Voor de zesde opeenvolgende keer werd Anja Smolders Belgisch kampioene veldlopen, een absoluut record. Deze week ambieert ze het podium op het WK voor militairen, en de toptwintig op het WK voor, euh, burgers.

Klotejob. Hoe vaak zou Anja Smolders dàt denken ? Op haar wachten we. Gisteren heeft ze in Mol voor de derde keer de nationale crosscup gewonnen : zes keer de beste, op zes proeven. In de regen, in de kou, deels ook in de modder. En vandaag vertrekt ze met de militaire atleten voor een stage naar Portugal. Het vroege uur lijkt voor haar geen probleem, ze is meer gewend. Vroeg opstaan, en dan gaan trainen. In de regen. In de kou. In de modder. Ze doet het al jàren. Met plezier.

Wat in godsnaam is er zo plezierig aan veldlopen ?

Anja Smolders : Het is gevarieerd : altijd een ander parcours, altijd andere omstandigheden. En nooit voor een tijd lopen, alleen voor de plaatsen, om te winnen. Dat maakt het interessant : je bent vooraf van niks zeker. ( Laconiek) En een modderbad is goed tegen reuma, hé ! Neen, eerlijk : ik loop zelfs makkelijker in de modder dan op snelle omlopen. Hoe meer modder, hoe liever. Veldlopen komt mij natuurlijk ook goed uit omdat ik het toch voornamelijk van mijn kracht moet hebben, en minder van mijn souplesse. Wat op de piste dan weer in mijn nadeel speelt.

Het zit er ook al van jongsaf in. Ik ben pas op mijn dertiende beginnen lopen, maar mijn debuut viel wel direct in het winterseizoen. Dat ging goed, een paar eerste successen. Dan is de keuze snel gemaakt. En al die prijzen in natura staken mijn ogen uit ( lacht) ! Mijn broer liep ook crossen en kwam al eens met iets moois naar huis. Dat wou ik ook wel.

In de winter loop je liever in het veld dan indoor. Hoe zit het als je zomer en winter tegen elkaar moet afwegen ? Toch nog liever de cross dan de piste ?

Ja, zeker en vast. Ik zei het al : op de piste loop je tegen de tijd. Heb je daar wat pech met het weer, staat er te veel wind of zo, valt het resultaat gegarandeerd tegen. In het veld valt die druk weg. Je loopt alleen voor je plaats. Plus het feit : op de piste is het altijd hetzelfde, altijd maar toerekes lopen ! En als je voor zo’n 5000 meter kiest, kan je niet eens elke week een wedstrijd lopen, want dat is te belastend voor je kuiten.

Je bent bij het leger. Uit overtuiging of uit opportunisme, vanwege de trainingsfaciliteiten die je er krijgt ?

Allebei eigenlijk. Ik heb al vrij vroeg beslist : ik ga bij het leger. Nog voor ik begon te lopen zelfs, denk ik. Als meisje, ja. Maar ik ben de jongste thuis, na drie broers. Die waren bij het leger geweest en hadden er allemaal een geweldige tijd gekend. Dat trok mij aan, want ik keek naar hen op. En ja, toen het dan met mijn loopcarrière ook steeds beter ging, drong zich een keuze op. Studeren zag ik niet echt zitten, daarom heb ik me geïnformeerd over een baan bij het leger, en dat kon.

Ik mag ook niet klagen. Ik ben bij de luchtmacht, 20 Steunwing, in Evere, als bediende-typiste. Tot voor twee jaar zat ik op een administratieve dienst, maar na verloop van tijd begon er toch wat wrevel te komen over mijn specifieke status. Ik kreeg halve dagen vrij om me optimaal te kunnen voorbereiden op mijn selectie voor de Spelen van Sydney. Toen dat niet lukte, maar ik wel die faciliteiten wou behouden, werd de situatie minder prettig. Jaloezie vanwege de collega’s en zo. Mijn kolonel heeft me dan zelf een overplaatsing aangeboden naar de sportdienst. Ik hoef nu geen uniform meer te dragen, en kan altijd op mijn sportschoenen rondlopen. Daarin kan ik tenminste steunzolen dragen.

Welke voor- en nadelen biedt een job bij het leger een sporter ?

Vooral voordelen, zeker. Ik kan mijn sport makkelijk combineren met mijn werk. En, ik heb een zekerheid nà het lopen. Ik zal niet eindigen als Véronique Collard, die in een zwart gat viel na haar atletiekcarrière.

Nadelen ? De vele legerkampioenschappen die ik moet lopen vind ik niet eens een nadeel. Dat zijn nog de kampioenschappen waar je een medaille kan behalen. En uiteindelijk doe je het dààr toch een beetje voor, voor die medaille. Bovendien wordt de concurrentie, ook op de legerkampioenschappen almaar groter. En als je met het leger naar kampioenschappen moet, zie je meestal nog iets van de wereld.

Soms valt het wel eens tegen, zoals dit jaar : het WK cross voor militairen valt drie dagen voor het gewone WK. Het eerste is in Turkije, in Antalaya, het andere in Dublin. Reizen, hoogstwaarschijnlijk totaal verschillende weersomstandigheden, da’s natuurlijk niet optimaal. En nog een nadeel : met het leger moét ik één keer per jaar op kamp. Maar goed, ik mag zelf kiezen in welke periode ik dat doe. De nadelen wegen dus echt niet op tegen de voordelen.

Over de wereld zien gesproken. De hele maand oktober vorig jaar ben je op stage getrokken naar Kenya. Hoe was dat ?

Enorm goed, mijn beste stage ooit. Mijn man en ik en Hans Janssens ( twee jaar geleden Europees crosskampioen bij de junioren, maar vorig jaar op de sukkel, nvdr) zijn er een hele maand gebleven. Mijn trainer, mijn sportpsycholoog en mijn chiropraktor kwamen voor veertien dagen. Je komt er fysiek én mentaal tot rust. Je traint heel veel, maar je begint erg vroeg ’s morgens. Daardoor krijg je lange dagen, waar je veel rust kan nemen tussen de trainingen.

Hoe kwam je eigenlijk op het idee ?

Vorig jaar liep ik in Tourcoing een wedstrijd tegen onder andere de Keniaanse Lornah Kiplagat. Zij is getrouwd met een Nederlander en samen baten ze in Kenya een trainingscentrum uit, in Iten, een dorpje op zowat 2400 meter hoogte, op zo’n dertig kilometer van Eldoret, net boven de evenaar. Ze vroegen me of ik geen interesse had om bij hen te komen trainen. Omdat ik een beetje avontuurlijk aangelegd ben, zag ik zoiets wel zitten, ondanks de risico’s.

Hoe waren de trainingen, anders dan bij ons ?

De dagen dat je niet op de piste traint, staat de eerste sessie gepland om zes uur ’s morgens. Dat betekent tien voor zes opstaan, niet eten, direct lopen. Een pistetraining begon om tien uur, dat viel al beter mee. En rond vier uur in de namiddag trainden we dan een tweede keer. ’s Morgens stond er meestal een duurloop op het programma : één keer zelfs bijna twee uur ! Na anderhalf uur begin je dan wel te voelen dat je nog niet gegeten hebt.

Ze bouwen ook op een totaal andere manier op. Je moet je voorstellen : om zes uur verzamelden we, gewoon, aan de kant van de weg. Plots duiken dan een tiental Kenianen op en die beginnen mee te lopen. Het begintempo is misschien maar zes minuten per kilometer, ontzettend traag, dus. De eerste dagen moesten we daar onder elkaar vaak om lachen : zo traag kùnnen wij niet lopen ! Maar het probleem is : van dan af vertragen die Kenianen nooit meer. Op het einde zijn ze nog altijd snel. Als je dan in het begin al een versnelling durft te plaatsen, krijg je op het einde wel het deksel op je neus. Om eerlijk te zijn, heb ik dàt element toch mee naar huis gebracht. Ik merk dat ik nu bij mijn opwarming veel trager loop dan vroeger.

Maar voor het overige heb ik ginds mijn eigen training afgewerkt, ik heb zeker niet àlles op de Kenianen afgestemd.

Vielen de omstandigheden een beetje mee : eten, accommodaties ?

Het verblijf was in orde, ook hygiënisch. Iedereen had een kamertje met een douche. Mét warm water, heel zeldzaam ginder. En wat het eten betreft : wij kregen wel andere voeding dan de Kenianen. Zij eten dagelijks ugali, een mengsel van gemalen maïs en water. Heel rijk aan vezels en koolhydraten, dat wel, maar we hebben het één keer geproefd : niet echt lekker ( lacht). Wij kregen voornamelijk pasta en rijst.

De omgeving was erg heuvelachtig, tussen de bergen. Vanuit het trainingscentrum keken we uit op de vallei : heel mooi. En we trainden gewoon tussen de maïsvelden, op paden van rode klei. Zo zie je natuurlijk ook iets van de omgeving. Hans Janssens is er op een dag wel verloren gelopen. Ook op de piste moest je opletten : putten en bulten vermijden, zien dat je niet in een koeievla trapt, of gewoon tegen een koe aanloopt die uit de steeplebak staat te drinken. !

Heb je iets gemerkt van een loopcultuur in Kenya ?

Toch wel. Telkens als wij gingen trainen, liep er een aantal kinderen gewoon mee. Soms maar een paar honderd meter, maar elke dag stonden ze er wel en liepen ze mee. Ook op straat zie je mensen constant lopen. Mensen in een deftig pak, loopschoenen eronder, en dan maar naar hun werk lopen.

De meisjes in het trainingscentrum keken wel verbaasd op : ik was de eerste blanke die hen kon volgen, dat hadden ze nog niet meegemaakt. Ook al waren het niet de allerbeste Keniaanse loopsters die er op stage waren, wel veelbelovende jongeren die in ruil voor wat klusjes mochten meetrainen. Want allemaal beschouwen ze Europa toch nog als het paradijs. Naar een blanke kijken ze op : voor hen is bijna elke blanke ook een potentiële manager.

Bedoeling was om dank zij die stage een uitstekend EK cross te lopen. Je werd er maar 39ste, terwijl je het jaar tevoren nog zevende was ?

Ja goed, maar dat had niks met mijn verblijf in Kenya te maken. De eerste weken na mijn terugkomst vlóóg ik. Zwijnaarde, waar ik normaal gezien nooit goed presteer, was onmiddellijk een goede wedstrijd. Voor mij is dat een teken dat het wél goed draaide. Tot een week voor het EK : toen kreeg ik maagproblemen – en die hadden ook niks met Kenya te maken – en het was voorbij. Achteraf bekeken heb ik in Kenya uitstekend getraind, en die basis komt mij nu nog van pas. Het was een serieuze investering – alles samen heeft het mij toch bijna 7500 euro gekost, waarvan ik maar een deel via mijn beurs van de VAL terugbetaald krijg, maar het was wel de moeite waard. Misschien ga ik in de zomer al eens terug, maar volgend jaar in oktober zéker.

Je zei dat je ook je trainer, een chiropractor én een sportpsycholoog meegenomen hebt. Een sportpsycholoog ?

Momenteel zit ik qua training op mijn limiet, denk ik. Meer kan mijn lichaam niet meer aan qua intesiteit en qua kilometers. Dan moet je ergens anders winst proberen te halen. En die psycholoog helpt mij een heel stuk vooruit. Eigenlijk ben ik een beetje door een ongelukkig toeval bij Johan Desmadryl van het UZ in Gent terechtgekomen : een jaar of twee geleden zocht ik hulp omdat ik een aantal privé-problemen in de naaste familie maar heel moeilijk kon verwerken. Pas achteraf zijn we bij mentale wedstrijdtraining terechtgekomen. Eerst relexatie – ademtechnieken en zo – om de stress van me af te zetten. En nu werken we één à twee keer per maand een uur, voornamelijk op wedstrijdvoorbereiding. Omlopen visualiseren om beter voorbereid te zijn op wat er kan gebeuren bijvoorbeeld. En het helpt. Net voor de cross in Mol merkte Johan bijvoorbeeld dat ik zo’n idée fixe had dat ik niet in het zand kan lopen. Welnu, Fatiha Baouf plaatste een demarrage en ik heb het gat dichtgelopen, op een zandstrook ! Ik kan het dus wel.

Ogenschijnlijk onbedreigd behaalde je in Oostende je zesde opeenvolgende Belgische titel. In eigen land ben je dus zo goed als ongenaakbaar, maar waar sta je op wereldvlak ?

Toptwinitg moet ik waard zijn. Met de absolute toppers is het verschil nog wel wat te groot, maar vorig jaar – voor eigen volk – eindigde ik toch als tiende. Het zal moeilijk zijn die prestatie te evenaren, want zoals ik al zei loop ik drie dagen voordien nog het WK voor militairen in Turkije. Daarna zo snel mogelijk naar huis, en direct weer vertrekken naar Dublin. Dat gaat je niet in de koude kleren zitten. Vooral die reis zal me parten spelen, want normaal doe ik op dinsdag voor een grote wedstrijd nog een stevige intervaltraining. Nu zal dat woensdag zijn, in een grote wedstrijd, dat maakt dus niet veel verschil. Maar een plaats bij de toptwintig moet toch weer mogelijk zijn.

Op de piste ben je vooral een 1500 meter-loopster. Veldlopen zijn meestal tussen vijf en zeven kilometer. Denk je er misschien aan, nu je volgend jaar dertig wordt, om net als vele atleten die al wat langer meedraaien ooit marathons te lopen ?

Op de piste ben ik de laatste jaren ook al meer en meer 5000 beginnen lopen. Het resultaat daarvan is dat ik een stap voorwaarts gezet heb in de cross, omdat ik nu makkelijker de afstand aankan. Maar een marathon ? ( Lacht) Al dikwijls bij stilgestaan, maar ik denk eerlijk gezegd niet dat het aan mij besteed is. Ik heb graag mensen om me heen en marathontrainingen zijn toch meestal lang en eenzaam. Bovendien kan je maar één of twee marathons per seizoen lopen. Als daar dan iets misgaat…

Je moet keuzes maken in het leven. En ik heb die keuze nu al gemaakt : als je beter bent in de cross dan op de piste, laat mij dan maar crossen.

door Kris Croonen,

“In Kenya trainden we gewoon tussen de maïsvelden.”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content