Lommel United is onverhoopt koploper in de EXQI League. De fusieclub flikt dat met knap voetbal en een flinke dosis eigen jeugd. Op twee Nederlanders na, staan er alleen Belgische vlaggetjes achter de spelersnamen. Stijgen? ‘Het moet niet, maar we willen heel erg graag.’

Te weinig supporters? En Charleroi, Lokeren en Eupen dan? Die hemmen er toch ook niet veul?” Een fan raakt ongevraagd een van de pijnpunten aan voor Lommel, nu het in een felle titelstrijd is verwikkeld met OH Leuven en voorzichtig droomt van een terugkeer naar eerste klasse. Dat zou de club helemaal terugbrengen na de zware klap van het faillissement van acht jaar geleden.

Zwarte Beest

Met de komst van coach Franky Van der Elst, nu twee jaar geleden, zijn de winstpartijen zich beginnen op te stapelen. Bovenaan Van der Elsts goedgevulde palmares prijken de zes titels die hij behaalde met Club Brugge. Dat hadden er zeven of acht kunnen zijn, als Club in 1997 en 1999 niet was blijven haperen aan de Gestelsedijk: die jaren ging de titel telkens met twee punten verschil naar respectievelijk Lierse en Genk. Van die wedstrijden in het bijzonder herinnert Van der Elst zich niets meer – verdrongen allicht – wel het gevoel waarmee Brugge doorgaans op de bus richting Limburg kroop. “Neen, een aangename verplaatsing was dat nooit. Zij waren ons zwarte beest. Lommel had altijd wel een paar hele goeie voetballers, maar tegen ons was het toch ook en vooral een knokkersploeg. Ze gingen tot de grens, en er af en toe over. Op dat vlak haalden ze het altijd van ons.”

Hoe verhoudt uw team zich tot de ploegen van toen?

“We zouden gerust wat minder braaf mogen zijn. We hebben, zeker voor tweede klasse, een vlot scorend team, dat van achteruit probeert te voetballen en de combinatie zoekt. Achteraan hebben we veel ervaring. Björn Sengier staat in doel, dan heb je het geroutineerde duo StassinPinxten centraal achterin, met Christophe Delande daarvoor als breker. Die spelen al jaren samen en vinden elkaar blindelings. Het zijn ervaren jongens met een schitterende wedstrijdmentaliteit, die het klappen van de zweep kennen in tweede klasse.”

Op de Nederlandse aanvallers Oost en Ketting na, doet u het verder vooral met jonge Limburgers.

“Dat is uiteraard een budgettaire keuze, maar een die voorlopig enorm goed meevalt. Dufour trapt alle stilliggende ballen, Alessandro Cerigioni is een pijlsnelle spits, Azevedo is de man in vorm en Davy Brouwers was dat vorig jaar. Ik zou niet durven zeggen wie van hen de beste voetballer is. Ik wil vooral dat iedereen doet wat op zijn positie van hem verwacht wordt.”

Na het missen van de promotie vorig jaar is de kern nog kleiner geworden.

“We doen het met een paar profs, maar de hoofdmoot zijn semiprofs en studenten. Dat betekent dat we in tegenstelling tot een paar concurrenten maar één keer per dag trainen. Onze kern is dit jaar wel enorm krap: we doen het met zeventien veldspelers en drie doelmannen. Als ik ze eens met elf tegen elf wil laten spelen, moeten we dus altijd beloften optrommelen. Het is telkens hopen dat er tijdens de week niemand uitvalt.”

Wat heeft de bekerwedstrijd op Club Brugge u geleerd over de overlevingskansen van Lommel in eerste?

“Ik stond eerlijk gezegd niet te springen om op Club te gaan spelen. Het eerste kwartier waren we onder de indruk, daarna kwamen we beter in de wedstrijd en vooral in de tweede helft hebben we het heel goed gedaan. Je merkte wel dat we niet met de tempowisselingen van zo’n topploeg om konden, dat toont aan dat we versterkingen zullen moeten halen om eventueel in eerste mee te draaien.”

Ziet u zichzelf hier lang blijven, naar het model van uw vriend Jan Ceulemans bij Westerlo? Of begint de dagelijkse rit heen en weer vanuit Brugge toch te wegen?

“Het is niet min, op wedstrijddagen helemaal naar Limburg rijden om dan in Oostende of Roeselare te gaan spelen. Ik blijf af en toe slapen, dat helpt. En als je vaak wint en bij een warme familieclub terechtkomt, valt dat allemaal best mee. Het zou mooi zijn: met Lommel uitgroeien tot een stabiele eersteklasser. Daar wil ik nog wel een tijdje voor op en af blijven rijden.”

Voetbalplezier

Van even ver, maar uit een andere windrichting, komt de Nederlandse topschutter Jeroen Ketting aangewaaid op training. Het jeugdproduct van Ajax is, na een wisselvallige carrière bij clubs als Haarlem, Cambuur en Volendam in de Nederlandse eerste divisie, aan zijn tweede jeugd toe. Ketting, zo luidt het scoutingrapport van zijn ploegmaats, weet perfect wat hij wel en niet kan. Hij is kopbalsterk, koelbloedig van op de stip en kiest altijd goed positie in de box. De inwoner van Hoofddorp (bij Schiphol) zit dit seizoen al aan 19 treffers. Halverwege zijn derde seizoen in Noord-Limburg heeft hij zelfs het illustere clubicoon Mirek Waligora van de tabellen verdrongen als clubtopscorer. Nochtans was Ketting enkele jaren geleden bijna voetballer af. “Ik was helemaal klaar met het voetbal. Bij Cambuur had ik anderhalf jaar lang een trainer die het niet in me zag zitten, en dan beleef je als speler weinig lol aan je vak. In die zin heb ik hier het plezier in het voetballen teruggevonden.”

Je kwam hier terecht na een korte maar opgemerkte passage in het amateurvoetbal.

“Dat klopt. Ik zat tijdelijk zonder club en had me aangesloten bij de amateurclub Noordwijk. Dat moest om administratieve redenen, om later weer makkelijker aan de bak te komen als betaald voetballer. Na twee trainingen met die jongens was er meteen een oefenduel tegen Ajax, toen Marco van Basten er net coach geworden was. In die wedstrijd heb ik twee keer gescoord, mooie goals ook nog: een overhoekse kopbalgoal en een schot van 20 meter binnenkant paal.”

Wat wist je over Lommel voor je hier tekende?

“Ik wist het alleszins niet liggen. (lacht) Het is een fijne stad en geen klein dorpje zoals ik eerst dacht. Iets wat van hier is, is de gemoedelijkheid en de betrokkenheid van iedereen rond dit team. Het is geen familie, maar we trekken zo vaak met elkaar op dat het soms wel zo lijkt. Daardoor kunnen we op het veld ook alles tegen elkaar zeggen.”

Je ben intussen dertig, scoorde overal maar hebt nog nooit een echte kans gekregen op het hoogste niveau.

“Ik heb het er vaak over met Jason Oost ( de andere Nederlander bij Lommel, nvdr), omdat hij ook altijd ergens tussen de Nederlandse eerste en tweede klasse in gezeten heeft. Op zich is het wel vreemd dat iemand als hij, die het talent wel heeft, net niet aan die stap naar een goeie eredivisieclub toegekomen is. Ik ben eigenlijk ook in dat geval. Hoe dat komt? Tja… Het heeft niet altijd meegezeten. Toen ik in de jeugdopleiding bij Ajax zat, ben ik afgeremd door een lange blessure, net op het moment dat de contracten van 4 à 5 jaar werden uitgedeeld. Het is niet altijd zoals hier dat het klikt met een ploeg en dat de spelstijl je ligt. Ik hoop dat de jonge spelers hier beseffen hoe leuk het vak wel niet is en dat ze geboft hebben om met een zeker talent geboren te worden.”

Je kon vorig jaar naar Sint-Truiden. Waarom is die transfer afgeketst?

“Omdat ik persoonlijk niet rond ben gekomen met hen. De clubs waren er onderling uit, dus ben ik op gesprek geweest, maar daar hield ik geen goed gevoel aan over. Het financiële voorstel dat ze me deden vond ik niet eerste klasse waardig. Dat doet verder niets af aan mijn uitgesproken ambitie om naar eerste klasse te gaan. Het mooiste zou zijn als dat met deze club kon.”

Dennengroen

Terwijl het donker invalt boven Lommel, beginnen de spelers aan een paar ontspannen rondjes rond het oefenveld, vlak naast het Stedelijk Sportstadion . Een bosje dennenbomen vormt de idyllische achtergrond. Het is intussen flink afgekoeld op de Kempense Laagvlakte, waar het altijd een paar graden kouder is dan in de rest van het land. Werken in Lommel is werken in de luwte, in alle betekenissen van het woord. Halverwege de training komt de voorzitter aan. De begroeting door enkele supporters is hartelijk: “Ha Franske, alles goed?” Franske is Frank Luyckx, bekend om zijn in Lommel en omstreken wereldvermaarde doe-het-zelfzaak. Als het veld ondergesneeuwd ligt, wordt er geruimd met de sneeuwschoppen van Legerstock Luyckx. Het contrast met exotische geldschieters zoals de Egyptenaar Maged Samy van Lierse is groot. “Nee, vergelijk me alstublieft niet met een Roland Duchâtelet, dat is ook mijn rol niet. Ik ben vijf jaar geleden interim-voorzitter geworden omdat niemand anders het wou doen. We zijn een familieclub met verschillende kleine sponsors. Onze kracht zit in de beheerraad, waar ik de afgevaardigde van ben. Daar zitten een paar welstellende ondernemers bijeen die de krachten proberen te bundelen.”

Heeft u, nu de promotie voor het grijpen ligt, overwogen om er tijdens de winterstop versterking bij te halen?

“Absoluut niet. We staan niet voor niets op kop. Als je zoveel punten haalt met deze groep, moet je daar niet in beginnen roeren. We blijven het doen met anciens en jongeren uit onze eigen regio. We hebben zonder twijfel de beste jeugdwerking van tweede klasse. Geen enkele andere ploeg kan zeggen dat ze zeven eigen jeugdspelers in de eerste ploeg heeft staan. Zoiets bestaat nergens nog.”

Hoe moeilijk is het om nog nieuwe jeugdspelertjes aan te trekken, met de concurrentie van Genk en PSV? Wat zegt u tegen hen om hen te overtuigen?

“Dat ze er baat bij hebben om naar hier te komen: als ze geduld hebben, liggen hier veel meer kansen. Je kan wel zeggen ‘Ik zit bij Genk’, maar als je niet speelt, ben je niks. We hebben een goede omkadering met gediplomeerde toptrainers en als er talent in zit, zullen ze het er wel uit halen. Let wel: ze moeten zich evengoed bewijzen. Van ons uit ligt er geen enkele druk op de sportieve staf om jonge spelers al dan niet op te stellen.”

Kilometervergoeding

Dit team is erg Limburgs. Dat is een bewuste strategie?

“Als het kan, zoeken we het toch vooral onder onze eigen toren. We willen zo weinig mogelijk kilometervergoeding betalen. (lacht) Natuurlijk, in eerste zal er iets moeten bijkomen, maar ik ben er toch voorstander van om deze groep bijeen te houden.”

Hoe heeft u het failliet van Lommel SK in 2003 beleefd?

“Ik had hier toen wel al een loge, maar was niet betrokken bij het bestuur van de club. Ik ken dus niet het volledige verhaal, maar van wat ik links en rechts hoor, had dat nooit mogen gebeuren. Het ging om een relatief kleine schuld voor een ploeg die nog heel wat geld tegoed had en die het alleen tijdelijk moeilijk had om die te overbruggen, niet structureel. Op die manier hadden er al heel wat grotere clubs failliet kunnen gaan. Er is toen ten onrechte heel veel kapotgemaakt en we zijn nu al bijna tien jaar aan het werken om te herstellen wat daar gebeurd is.”

Met de klap bent u ook heel wat supporters kwijtgeraakt. Een gemiddelde van 2.000 betalende toeschouwers is niet veel.

“Dat is hetzelfde verhaal. Als je halfweg een lopend seizoen in vereffening moet gaan, dan is dat een klein drama voor abonnementhouders. Toen we terug begonnen zijn, hadden we misschien iets meer voor hen kunnen doen. Daar zijn we wellicht in de fout gegaan. Ook bij de fusie met Overpelt zijn er wat fans afgehaakt. Ik hoop alleszins dat de toeschouwers hier binnenkort met bakken toestromen, want zo blijft het niet leefbaar.”

Rondkomen in tweede blijft moeilijk?

“Vijf jaar aan de kop van tweede klasse spelen is zowat de limiet. In die tijd moet je ofwel overgaan, ofwel de ambities flink terugschroeven. We draaien quitte, maar het is voor elke tweedeklasser harken. Ons budget is beperkt: 1,2 miljoen euro.”

Hoort Lommel wel thuis in eerste klasse?

“Absoluut. Westerlo is een voorbeeld en vergeleken met hen hebben we hier in Noord-Limburg een veel groter potentieel aan supporters. Ook boven de Nederlandse grens hebben we een steeds groeiende aanhang. En een keer in eerste gaat alles maal drie, ook wat het aantal toeschouwers betreft. Daarom zeggen we ook aan onze jonge spelers: ‘Het moet niet, maar we willen heel erg graag!’ Hopelijk hebben we hier dan weer een vol huis zoals vroeger.”

Hoger Lager

De dag zit er bijna op in Lommel. De technische staf en enkele medewerkers hebben pizza’s laten aanrukken, een traditie op donderdag. De gesprekken gaan van onvindbare voetbalvelden en de nachtelijke uitspattingen van profvoetballers tot het tv-aanbod. “Als uw dochter wil meedoen aan Idool, en ze zingt zo vals als een kat, dan houdt ge die toch thuis?” “Dat zal wel zijn! Weet ge nog in de tijd van Hoger Lager? ‘Moeder,’ zei ik, ‘als ik u ooit zie opduiken in dat decor, dan zijt ge een zoon kwijt!'” Er moet al veel gebeuren willen ze zich in Lommel nog een keer vergalopperen.

DOOR JENS D’HONDT – BEELDEN: REPORTERS

“We doen het met een paar profs, maar de hoofdmoot zijn semiprofs en studenten.” coach Franky Van der Elst

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content