrokken, ja, maar dat was geen reorganisatie. Een pak medewerkers is Marc naar Anderlecht gevolgd.’

U bent veel aanwezig op de club, horen we van medewerkers.

Dierckens: ‘Alleen op vrijdag ben ik nog op DIAZ. Ik probeer één keer per week te ontbijten met de spelers en schat dat ik per week ongeveer 40 uur met KVO bezig ben, zonder de matchen mee te rekenen. Er was hier heel wat te doen. Een voetbalclub rendabel maken, dat is nog iets anders, maar op administratief en organisatorisch vlak kon het veel beter.

‘We moesten ons eerst op de sportieve structuur richten. Gert Verheyen had voor zichzelf uitgemaakt dat het voor hem stopte en met Hugo Broos had ik geen klik. Dat is geen verwijt, maar het marcheerde niet. En ik had niet de indruk dat ik in zijn keuken zou binnen mogen, terwijl het toch mijn centen waren. In plaats van een technisch directeur die alle beslissingen zelf neemt, koos ik voor een sportieve cel van drie mensen: de trainer, Guy Ghysel en ikzelf, die er het minste van kent.

‘Ik zit er soms bij voor spek en bonen, maar ik ben tenminste op de hoogte. Als Guy iemand gescout heeft, wie ben ik om te zeggen dat we hem niet pakken? Tenzij hij 34 jaar is en twee miljoen per jaar wil verdienen. ( lacht) We moeten jonge spelers halen, opleiden, laten doorgroeien en verkopen, dat is de enige manier om als club levensvatbaar te zijn en te blijven. Dat is voor de meeste Belgische clubs zo.’

Die klaagzang hoorden we al van Eddy Vergeylen. ‘In de tribune zitten geen kabeljauwen’, klonk het, en KVO was commercieel niet verkoopbaar.

Dierckens: ‘En nu bedragen onze commerciële inkomsten zeven miljoen euro en oneffen. We hebben een ongekend businessnetwerk, waar we onze sponsors ook los van de wedstrijden met elkaar in contact brengen. Ik ken Eddy al lang. Zakelijk lag dat heel gevoelig, want we waren concurrenten in de branche. Hij heeft nooit bij mij willen kopen. En nog altijd niet. ( lacht) Een ludieke vete. Hij heeft gelijk in die zin dat je met sponsoring en ticketverkoop niet toekomt, je moet uitgaande transfers kunnen realiseren. Op bijvoorbeeld Wout Faes, op Fashion Sakala of op Andrew Hjulsager. ‘

Vorig seizoen wilde AA Gent in de winterstop twee miljoen betalen voor Fernando Canesin, maar dat vonden uw voorgangers te weinig. Van een gemiste kans gesproken.

Dierckens: ‘Het lag toen wat gevoelig om een publiekslieveling te laten vertrekken naar onze tegenstander in de beker, maar het klopt dat hij op het einde van het seizoen einde contract is en we er dan niets meer voor zullen krijgen. Een erfenis uit het verleden. Voor Sander Coopman kregen we wel iets, maar ook niet het grote kapitaal hé. Er zaten geen spelers die met een grote meerwaarde konden verkocht worden, dus moesten we in de eerste plaats snoeien in de lonen en besparen. We betaalden alleen voor Hjulsager een transfersom, de andere spelers kwamen transfervrij. En ze krijgen geen Coucke- of Broosloon, maar een loon op maat van KV Oostende.

‘Tijdens een sollicitatiegesprek zei een kandidaat-trainer dat een ideale kern uit 21 spelers, zonder de keepers, bestaat. 7 goede spelers die altijd in de basis staan, 7 gasten die moeten vechten voor hun plaats en 7 jongens die blij zijn dat ze in de A-kern zitten. Dan is het logisch dat die eerste categorie het meest verdient en de andere twee minder. Dat heb ik goed onthouden. Wijze woorden, jammer dat ik hem hier geen trainer kon maken. ( lacht) Maar we zijn blij met Kare Ingebrigtsen hoor.’

Ex-doelman

Hebt u veel overleg met de trainer?

Dierckens: ‘Een goed contact, maar geen vast overleg. Dat laat ik aan Guy Ghysel over. Ik ben wel geïnteresseerd, maar momenteel heb ik andere prioriteiten – hoe kunnen we hier efficiënter werken? En: op sportief vlak heb ik weinig toegevoegde waarde. In mijn jeugd was ik nog keeper bij FC Tielt, meer niet.’ ( lacht)

Wanneer is het seizoen voor u geslaagd?

Dierckens: ‘Ik zou toch graag dicht bij de top zes eindigen. Dat moet kunnen, zeker als de geblesseerde spelers – onder anderen Palaversa, Hjulsager en Vargas – straks opnieuw helemaal fit zijn. Jelle Bataille en Robbie D’Haese ontwikkelen zich verder, Sakala weegt op een verdediging en met Idrissa Sylla zijn we aanvallend toch scherper dan vorig seizoen. De volgende weken spelen we tegen ploegen van ons kaliber, die matchen mogen we zeker niet te licht opvatten.

‘De start was zwaar, met alle ploegen uit de top zes van vorig seizoen in de eerste acht speeldagen, maar we pakten toch tien punten. Het konden er zelfs meer geweest zijn. Dat gebrek aan efficiëntie, zoals op Genk is een minpuntje, maar anderzijds ben ik heel tevreden over het voetbal, de mentaliteit en de inzet. Het blijft alleen jammer dat we nog niet tegen een grote club konden stunten.’

Op Anderlecht toch?

Dierckens: ‘Is dat nog een grote club?’ ( schatert)

Sponsor van… Club Brugge

Een voorzitter van KV Oostende die een van de grote sponsors van Club Brugge is. Bizar, beseft ook Frank Dierckens, die met DIAZ nog tot de zomer van 2021 prominent aanwezig is in het Jan Breydelstadion en tweewekelijks aanschuift aan een van de dertien tafels in de businesslounge. ‘Tielt en Club Brugge, dat is als broer en zuster. Ik heb dat contract afgesloten toen ik hier nog geen ondervoorzitter was, maar nu ligt dat moeilijk. Alleen: voor zulke overeenkomsten is het niet vanzelfsprekend om zomaar iemand anders te vinden. Ik zou dat budget liever hier spenderen. We mogen zelfs meegaan op de buitenlandse verplaatsingen in de Champions League, maar daar pas ik voor. Een foto van mij en enkele spelers van Club op een vliegtuig, dat zou hier slecht vallen.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content