Hij had de Birger Jensen van Club Brugge kunnen worden, maar werd Bob Hoogenboom van Lokeren. Nu komt de Amsterdammer aan de kost als zelfstandig schrijnwerker, vloerlegger, elektricien en wat nog meer.

Samen met zijn vrouw en twee kinderen beheert hij een dagzaak, waar feestvierders hun nachtje uit afsluiten. “Eigenlijk,” bekent Bob Hoogenboom, “is het niks voor mij, zo’n zaak openhouden. Ik amuseer me nu veel meer met het leggen van parket of het plaatsen van ramen en deuren. Jarenlang heb ik een kleine dancing open gehouden. Maar om één uur ’s nachts vertrok de hele bende naar de megadancings en dan zag ik ze pas omstreeks vijf of zes uur ’s ochtends terug. Dat was niet leefbaar. Met deze zaak ( le Dimanche, vlakbij het Daknamstadion, nvdr) kunnen we weer ademhalen. Iedereen met een lidkaart mag erin. We mikken op een publiek dat niet op een frank kijkt. Wat heb je aan een hoge toegangsprijs waarna iedereen het bij één vitelletje houdt ? Maar ook hier zien ze mij niet zo vaak. Net zomin als vroeger toen ik een kroeg openhield.

“Voor of achter de tapkast, het is een wereld van verschil. Toch gebruikte trainer Dimitri Davidovic het bij Lokeren ooit als argument om mij uit de ploeg te zetten. We stonden met 2-0 voor en ik kreeg bij het plukken van een bal plots een felle pijnscheut in de knie. Ik kon echt niet meer verder en vroeg om mijn vervanging. Daar wilde hij eerst niet op ingaan, maar in de rust bleef ik dan toch in de kleedkamer. Ik hoorde het publiek nog enkele keren juichen. Ik dacht : fijn, de zege is binnen. Tot de ploeg binnenkwam en bleek dat we met 2-3 verloren hadden. De dag nadien zei Davidovic in Het Laatste Nieuws : “Liever een doelman dan een barman”, en hij zette me uit de ploeg.

“Dat heb ik hem bijzonder kwalijk genomen. Met die man viel niet te werken. Hij stuurde voortdurend aan op kliekjesvorming en wie mij een beetje kent, weet ik daar niet mee overweg kan. Enkele weken later is hij zelf opgestapt en vervangen door Teuntje ( Aimé Anthuenis, nvdr). Een ongelooflijk gedreven vakman. Ik hoop echt dat Anderlecht zo verstandig is hem te houden. Kan hij het helpen dat de beste spelers er vorig jaar zijn vertrokken ?”

“I

n die tijd hadden we met Lokeren de beste ploeg van de competitie. En dat met spelers die zich allemaal nog moesten bewijzen. Wie had er al gehoord van James Bett, Preben Larsen, Wlodek Lubanski of Arnor Gudjonson ? Of René Verheyen ? We waren voortdurend in de aanval en schoven bij balbezit als eerste een mannetje door naar het middenveld, waardoor we achterin man tegen man gingen spelen. We scoorden veel, maar kregen ook geregeld wat goals tegen. Ik kon mijn verdedigers vaak wel verrot schelden. Tijdens de wedstrijd boorde ik ze gewoon de grond in. Zó groot waren ze nog ( houdt duim en wijsvinger bijna tegen elkaar, nvdr). Maar nadien gingen we samen lekker naar de kroeg. Waarom we nooit kampioen werden ? Omdat onze kern te klein was. Dertien, maximaal veertien man. Als er twee geblesseerd waren, zaten we in de problemen.

“Het heeft weinig gescheeld of ik was naar Brugge in plaats van naar Lokeren gegaan. De dag dat ik naar Brugge moest rijden om er mijn contract te tekenen, liep Jantje De Konink even bij me langs, met wie ik bij Ajax nog in het tweede had gespeeld. Of ik met hem niet mee naar Lokeren ging. “Lokeren,” zei ik, “waar mag dat dan wel liggen ?” Op een bijzonder aanstekelijke wijze zei hij me dat ze net gepromoveerd waren naar eerste klasse. Hij overtuigde me ervan om, op weg naar Brugge, eerst even in Lokeren te stoppen. Dat stadion : troosteloos ! Een tribune voor vijfhonderd man en een sintelbaan rond het veld : dit leek nergens op. Maar de mensen waren er zo innemend dat ik er gebleven ben. Later nog wel een boze telefoon uit Brugge gekregen, maar uiteindelijk zijn ze met Birger Jensen ook niet slecht gevaren.

“Spijt ? Neen, waarom zou ik ? Ik heb het best naar mijn zin gehad en Brugge kon nooit van ons winnen. Voor de eerste match op de Klokke zat iedereen met een ei. Hoeveel wordt het ? 4-0 ? 5-0 ? Nou, speelden we droogweg 2-2 gelijk. Ik heb in België maar één club gekend, al speelde ik nadien nog wel drie maanden bij derdeklasser Heirnis Gent. Maar toen de promotie naar tweede er niet meer inzat, zei toenmalig manager Patrick Orlans dat ze de jeugd een kans zouden geven en dat ik mocht vertrekken. Ik geloof dat ze het zich beklaagd hebben, want nadien begon de leidersploeg plots punten te verliezen.

“Mijn carrière zat erop. In het begin helemaal geen meevaller, hoor. Je mist de spanning, het publiek, het gras, maar vooral de vriendschap van de ploegmaats. Van voorzitter Rogiers kreeg ik bij mijn afscheid een abonnement voor het leven op Lokeren. Tot het huidige bestuur dat afschafte. Ik wilde nog wel enkele keren gaan kijken, maar moest toen drie keer bellen en bijna om een kaartje bedelen. Ik vind dat ze hier voor de oud-spelers best wat meer respect mogen tonen. In Nederland zitten de tribunes vol met oud-voetballers. Ik ga nog wel elke week naar een wedstrijd, maar niet langer naar Lokeren. Wel naar Anderlecht, Anwerp, Beveren of Brugge. Volgens mij wordt Anderlecht de ploeg van de terugronde. Laat Teuntje maar werken.”

door Stefan Van Loock

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content