Jong en Belgisch is een kwaliteitslabel geworden waarop het buitenland gretig zijn oog heeft laten vallen. Waar is de omslag begonnen? Experts en betrokkenen formuleren een antwoord.

Eeklo, 28 oktober 2012. België ontvangt Nederland in een kwalificatieduel voor het EK U17. Het verliest met 1-2. Een logisch resultaat afgaand op de reputatie van beide landen als het op hun werking met jonge voetballers aankomt. Maar niet die dag. Het zijn de Jonge Duivels die hun Nederlandse leeftijdsgenoten achter de bal laten aanhollen en die blijk geven van het grootste talent, de beste techniek, ja, die zelfs iets arroganter dan de tegenstander voor de dag komen. Onder de spelers ondertussen bekende namen als Charly Musonda Jr (Chelsea), Andreas Perreira (Manchester United) en Zakaria Bakkali (PSV), van wie de laatste intussen al even mocht meelopen tussen de grote jongens van Marc Wilmots. Terwijl de A-ploeg een plaats afdwong op het WK in Brazilië, voeren de nationale Beloften van Johan Walem hun kwalificatiegroep aan voor het EK 2015, vóór Servië en Italië.

In tegenstelling tot de successen van onze nationale ploegen floreert het Belgische clubvoetbal allerminst. Op enkele uitzonderingen na – het Champions Leagueparcours van Anderlecht in 2000/01 en de kwartfinale van Standard in de Europa League in 2010 – speelt België geen rol van betekenis meer op de Europese scène. Een beetje zoals wel meer kleine landen (Zweden, Denemarken, Noorwegen, Nederland) waarvan de nationale ploeg als enige uithangbord is overgebleven. Er zit voor onze clubs weinig meer op dan zwaar in te zetten op jong en Belgisch, iets wat zij stilaan ook lijken te beseffen. De recente Standard-Anderlecht was daarvan een mooie illustratie. Het clásicodebuut van Dino Arslanagic, Julien de Sart, Paul-José Mpoku en Michy Bathuayi haalde de gemiddelde leeftijd van het Luikse basiselftal omlaag naar 23,54 jaar. Bij Anderlecht legden Dennis Praet, Youri Tielemans en Massimo Bruno de leeftijdslat mee op 22,27 jaar.

De tijd dat men vanuit Nederland wat lacherig neerkeek op Belgische voetballers ligt inmiddels achter ons. Vandaag zijn het de Rode Duivels die een hype zijn geworden en wier populariteit piekt als nooit tevoren. Jong en Belgisch is een kwaliteitslabel geworden waarop het buitenland gretig zijn oog heeft laten vallen. Om die omslag beter te begrijpen, legden we ons oor te luister bij enkele betrokkenen.

Dribbelen moet

Michel Sablon was technisch directeur van de KBVB van 1994 tot 2002. “Na het mislukte Euro 2000 hebben we met de steun van toenmalig bondsvoorzitter Michel D’Hooghe een grondige doorlichting van ons jeugdvoetbal gemaakt om iedereen wakker te schudden en de vinger te leggen op de tekortkomingen. De analyse steunde op drie pijlers: de competities, de fysieke opleiding en de spelvormen. De wetenschappelijke basis van het onderzoek werd gevormd door liefst 1600 jeugdwedstrijden, zowel nationaal als provinciaal, die we hebben geanalyseerd met de hulp van de universiteiten van Luik, Brussel, Leuven en Gent. Ongeveer zeventig mensen hebben hieraan meegewerkt, onder wie een groep experten onder leiding van Michel Preud’homme. Op basis daarvan hebben we de structuren bij de jeugd bijgestuurd, het aantal spelers per wedstrijd naar vijf tegen vijf en acht tegen acht gebracht, en van de 4-3-3 het systeem van al onze nationale ploegen gemaakt. Na verloop van tijd is onze aanpak zelfs een voorbeeld geworden voor tal van andere landen in Europa.”

Bob Browaeys was een van de drijvende krachten achter de hervorming. Als voormalig coach van de nationale U17 ging onder meer de befaamde generatie van 1987 – met Moussa Dembélé, Jan Vertonghen, Dries Mertens, Kevin Mirallas, Steven Defour en Anthony Vanden Borre – door zijn handen. “In de jaren negentig is ons, de bond, dikwijls verweten dat we geen enkele visie hadden op jeugdvoetbal. Terecht. Vanaf 2000 zijn we met zijn allen rond de tafel gaan zitten en hebben we ‘Visie 2000’ ontwikkeld. Een project met duidelijke doelstellingen per leeftijdscategorie, maar met steeds aan de basis deze rode draad: de een-tegen-eensituatie, waarin de speler wordt uitgedaagd zijn tegenstander uit te schakelen in een rechtstreeks duel. In het verleden zijn we er te gemakkelijk vanuit gegaan dat België geen spelers met een individuele actie had. Ik zeg mijn spelers nooit: geef af die bal, niet dribbelen! Op hun leeftijd moeten ze juist leren. In de jaren negentig werd het spelers zo goed als verboden om een individuele actie te maken. Vandaag stimuleren we hen juist daartoe. Ik herhaal graag dat een voetballer slechts leert door fouten te maken. Het fundament van onze huidige visie is dat een kind van zes moet leren meester te zijn van de bal en doelpunten moet willen maken.”

Prima exportproduct

Johan Walem is sinds juni 2012 coach van de nationale Beloften. Hij bekwaamde zich in het werken met jongeren bij zijn ex-clubs Anderlecht en Udinese. “In het verleden kwamen technisch vaardige spelers minder aan de bak bij ons. Wij hadden andere kwaliteiten. Het klopt dat de Belgische voetballer zich vandaag laat opmerken met zijn mooie voetbal over de grond en met zijn techniek. Voorheen werd er meer aandacht besteed aan het fysieke aspect. Het ideaal is om een goede mix te vinden. Uit ervaring weet ik dat er in het buitenland groot respect bestaat voor de Belgische voetballer. Het is een prima exportproduct geworden. Het volstaat daarvoor te kijken naar de clubs waarvoor onze Rode Duivels spelen. De volgende stap is om ook op andere aspecten te gaan werken, zoals mentaliteit en de drang om te willen winnen. Want mooi voetbal is goed, maar aan het eind van de rit telt wel het resultaat. We moeten volgens mij nog beter leren een wedstrijd af te maken.”

José Riga stapte van het hoofdtrainerschap bij Standard over naar de Aspire Academy in Qatar, maar stelt zijn kennis van het ‘breingestuurd leren’ inmiddels samen met zijn mentor Michel Bruyninckx ter beschikking van AC Milan. “In België hebben zich overal opleidingscentra ontwikkeld. Moeskroen lag mee aan de basis en Standard en Genk zijn meesters geworden in het opleiden. Het huidige succes is voor een stuk ook te verklaren door onze volksaard. De Belg is een werker die niet snel ergens over opschept. Onze huidige voetballers zijn het resultaat van hard werken en vormen een van zichzelf uiterst begaafde generatie. Ze beschikken over onmiskenbare voetbalkwaliteiten, maar genoten ook een uitstekende algemene opleiding. Opleiding is de basis van elk succes. Laten we ook niet vergeten dat redelijk wat spelers hun opleiding hebben vervolmaakt in Frankrijk en in Nederland. Dergelijke complementariteit en complexiteit leiden altijd tot een betere ontwikkeling.”

Danny Veyt, voormalig jeugdtrainer bij onder meer Anderlecht en nu T3 in de technische staf van Lokeren, werkte als scholierencoach van Beerschot met Vertonghen, Dembelé, Thomas Vermaelen en Toby Alderweireld. “Beerschot werkte in die tijd samen met Ajax. Toen Jan, Toby en Thomas naar Ajax verhuisden, wisten we dat ze daar meer mogelijkheden zouden hebben om zich te ontwikkelen. Alle drie hadden ze buitengewone intrinsieke kwaliteiten. En voeg daar maar de mentaliteit van een kampioen aan toe. Hun geluk is geweest dat ze de juiste kansen hebben gekregen op het juiste moment en de stappen hebben gezet die nodig waren. Aan de top geraken is boven alles een kwestie van voetbalkwaliteiten en mentale sterkte.”

Betere omkadering

Ook Henk Mariman zag destijds de genoemde talenten zich bij Beerschot manifesteren. “Vandaag beschikt België over stevige infrastructuren die een exodus zoals van die gouden generatie van Beerschot moeten voorkomen. Het niveau van de jeugdopleiding in België is erg verbeterd. Talent is één zaak, maar hoe ermee wordt gewerkt is een tweede. Je ziet steeds meer kwaliteit bij onze jonge spelers en ze krijgen makkelijker hun kans dan vroeger. De toegenomen kwaliteit in de opleiding heeft clubs ertoe in staat gesteld jongeren tot in de top te brengen. Meer en meer zie je in België een soort van gemeenschappelijke opleidingscultuur ontstaan. Alleen moeten we er beducht voor zijn dat we niet te hard van stapel lopen. We moeten de evoluties op het terrein aandachtig in de gaten blijven houden. Om het globale niveau van ons voetbal de hoogte in te jagen, is er nog veel werk nodig.”

Mohamed Ouahbi is trainer van de U17 van Anderlecht. “Talent is er altijd geweest, maar het ontwikkelt zich pas dankzij een goede opleiding. Vandaag gaan we beter om met onze kinderen dan in het verleden. De bondshervorming heeft veel ten goede veranderd. We leiden nu ook opleiders op. Zelfs in de kleinste clubs vind je nu trainers met een goede basis en pedagogische kennis. Het toenemende aantal kinderen met een migratieachtergrond verklaart ook voor een stuk het huidige succes. Maghrebijnen en zwarte Afrikanen krijgen nu meer kansen, terwijl niet eens zo lang geleden Batshuayi nog werd weggestuurd door Anderlecht wegens ‘onhandelbaar’. Dat zouden ze nu zeker anders hebben aangepakt, nu ze zelf beter gestructureerd zijn qua omkadering.”

Alex Teklak, ex-speler van Moeskroen, is actief als analist voor de Franstalige media, maar probeerde het ook een jaar als coach van de beloften van Charleroi. “Als we beter werken met onze jeugd vandaag, is geld of juist het gebrek eraan daarvoor de verklaring. Onze clubs hebben het door de jaren steeds moeilijker gekregen om de eindjes financieel aan elkaar te knopen, waardoor de buitenlanders die een meerwaarde kunnen betekenen te duur zijn geworden. Van lieverlee is men zich op de jeugd gaan gooien, te meer daar Standard op zeker ogenblik bewees met de generatie Defour-WitselFellaini dat opleiding zich ook uitbetaalt. Wat niet wegneemt dat veel clubs nog altijd maar wat aanmodderen met hun jeugd. Toen ik de beloften van Charleroi trainde, hield Abbas Bayat niet op te herhalen dat hij zijn club als een bedrijf wilde leiden, wat impliceerde dat hij geen enkele aandacht gaf aan de jeugd, wat uiteraard complete nonsens is.

“Toen ik nog speelde, was de situatie helemaal anders. De spelerskernen waren ouder en op de jongeren werd niet gerekend. Als er al een in de kleedkamer zat, zat hij daar geïsoleerd. Illustratief is trouwens dat men nog steeds vaak zegt dat een kern ‘vervolledigd wordt met enkele beloften’. Slechts de besten kregen een plaatsje, terwijl in mijn ogen het talent ook destijds al veel talrijker was.”

Opleiding rendabel

Gert Verheyen trainde de beloften van Club Brugge in 2006/07 en heeft vandaag de verantwoordelijkheid over de nationale U19. “Ik had soms maar acht of tien spelers om mee te werken. En dan gebeurde het nog dat er één op het laatste moment afzegde om een of andere reden. Ik stond als enige trainer voor de groep, met soms de assistentie van een keeperstrainer. Vandaag bestaat de staf van de Brugse beloften uit drie of vier trainers.”

Marc Degryse, toen sportief manager van Club, herinnert het zich. “Hoe vaak heb ik het met Gert niet gehad over het gebrek aan steun waarvan hij het slachtoffer was. Maar in die tijd was er hoegenaamd geen sprake van dat de directie van de club pakweg een miljoen euro zou vrijmaken voor haar jeugdopleiding. Club Brugge huldigde een kortetermijnvisie. Vandaag hebben ze het begrepen.”

Dat zegt ook René Peeters, Anderlechts U21-coach. “De clubs zijn zich enkele jaren geleden door de crisis gaan realiseren dat het misschien beter was hun eigen spelers op te leiden. Buitenlanders zijn hier altijd veel te duur kunnen binnenkomen en zij die haalbaar waren, waren dan ook nog eens vaak van de tweede garnituur. Zelf opleiden is zowel op de korte als op de lange termijn een rendabele onderneming geworden. Zeker omdat de talenten altijd al aanwezig zijn geweest. Het kwam er alleen op aan ze op te merken. Vandaag krijgen onze jongeren veel sneller kansen, wat hen in staat stelt ook sneller stappen te zetten.”

Amper betaald

“Vanuit inhoudelijk standpunt behoren we met onze visie tot de top vijf van Europa”, is Bob Browaeys overtuigd. “Wat infrastructuur en personeel betreft daarentegen moeten onze clubs nog een stevige inspanning leveren. Jeugdtrainers zijn nog steeds amper betaald. Dat verklaart bijvoorbeeld waarom je ze na enkele jaren vaak terugvindt als hoofdcoach van een club in eerste of tweede provinciale, waar ze tenminste wat geld verdienen.”

“De verplichting om over een trainersdiploma te beschikken, is een goede zaak”, vindt Alex Teklak. “Het zorgt voor een eerste selectie onder de trainers. Schaduwzijde echter is dat we nog altijd weinig ex-profs zien die als jeugdtrainer aan de slag gaan. Ik ken er nochtans een aantal die klaarstaan om erin te stappen. Geld is het pijnpunt. In het buitenland heeft men allang begrepen dat een jeugdtrainer belangrijk is en zijn prijs heeft. In België is de job maar zelden vergoed. Bij FC Barcelona bijvoorbeeld krijgen de trainers van de U8 tot de U21 evenveel betaald. Maar het ultieme model is dat van Ajax. Daar heb je ex-spelers als Jaap Stam, Dennis Bergkamp en Marc Overmars die individuele trainingssessies verzorgen voor de verschillende leeftijdsgroepen. Dat je van zulke spelers iets kunt opsteken, is onmiskenbaar een groot voordeel. Daar zouden we een voorbeeld aan moeten nemen in België.”

DOOR THOMAS BRICMONT – BEELDEN: IMAGEGLOBE

“Jeugdtrainers worden nog steeds amper betaald. Daarom vind je hen na enkele jaren vaak terug als hoofdcoach in eerste of tweede provinciale.” – Bob Browaeys

“Zelf opleiden is zowel op de korte als op de lange termijn een rendabele onderneming geworden.” – René Peeters

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content