Opgeleid door PSG, Frans jeugdinternational, maar op zijn twintigste plots werkloos. Het pad van Olivier Fontenette liep niet over rozen. Bij Beveren wil hij zijn carrière weer lanceren.

In Nederland schrokken ze er onlangs van. Roda JC had tegen Willem II elf buitenlanders opgesteld, en dat was een unicum in de Nederlandse voetbalcompetitie. De supporter van Beveren kijkt daar al lang niet meer verbaasd van op. Enig probleem van die elf, vond Rodacoach Huub Stevens, was communicatie. Daar vonden ze op de Freethiel wat op, iedereen is er Franstalig, van spelers tot technische staf. In het Afrikaanse geheel valt één speler wel op : Olivier Fontenette, rechtsachter, 22, Fransman en blank.

Van origine is hij een Parisien, opgegroeid aan de rand van de lichtstad, vlakbij Rambouillet, de eerste glooiende halte op de weg naar Bretagne of de Landes. “Bij Rambouillet voetbalde ik ook. Op een bepaald moment werden er per departement selectiewedstrijden georganiseerd en op één daarvan kwam een scout van PSG langs. De club startte toen een nieuwe sport-étude en de scout vroeg of ik bij hen school wilde lopen en een aansluitingskaart wilde tekenen bij PSG. Dat heb ik uiteraard gedaan. Ik was toen net geen dertien.”

Hij kreeg geen speciaal sportstatuut op de school. “We gingen overdag naar een college en mochten daar alleen op het einde van de dag iets vroeger weg dan de anderen. Rond vier uur. Daarna gingen we trainen, op een veldje vlakbij. Elke dag één keer, op woensdag twee keer. In Verneuil-sur-Seine was dat, de trainer van PSG kwam speciaal voor ons naar daar. We waren met een twintigtal, heel leuk. Een echt centre de formation was het nog niet, daar mag je pas beginnen op je zestiende.”

PSG had geen al te goede reputatie qua jeugdopleiding. “Nog steeds niet. Voor jongeren blijft het heel moeilijk om in Parijs tot de A-kern door te dringen. Maar dat wil je op dat moment niet toegeven. Ik ook niet, ik dacht de hele tijd : mij gaat het wel lukken. Alles ging ook goed, ik werd Frans jeugdinternational bij de min-16- en de min-18-jarigen, schopte het zelfs tot aanvoerder van de reserven. Ik was er echt van overtuigd dat mijn toekomst bij hen lag. Op het einde trainde ik ook gewoon mee met de profs. Maar uiteindelijk liep het ook bij mij fout. Een teleurstelling ? Enorm. Het was dé club van de regio, mijn club, de ploeg die me opleidde, een topteam, en ik ben er niet geslaagd. Dat deed pijn.”

In zijn laatste contractjaar leende PSG hem uit aan Gueugnon, een tweedeklasser. “Op het einde van dat seizoen had ik meer dan 20 wedstrijden in tweede klasse en kreeg ik van de ploeg het voorstel om er voor twee jaar te tekenen. Maar omdat mijn eerste liefde nog steeds PSG was, bleef ik wachten op hun voorstel. Als een jeugdspeler in tweede klasse meer dan twintig wedstrijden speelt, zijn ze reglementair immers verplicht die een contract aan te bieden. Zij lieten het echter aanslepen, zegden dan uiteindelijk dat ik een contract kreeg, maar dat ze niet meer op mij rekenden, zodat het voor mij geen zin had om het te tekenen. Toen ik opnieuw ging praten met Gueugnon, bleek er plots ook daar een probleem te zijn. Ik heb nooit geweten wat er misliep, een zaak van makelaars, tussenpersonen, geen idee, maar er kwam geen akkoord meer uit de bus en ik was plots werkloos.”

Daar stond hij dan, compleet teleurgesteld in de voetbalwereld. Twintig, en zonder job. “Iedereen voorspelde me een mooie carrière, misschien niet bij PSG, maar toch elders in Frankrijk. De realiteit was dat ik stempelde en een uitkering kreeg. Dat brengt je toch nogal hard met de twee voeten op de grond. Ik heb toen serieus overwogen er een punt achter te zetten, maar tegelijk kon ik dat niet, omdat voetbal mijn hele leven was. Op dat moment moet je mentaal sterk staan om terug te kunnen vechten. Ik vond het toen geen eerlijke wereld, neen.”

Hij ging de weg op van zoveel werklozen en begon te testen. Onder meer in de Italiaanse Serie B, bij Catania. “Dat vond ik een moeilijke periode : die onzekerheid, testen, oefenwedstrijden waarin je alles moet bewijzen op korte tijd, mensen overtuigen. Je maakt reizen, hebt veel tijd om na te denken, over de toekomst. Uiteindelijk vond ik een club in nationale, Cherbourg. Te laag voor mijn niveau, maar ik was bereid alles te aanvaarden. Twee seizoenen speelde ik er alle wedstrijden. Het was daar dat Vincent Dufour me de eerste keer zag spelen. Hij trok toen naar Niort, wilde me daar, maar uiteindelijk is dat niet gelukt. Ik bleef nog een jaar bij Cherbourg en toen Vincent naar België kwam, heeft hij me meegenomen.

“Ik denk dat mijn geval typisch is voor veel jonge Franse voetballers. PSG leidt elk jaar goeie spelers op, maar er breekt nooit iemand door. Het probleem was lang dat Parijzenaars vervolgens geen alternatief in de buurt meer hadden om op terug te vallen. Nu is dat iets makkelijker, omdat Créteil in tweede klasse speelt en ook in nationale zijn er een paar ploegen, maar ze blijven schaars. Racing de Paris is geschiedenis, vrees ik.”

Of hij de Belgische eerste klasse kan vergelijken met wat hij in Frankrijk meemaakte ? “Ik heb nog geen volledig beeld, omdat ik tegen minder dan de helft van de ploegen speelde. Maar op dit moment zie ik vrij weinig ploegen die zelf een coherent spel ontwikkelen, un jeu. Misschien omdat wij een vrij offensieve ploeg hebben met een technische bagage die beter is dan gemiddeld. Een ploeg die je weinig ruimte mag laten en tegen wie je beter verdedigt. Standard en Lierse waren de enigen die een beetje voetbalden. In Frankrijk wordt toch meer uitgegaan van het eigen spel. Tenminste, in eerste klasse toch. In tweede klasse kalmeren ze ook het spel en zie je amper wat. In Frankrijk zijn teams ook efficiënter. Eén kans, één goal. Dat is hier anders. In Frankrijk combineren ze ook fysiek met techniek. Mijn eerste indruk van België is dat de klemtoon vooral ligt op fysiek, eerder dan op techniek. Op dat vlak is het een veel zwaardere competitie dan de Franse, met veel grote, sterke spelers.”

Wat wist hij van België voor hij naar hier kwam ? “Niks. Dit kampioenschap, daarover reppen ze in Frankrijk met geen woord. Ik kende de topclubs, Anderlecht, Brugge, via de Champions League. De rest ontdek ik nu. Het voordeel is dat iedereen Frans lijkt te spreken, zodat we op dat vlak geen problemen hebben. Ik kom ook in een Franstalige werksfeer terecht, ook al gemakkelijk qua aanpassing. Een avonturier ben ik niet, maar dit is ook niet echt hét avontuur. De velden zijn van goeie kwaliteit en het stadion valt best mee vergeleken bij wat ik gewend was. Het is een beetje klein Ivoorkust, dat is wennen. Technisch zie je dat ze ongelooflijk sterk zijn. Daar moest ik me wat aan aanpassen. De sfeer is soms speciaal, maar ik had amper problemen met de integratie. Technisch kan ik mee, al laat ik ze als we domineren, vaak hun gang gaan, dat kunnen ze het beste. Ik doe mijn best op mijn flank en reken wat meer op mijn fysiek.”

Hij is rechtsvoetig, maar kan ook links uit de voeten. “Ik ben vrij offensief als verdediger. Misschien maakt dat de club soms wat kwetsbaar, de ruimte in mijn rug is er. Daar reken ik een beetje op de rugdekking van de anderen.” Is hij, tot slot, tevreden over de start ? “Ja wat het spelniveau betreft, neen wat de punten betreft. We moeten snel nog een paar plaatsen klimmen, want Beveren heeft meer kwaliteiten dan wat nu uit de stand blijkt. Nog iets meer realisme voorin en we gaan ver komen.”

door Peter T’Kint

‘Als we domineren, laat ik de Ivorianen hun gang gaan.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content