Portret van Timmy Simons, die vorige week bij Club Brugge werd voorgesteld als was hij een filmster, iets wat haaks staat op zijn persoonlijkheid.

Het is in de zomer van 1998 dat onze wegen elkaar een eerste keer kruisen. Na twee jaar verlaat Walter Meeuws Lommel SK. Zijn vervanger, Lei Clijsters, komt na een sabbatjaar terug in het voetbal. Net als elk jaar moeten de Noord-Limburgers hun kern vernieuwen. Sportief manager Gaston Peeters brengt twee jonge gasten mee uit Diest, zijn vorige ploeg: het centrale verdedigingsduo Wim Van Diest en Timmy Simons, beiden 21. De ene libero, de andere voorstopper, zo heette dat nog in die dagen.

Voor Timmy Simons – krachtige handdruk, beleefd, maar zeer discreet – gaat een wereld open. Na de sporthumaniora is hij kinesitherapie gaan studeren, maar als hij een half jaar later in de eerste ploeg van Diest komt, mag hij daar van zijn pa mee stoppen. Op één voorwaarde: dat hij gaat werken. Bij een collega van zijn vader kan hij aan de slag. Snel raakt Timmy gewend aan het ritme: opstaan om half zeven, half acht de deur uit, tot vijf uur ramen en deuren maken, en dan snel van tas wisselen en trainen. Pas om negen uur zit zijn dag erop. “Dan hou je niet veel energie over”, lacht hij in interviews. In het weekend klust hij ook nog eens bij in de horeca, in Scherpenheuvel.

Maar op zijn 21e wordt hij dus voltijds voetballer bij Lommel SK. Dat betekent ook: inleveren. In derde werken én voetballen, dat brengt meer centen binnen dan een contract als jonge profvoetballer. Maar, zo zegt hij die zomer aan Sport/Voetbalmagazine: “Ik vind dat ik het risico moet nemen. Een paar jaar investeren in mezelf. Mislukt het, dan kan ik nog afzakken en weer gaan werken.”

De overgang naar Lommel, in 1998, wordt moeiteloos verteerd. Al na zeven wedstrijden voorspelt de ervaren Daniël Nassen: “Die Simons wordt ooit Rode Duivel.” De supporters vinden het grappig dat op de parking tussen de Mercedessen (clubsponsor) een bestelwagentje staat met op de zijkant: Paul Simons, ramen en deuren. Ook hem is een Mercedes aangeboden, maar die hoeft hij niet.

Een rustig seizoen beleeft hij niet, Lommel heeft kwaliteit te kort. Clijsters gaat er halfweg uit, Jos Daerden moet na de winterstop de meubelen redden. Dat lukt, op de laatste speeldag. Even is Simons bang dat de nieuwe trainer na Nieuwjaar voor namen zal kiezen, maar hij overleeft. Terecht, want voor Sport/Voetbalmagazine is hij op 19 mei 1999 de “meevaller van het seizoen.” Uit het commentaar van toen: “Betrouwbaar in de afweer als mandekker, stevig in de lucht, relatief snel, en iemand die nauwelijks kaarten pakt.”

Na minder dan een half jaar wordt zijn naam een eerste keer aan PSV gekoppeld. In een interview in Oisterwijk, bij de start van de voorbereiding op zijn tweede seizoen – de handdruk is nog even stevig – lacht hij dat weg. “Ik ben geflatteerd, maar het brengt me niet van de wijs. PSV gaat er elk weekend tien, twintig scouten.” Ook Feyenoord en Aberdeen tonen belangstelling. Maar vader vindt zijn zoon nog niet rijp.

Vliegenramen

Tijdens de vakantie maakt hij in Rillaar vliegenramen. Die verkoopt hij in Lommel, om wat bij te verdienen. Er blijft in hem een klusser schuilen. Maar ook: een topvoetballer. Zijn tweede seizoen in Limburg brengt bevestiging. Simons valt niet meer weg te denken uit de basis, ook al staat er opnieuw een andere sportieve baas: Harm van Veldhoven. Die haalt hem na zes maanden weg uit de verdediging en maakt van Simons zijn nummer zes. Hij zal heel zijn carrière tussen de twee linies pendelen.

Weer wordt het knokken tegen de degradatie. Opnieuw is er belangstelling, signaleert hij eind januari, maar zijn vader houdt de boot af. Eerst de club redden. Een maand later wordt hij gelinkt aan Club Brugge. Simons, begin maart: “Club Brugge? Dat is toch mijn bedoeling. Maar omdat ik nog een contract van twee seizoenen heb, moeten ze nog via Lommel passeren. Ik hoop dat ze geen te zotte prijs op mijn hoofd zetten. Club Brugge is een topclub met een rijke geschiedenis. Als ik daar kan bevestigen, volgt de internationale erkenning wel.” Tottenham, Stuttgart, Hamburg, Nederlandse ploegen,… Ze moeten wachten.

Uiteindelijk zal het afronden van de transfer nog duren tot begin juni. Toenmalig sportief directeur Antoine Vanhove is een sluw onderhandelaar en de prijs moet naar beneden. Ongeveer 500.000 euro, de helft van wat Lommel eerst vraagt, legt Club op tafel. KV Mechelen, GBA en vooral RC Genk voeren nog wel de forcing, maar Simons, die met Lommel SK de degradatie niet kan vermijden, kiest voor West-Vlaanderen. “Ik denk dat hun speelstijl – fysiek, bikkelen – mij ligt”, zegt hij in dit blad op 7 juni 2000.

Bang dat ze een nachtbraker binnenhalen, moeten ze in Brugge niet zijn. Paul Simons, over de jeugd van zijn zoon in 2001: “Ik weet niet of hij ooit een dancing van binnen zag. Als er een fuif was op school, reed ik er hem om 9 uur naar toe. Dan stelde hij zelf voor om hem om 12 uur te komen halen. Meestal stond hij dan om 11 uur al voor de deur. Was hij van Aarschot naar huis gelopen, een kilometer of zes.”

De nieuwe Van der Elst

Leren, dat blijft het woord dat in alle interviews uit die periode terugkomt. Bij Club is hij een van de vier aanwinsten, naast Peter Van der Heyden, de Sloveense doelman Dejan Nemec en de Braziliaanse spits José Duarte. Dé blikvanger is evenwel de nieuwe trainer: Trond Sollied, met veel gedoe weggehaald bij AA Gent. Zijn vierde trainer in drie jaar eerste klasse, en alweer gaat een nieuwe wereld open. “Dit is een heel nieuwe manier van voetballen. Hier lopen ze niet voor het plezier van het lopen. Elke oefening is afgestemd op een spelfase en de trainer hamert nog tijdens de oefening op het tactische belang ervan.”

Le Soir maakt in zijn voorbeschouwing op het nieuwe seizoen een gedurfde parallel: Simons komt op dezelfde leeftijd (23) als Franky Van der Elst naar Club, ook van een ploeg die degradeerde, en heeft hetzelfde profiel, zowel fysiek als qua polyvalentie (middenveld of verdediging). Heeft Club zijn opvolger voor de Fox (een seizoen eerder gestopt)? Simons reageert er vriendelijk maar afwijzend op: “Het is een compliment dat me plezier doet, maar het is overdreven en zeker te vroeg.” Maar hoe goed hij is, blijkt snel. Onder Sollied bloeit Simons verder open. De Noor weet al na een paar weken: “Timmy kan nooit de nieuwe Franky Van der Elst worden, omdat hij Timmy Simons is. Goeie spelers creëren hun eigen toekomst met hun eigen naam.”

Ook internationaal. EURO 2000 is op een sisser afgelopen, er mag met het oog op het WK in Japan worden vernieuwd. Op 28 februari 2001 wordt Simons een eerste keer Rode Duivel. België wint met 10-1 van San Marino, Simons komt wel niet van de bank. Dat doet hij evenmin voor de 2-2 in Schotland, een maand later. Maar als de Belgen eind april vriendschappelijk gaan spelen in Praag, bij Tsjechië, mag hij in de basis debuteren. Het wordt 1-1 en Simons is op het middenveld de vervanger van Yves Vanderhaeghe. Voor hem staat aanvoerder… Marc Wilmots. Ook voor ploegmaat Peter Van Der Heyden, die met hem jaren de kamer zal delen, is het zijn eerste cap.

Springen in de badkamer

Simons’ bescheidenheid wordt alom geroemd. Geen grootspraak, nooit kritiek op een collega. In tijden van gsm en blitse sportwagens is hij een uitzondering: een mobiele telefoon heeft hij niet en tot februari 2001 komt hij in een bestelwagentje vanuit Oostende naar de trainingen. Als de Krant van West-Vlaanderen in november 2001 met hem in de badstad afspreekt voor een interview, komt hij zelfs met de fiets. Geen blits vehikel, een roestbakje. Maar, zo zegt hij, misschien moet hij toch een en ander veranderen. “De mensen van de bond en de media hebben bij de bekendmaking van de selectie te veel moeite moeten doen om mij te vinden. Iemand in mijn appartementsblok wenste mij proficiat en ik wist niet eens waarom. En die auto? Laat ze maar lachen.”

In zijn eerste jaar Club Brugge wordt hij geen kampioen. Met Simons op het middenveld eindigt blauw-zwart voor de derde keer op rij tweede. Maar als international heeft hij zijn plaats op nummer 6 gepakt. Wanneer de Belgen even later opnieuw naar Praag moeten, is de inzet bittere ernst: een ticket voor het WK. Tsjechië, met Pavel Nedved (Juventus), moet in de barrages opzij worden gezet. Waseige gelooft in Simons: “Die geeft geen enkele slechte pas.”

Simons’ kamergenoot wordt wel eens moe van diens beroepsernst. Van der Heyden in 2001: “Als op afzondering de wekker afloopt, staat hij direct in de badkamer te springen: ‘En nu zullen we er op training eens invliegen.’ Ik word meestal op mijn gemak wakker en het eerste wat ik zeg, is dan: ‘Verdomme, ik ben nog wat moe.'”

In elk interview komt de vraag of hij verlangt naar het buitenland. Altijd blijft hij diplomatisch: “Een blessure en het kan gedaan zijn.” Dat is geen toeval. Vader Paul was zelf spits, maar op zijn 21e moest hij er al mee ophouden door een rugletsel.

Zijn tweede seizoen met Brugge brengt de bevestiging van zijn talent. Voor de titel is RC Genk net te sterk, maar Simons wint in de zomer van 2002 wél de beker. Club is geplaatst voor de Champions League en hij mag naar het WK. Opnieuw is er belangstelling, van Aston Villa deze keer. Simons vindt zichzelf nog steeds – juist – niet rijp.

Wet van ’78

De nieuwe bondscoach heet Aimé Anthuenis en voor hem is het een uitgemaakte zaak: de toekomst van Simons ligt achteraan. Trond Sollied weigert hem vast te pinnen op één positie. Sportief domineert hij de voorpagina’s. Al in oktober van 2002 begint La Nouvelle Gazette over ‘de toekomstige Gouden Schoen’. Georges Leekens is enthousiast: “Real Madrid moet maar eens komen kijken. Hij is op dit moment de beste speler op de Belgische velden!” Bij Simons begint er een en ander te veranderen. Net voor zijn 26e verjaardag: “Ik voel me meer en meer klaar voor de stap.” In december zijn alle kranten het erover eens: de beste middenvelder is ook de beste verdediger van het land. Geef maar aan hem, die schoen.

Tot grootspraak leidt het niet. Simons noemt zichzelf “saai”. “Mijn privéleven is niet interessant. Ik ga graag naar de cinema, ga graag lekker eten en af en toe drink ik een pint met vrienden. Voor de rest train en rust ik. Ik denk dat de meeste Vlamingen een spannender bestaan leiden. Het echte leven begint pas na mijn carrière, dat weet ik.”

Op 16 januari 2002 krijgt hij zijn Gouden Schoen. De eerste Bruggeling sinds 1996. De eerste sinds… Franky Van der Elst. Dus toch zijn opvolger. Veel emoties uit hij tijdens de prijsuitreiking niet. “Zo ben ik niet. Ik was vooral blij dat het voorbij was. Heb je dat lijstje met laureaten al eens bekeken? Ik kreeg een vreemd gevoel toen ik mijn naam daar tussen zag staan. Het is een eer, maar op dit moment hoor ik nog niet in dat rijtje thuis.”

Wat volgt, is even atypisch: een serieuze flirt met Schalke 04, voor het oog van de camera. Binnenin brandt de ambitie. Samen met zijn managers woont hij een wedstrijd in de nieuwe Arena auf Schalke bij. Mét foto. Club Brugge wil van Schalke evenwel niet weten en klauwt, in alle richtingen. Er wordt gezegd dat Simons dreigt met de wet van ’78, wat de speler fors ontkent. Hij krijgt wat boze fanmail en even zit er ruis op de liefde met blauw-zwart. “Herr RudiAssauer is een perfide mensenhandelaar met wie ik zo lang ik leef niet wil onderhandelen”, zegt Antoine Vanhove ook nog. Geen maand later zegt Schalke “de komst van Simons niet meer te zien zitten”. En even later tekent Simons een verbeterd contract van vijf jaar bij Club, tot 2008. Het is een korte, grimmige passage in een verder sportief vlekkeloos jaar, besloten met een eerste titel. Hij wordt ook Profvoetballer van het Jaar.

Spandoek

Alles went, ook een goeie vent. Hoe langer je bij een club speelt, hoe meer de negatieve dingen worden gezien. Familiaal loopt alles op rolletjes, in januari 2004 is de familie aan uitbreiding toe. Sportief blijft het zwerven tussen 6 en 3. Maar als Brugge minder presteert, krijgt Simons de pek en PhilippeClement de punten. Aan blessures ligt het niet, hij raakt nooit geblesseerd.

Het geheim? In mei 2004 benoemt hij het: “Veel rusten, op je voeding letten en veel water drinken. Als we ’s morgens trainen, slaap ik van half twee tot vijf. Trainen we in de namiddag, dan slaap ik van vijf tot zeven of van zes tot acht.” Simons blijft prijzen pakken met Club: in 2004 de beker, in 2005 een tweede titel. In dat seizoen beleven de fans wel een primeur: een scheurtje in de mediale knieband houdt hem bijna vier weken aan de kant! Zijn eerste blessure sinds… zijn zestiende. Later dreigt hij nog de titelmatch te missen met een ribletsel.

In de krant lezen we plots een veel scherpere Simons. De nonchalance van Vincent Kompany jaagt hem de bomen in. “Het is niet de eerste keer dat we in de nationale ploeg zeggen dat Vincent meer discipline aan de dag moet leggen.” En als Clement op Clubniveau uithaalt naar Sollied, wijst Simons zijn ploegmaat terecht. “Als ik zondag op de bank zit, spreek ik daarover alleen Sollied aan. Niet de pers.”

Hij is rijp voor een vertrek, dat proef je. Uiteindelijk wordt het PSV. Op 30 juni laat Club hem gaan. De figuur van Guus Hiddink spreekt hem aan. Club vangt 4 miljoen euro, hij tekent voor 4 jaar. Drie keer op rij wordt hij er kampioen, hij noemt zichzelf er na zijn eerste seizoen “de gelukkigste mens ter wereld”. ‘De koning van het dode spelmoment’, noemt het NRC Handelsblad hem. Specialist van vrije trappen en strafschoppen. De Nederlanders hebben hem in hun hart gesloten. Kapitein Simons, onze Leeuw van Vlaanderen, is het spandoek dat ze in 2007 ontrollen.

Oude man

Nochtans is het een Nederlander die voor een knik in de carrière van Timmy Simons zorgt: Dick Advocaat. Als die aan het roer van de Duivels komt, laat hij Simons vallen. Van september 2009 tot september 2010 is hij niet één keer international. Advocaat belt hem wel om het te zeggen, maar dat telefoontje is zo kort en krachtig dat Simons te verbouwereerd is om uitleg te vragen. Maanden zwijgt hij in de media, maar als hij in december 2009 toch wat zegt, is het dit: “Ik bepaal zélf wanneer ik stop als Rode Duivel.” Ook bij PSV schort er wat: hij pakt nog zijn minuten, maar de tijd is rijp voor wat anders.

Toch is hij verrast, als Nürnberg in de zomer van 2010 belt met de vraag of hij niet naar de Bundesliga wil. Hij heeft net gebouwd in Mol, in de kelder rijpt zijn passie: wijn. Zijn vrouw werkt, zijn dochters – inmiddels 4 en 6 – zijn nagenoeg schoolplichtig. Toch maakt hij de keuze. “Ik ben immers geen oude man”, zegt hij als we hem opzoeken. Als hij drie jaar later uit de Bundesliga vertrekt, heeft hij amper een wedstrijd gemist. In september 2010 wordt hij zelfs opnieuw international. Qua selecties zit hij inmiddels aan 105, qua interlands aan 93.

Dat het Club werd, mag niet verrassen: elke transferperiode meldt blauw-zwart zich. Na zijn vertrek in 2005 wint Club maar één prijs meer: een beker. Maar nooit is de tijd rijp voor een terugkeer, het bevalt hem in de Bundesliga. Ook Anderlecht stuurt hij wandelen. Vorige week bezweek hij toch. Hij keert terug, alvast voor twee jaar, en mét ambitie. “De uitdagingen zijn duidelijk gesteld”, zegt hij. “Ik wil winnen.” Neen, Simons (36) is nog geen oude man.

DOOR PETER T’KINT

“Timmy kan nooit de nieuwe Franky Van der Elst worden, omdat hij Timmy Simons is.” Trond Sollied

In Nederland noemen ze hem ‘de koning van het dode spelmoment’.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content