Cercle Brugge dat straks degradeert? Het kan, maar zoals de legendarische doelman/voorzitter Robert Braet ooit zei: ‘In tweede klasse wordt ook gevoetbald.’ Een getuige-nis van Knackjournalist Jan Braet (62), zoon van én groen-zwarte aficionado. Ook nu nog.

Mocht mijn vader een kunstminnaar zijn geweest, dan zit ik nu misschien elk weekend in een operazaal. Maar hij duwde mij in de richting van Cercle, ‘zijn’ vereniging. Ik was amper vier jaar toen ik met mijn moeder naar het Edgard De Smedtstadion stapte. De promotie naar eerste klasse in 1961, spelers als Marin Roje, Robert Serru, Willy Mortier… Meeleven. Als kind ben je op zulke emoties gefocust, denk je: ‘Het is zondag, ik mag naar het voetbal.’ Een beloning. De magie van de bal, over alle intellectuele klassen heen. En zodra die liefde voor Cercle – wellicht mijn eerste liefde – wortel had gevat…

“Of zoals vader ooit zei: ‘Wie er ook in dat groene shirt speelt, ’t is de Cercle.’ Een warme vereniging die aan elkaar hangt, die bepaalde waarden had en die nog altijd heeft. Sportiviteit. Spelers die zich misdroegen werden tot de orde geroepen. Cercle heeft dat trekje nog altijd: correct. Dat groen heeft iets magisch-irrationeel, iets wat eigenlijk niet te vatten is en dat school- en familiebanden smeedt. Cerclesupporters lijken elkaar van ver te herkennen. De aanwezigheid van een grote broer in dezelfde stad smeedt ook een band, is misschien zelfs het beste cement.”

Unieke kleurencombinatie

“Als ik dat groen en zwart zie, dan komen alle herinneringen vanzelf, intact gebleven in de grote zee van beelden. De fanfare, de man die met een grote mand pistolets door de tribunes stapte. Twee voor vijf frank! Moeder die een dekentje meebracht om over onze benen te leggen. Wachten op de spelers. De oranjebruine lederen bal die op de middenstip ging, elf mannen in die mooie gestreepte groen-zwarte shirts. Vert et noir, een unieke combinatie, de kleuren die alles samenhouden. ‘Allez, de groene…’ Soms werd er wit aan toegevoegd, maar dat moest ik niet. Cercle is groen-zwart. Nostalgie. Mooie beelden, mooie herinneringen.

“Op zoek naar mijn mooiste momenten kom ik opnieuw bij esthetiek uit: het eerste seizoen, 2007-2008, van Glen De Boeck. Zonder concurrentie. Cercle heeft mooie resultaten neergezet en grote spelers gehad – Morten Olsen, Benny Nielsen… – maar zelfs dan was het altijd tussen hangen en wurgen. Er waren nog mooie momenten, maar eerder fragmenten in een wedstrijd. Een counter die door Branko Karacic werd opgezet, bijvoorbeeld, of Josip Weber die in de diepte spurtte. Maar toen was Cercle altijd de underdog. En plots stond daar een trainer, een koele debutant, die vertrouwen gaf aan de jonge spelers – Tom De Sutter, Stijn De Smet – en ze omringde met Besnik Hasi en Oleg Jasjtsjoek. Rustig de bal rondtikken, proberen te voetballen, wie ook de tegenstander was. Cercle Brugge dat eindelijk uit de rol van underdog stapte. Maar terwijl ik dit zeg, valt het me op dat ik meer dan vijftig jaar op zo’n seizoen moest wachten.

“Ik denk dat Glen De Boeck, die bij Cercle wat goed te maken had en de Belgische competitie door en door kent, het realistischer zou hebben aangepakt dan Foeke Booy. Geen kwaliteit genoeg? Deur dicht en op de counter loeren. No pasarán! Dat heeft hij bij Waasland-Beveren bewezen. Kiezen voor iemand die de vereniging zwaar op het hart heeft getrapt? Ja. Puur pragmatisch. Maar ook, nog iets wat ik van mijn vader heb geleerd: je moet kunnen vergeven en vergeten.”

Geen aversie

“Ik woon al lang in Gent, maar zelfs de fysieke afstand houdt me niet van Cercle weg. In Brugge zou ik wellicht meer lotsgenoten ontmoeten, maar ik voel de behoefte niet om op de schouders van andere Cerclesupporters uit te huilen. Voetbal laat mijn echtgenote koud, maar ze volgt Cercle ook, alleen al om te zien hoe mijn stemming zal zijn. Op de bus van het station van Brugge sta ik midden in die groen-zwarte familie, dáár kan ik mij de pijn van de echte diehards voorstellen. Cercle roept heel weinig aversie op, maar sympathiek zijn is niet genoeg.

“Ik denk dan altijd aan Jules Verriest. Een monument! Van alle nog levende ex-spelers belichaamt hij het meest Cercle. Een speler die gegroeid is naar een niveau waarop hij zich financieel kon verbeteren, maar dat om diezelfde onverklaarbare en irrationele reden nooit heeft gedaan. Neen, Jules bleef bij zijn vrienden, met wie hij dat Cerclegevoel kon delen. Teamspirit… Zelfs nu, in de struggle for life, zie ik onvoorwaardelijke inzet. Zelfs bij spelers die ‘hier’ niet opgegroeid zijn. Zoals Bernt Evens. 150 procent inzet! Er staat nog altijd een ploeg met een enorme fighting spirit. Vechten tot de laatste snik. Losers met een winnaarsmentaliteit.

“Zoals ‘we’ nu spelen, is Cercle misschien wel rijp om te degraderen. En Cercle kent het moeras van tweede klasse helaas maar al te goed. Maar ik blijf optimistisch, zelfs bij een eventuele degradatie. Relaxter, minder druk die eigen is aan topvoetbal en waarvoor Cercle momenteel tekortschiet. Dan krijgen we misschien een nieuw en jonger Cercle te zien, dat volledig aansluit bij zijn oorspronkelijke missie: opvoeden en opleiden. Mijn vader, die na de degradatie naar derde klasse in 1967 voorzitter werd, heeft zo’n scenario al een paar keer meegemaakt. Ik hoor het hem nog altijd zeggen: ‘In tweede klasse wordt er ook gevoetbald, Jan.’ Een manier om dit te relativeren, om het draaglijk te houden. Maar bij elke nederlaag is het zwaar om de pil door te moeten slikken.”

Pokerface

“Ik kan het niet aanzien Cercle te zien krasselen. Soms vertrok ik in miserabele omstandigheden – ’s avonds in regen en wind – van Gent naar Brugge, terwijl ik wist dat er iets aan schortte en dat ik er opnieuw geen plezier aan zou beleven. Ik ben blijven gaan tot aan de winterstop, toen ik ongeveer wist hoe het plaatje in elkaar stak. Ik moest absoluut rationeel analyseren om mijn emoties in de greep te krijgen.

“De situatie waarin ‘mijn’ Cercle zich bevindt, kan ik van mij afzetten. Gelimiteerde pijn: scherp en voelbaar, dat wel, maar er zijn hulpmiddelen. Niet te veel naar de voetbalverslagen op televisie kijken, bijvoorbeeld. Mij volledig afsluiten, maar tegen de volgende wedstrijd sluipt die irrationele hoop opnieuw in mijn hoofd. ‘Vandaag zal het gebeuren…’ Geen lijdzaam lijden, wel strijdvaardig zoals de ploeg die nu op het veld staat. Een soort gespletenheid. Als ik niet in het stadion zit, dan zet ik mijn laptop of de radio aan. Maar zodra het 1-0 voor de tegenstander wordt, dan gaat alles uit en zet ik mijn pokerface op. Wachten tot ik in het nieuws het verslag kan bekijken. Voetbal om fanatisme te kanaliseren. De manier waarop ik het verwerk is niet echt heldhaftig, maar ik blijf wel achter Cercle staan. Als een echte aficionado.”

DOOR CHRIS TETAERT – BEELDEN: IMAGEGLOBE

“Ik hoor het mijn vader nog altijd zeggen: ‘In tweede klasse wordt er ook gevoetbald, Jan.'”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content