Het sportieve gebeuren speelde in Aalst nauwelijks een rol van betekenis. Dat Eendracht vorig jaar via een ultieme ingreep toch aan een licentie geraakte, betekende slechts uitstel van executie. Twee jaar geleden al was het immers overleden, maar de officiële diagnose werd pas gesteld toen het bestuur in maart jl. moegestreden het faillissement aanvroeg.

Opmerkelijk in een seizoen met drie – eigenlijk viér – trainers, drie voorzitters en evenveel managers waren desondanks nog de enkele sportieve lichtpunten op het veld. De ploeg schoot onverwacht sterk uit de startblokken. Na zes speeldagen deelde ze de leiding met AA Gent. En dat met een elftal dat was samengesteld uit een mix van restjes die men niet kwijtgeraakt was, elders overbodige spelers die gehuurd werden, nobele onbekenden die gratis binnengehaald werden, en eigen jeugd. De centrale verdedigende as vormde de ruggengraat, met de kopbalsterke en ervaren Arts en Van Hoyweghen en daarachter een klassekeeper als Kujovic als betrouwbaar sluitstuk. Op het middenveld toonde Gideon Imagbudu, door Manu Ferrera uit tweede klasse opgevist, hoe belangrijk het vertrouwen van een trainer kan zijn voor een spelerscarrière. Voorin ontdekte België een getalenteerd spitsenduo. De 18-jarige Patrick Dimbala, vorig jaar nog aan de zijlijn, gaf zijn visitekaartje af. Damir Stojak, vorig seizoen wegens blessures zelden in de basis, liet met doelpunten en klasseflitsen zien waarom hij ooit in de Italiaanse Serie A voetbalde.

Toen het jeugdig enthousiasme op was, de betalingsproblemen steeds nadrukkelijker gingen doorwegen en het rommelde in de bestuurskamer, kende Aalst een spectaculaire terugval. Ferrera, met 16 punten op 18 eerst nog de held, werd wegens naderend degradatiegevaar in januari vervangen door Luc Limpens, die debuteerde als hoofdtrainer. Opnieuw ontdekte Aalst verloren gewaand talent. Kloeg Ferrera voortdurend over het ontbreken van een goede linksachter omdat de van Anderlecht gehuurde Yannick Vervalle niet voldeed, dan groeide diezelfde Vervalle onder Limpens uit tot één van de revelaties. Tegelijk haalde op rechts de van Twente gehuurde Jan Verlinden stilaan opnieuw zijn beste niveau. Niet enkel Vervalle en Verlinden werden dankzij een kort verblijf bij Aalst (opnieuw) profvoetballer, ook de van Gent gehuurde spelverdeler Eric Joly fleurde weer helemaal op, en Stojak bleef bevestigen en scoren. Hoe groot de weerbaarheid wel was in het door geldzorgen geplaagde team, werd het best geïllustreerd tegen de twee titelkandidaten Club Brugge en RC Genk : allebei werden ze in de slotfase van het kampioenschap door een enthousiaste bende punten afhandig gemaakt.

Ook toen de nieuwe bestuurders een veredeld beloftenelftal de wei instuurden, ging Aalst niet af. De piepjonge doelman Kris Ottoy bijvoorbeeld debuteerde knap, wat beter dan ooit in de verf zette dat financiële problemen tenminste één voordeel kunnen hebben : dat bij gebrek aan geld voor ervaren of buitenlandse spelers, vaak gokjes ook, jong en ander talent de kans krijgt te ontluiken. Of om het met een cliché te zeggen : de één zijn dood is de ander zijn brood.

door Geert Foutré, ,

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content