Loslopend wild

© belgaimage

Twaalf maanden na zijn aankomst in de hoofdstad is Adrien Trebel niet meer weg te denken uit de basiself van Anderlecht. Een terugblik op een jaar waarin de Fransman evolueerde van een pure pitbull onder René Weiler tot de waakhond van Hein Vanhaezebrouck.

Het is al winter wanneer ze het in Gent plots benauwd krijgen. Eind december staat de ploeg op een zevende plek en Hein Vanhaezebrouck lijkt het vertrek van Sven Kums, zijn meesterbrein op het middenveld, naar Italië nog niet helemaal te hebben verwerkt. Eén man zou hem kunnen vervangen: Adrien Trebel. Vanhaezebrouck is uitermate gecharmeerd door de karakteristieken van de Fransman. Vooral zijn precieze lange ballen, een absolute troef om uit te blinken in een concept waarin flankveranderingen een geloofsovertuiging zijn, maken indruk. En dus voert Vanhaezebrouck de forcing om de meest bekende roodharige voetballer van de Jupiler League naar de Ghelamco Arena te lokken. De ontnuchtering bij de Buffalo’s is groot wanneer Trebel voor Anderlecht kiest. Hij valt in katzwijm voor het discours van René Weiler. ‘Weiler zocht een speler met mijn profiel, iemand die het hele speelveld kon uitkammen, en dat ontbrak volgens hem in de kern’, vertelde Trebel destijds om zijn keuze voor de Belgische recordkampioen te verantwoorden.

Vanhaezebrouck heeft het wel voor Trebel, in wie hij een goede soldaat ziet, maar hij spoort hem ook aan om beslissender te zijn.

In het Constant Vanden Stockstadion wordt zijn transfer omschreven als een oplossing op middellange termijn. Het Brusselse middenveld met Youri Tielemans en Leander Dendoncker overvleugelt op dat moment de competitie. De twee ruwe diamanten van Neerpede worden afwisselend geëscorteerd door miljoenenaankoop Nicolae Stanciu of alleskunner Sofiane Hanni. Gezien de context verwacht niemand dat Trebel de wegenkaart naar de titel in zijn broekzak heeft steken. René Weiler, die het onverwachte vertrek van Steven Defour in de zomer nog niet heeft verteerd, heeft echter grootse plannen met Trebel. In het voetbal van Weiler is de aanwezigheid van een aantal kuitenbijters een vereiste. ‘Na de transfer van Defour was de trainer min of meer op zoek naar een gelijkaardig type voetballer’, vertelde Sofiane Hanni een aantal maanden geleden. De gelijkenissen tussen Defour en Trebel vielen ook Leander Dendoncker op tijdens de clásico: ‘Adrien doet mij met zijn passing, spelinzicht en balrecuperatie denken aan Defour. Bij balverlies is hij een echte pitbull. In een driemansmiddenveld is het plezant spelen met hem.’

De vergelijkingen met zijn voorganger storen het jeugdproduct van Nantes niet. ‘Ik kom net als Defour van Standard. En net als hij kan ik mij tijdens de match in iemand vastbijten als een kleine pitbull’, antwoordt Trebel wanneer hem gevraagd wordt om de parallellen te trekken met de speler van Burnley.

VEELBELOVENDE PARTNERSHIP

Weiler maakt van Trebel een doeltreffend wapen in de uitwedstrijden. Op uitzondering van de verplaatsing naar Club Brugge, die Trebel moet missen wegens een schorsing, staat hij op het einde van de reguliere competitie en in de play-offs steevast aan de aftrap. Meestal als linkse centrale middenvelder in een 4-1-4-1. In dat systeem valt zijn complementariteit met Sofiane Hanni op. De twee zijn oude bekenden van La Jonelière, het kweekcentrum van Nantes, waar het voetbal à la Nantaise geboren werd. De twee functioneren als katrollen: wanneer de naar links verbannen Hanni naar binnen knijpt, duikt Trebel in de vrijgekomen ruimte op de flank. De passes van Hanni naar marathonloper Trebel, die in Frankrijk lange tijd als een flankspeler werd beschouwd, zijn een natuurlijke voortzetting van hun wisselwerking. Ze vullen elkaar aan en stemmen hun looplijnen op elkaar af.

Soms lijkt wel alsof het voetbal van Weiler op maat werd gemaakt van middenvelder Trebel. De 27-jarige Fransman met roots op het Franse overzeese departement Réunion voelt zich op zijn gemak en is alomtegenwoordig in het concept van Weiler, dat gebaseerd is op snelle omschakelingen en waar lange momenten van balbezit zoveel mogelijk uitgeschakeld worden. Zijn greep op het spel piekt tijdens de play-offs en zijn statistieken nemen duizelingwekkende proporties aan. Hij schiet gemiddeld 2,2 keer op doel en heeft per match een voet in minstens vier kansen van Anderlecht. Hij strandt daarmee slechts op de vijfde plaats bij paars-wit achter Lukasz Teodorczyk, Sofiane Hanni, Youri Tielemans en Alexandru Chipciu. Maar zijn gewaagde acties, uitgevoerd met een verschroeiend tempo, zijn wel doorslaggevend bij het veroveren van de titel. ‘Ik probeer bij mijn eerste baltoets zoveel mogelijk terreinwinst te boeken’, aldus Trebel over zijn speelstijl.

De samenwerking met Tielemans is een succes. Een tijdje daarvoor was Besnik Hasi er niet in geslaagd om de veelbelovende partnership tussen Tielemans en Defour op de rails te krijgen. Door het ontbreken van een duidelijke pikorde tussen de twee Rode Duivels was geen van de twee bereid om in dienst te spelen van de ander. Daar heeft Trebel minder last van: hij speelt gedisciplineerd, opereert in de schaduw van Tielemans – na het vertrek van Defour de onbetwiste boss in en rond de middenstrook – en voorziet ook mannen als Hanni van bruikbare ballen.

LANGEAFSTANDSRAKETTEN

Zijn loyaliteit heeft een impact op zijn persoonlijke statistieken. In zijn eerste zes maanden bij Anderlecht scoort Trebel geen enkele keer. Na het vertrek van Tielemans en de komst van Sven Kums, een pak minder frivool en beslissend dan de naar Monaco vertrokken golden boy, wordt Trebel gepusht om meer taken op zich te nemen. Hij beseft dat zijn cijfers naar omhoog moeten, zeker omdat scoren een probleem is geworden nu Tielemans, goed voor 13 doelpunten en 13 assists, weg is en Teodorczyk zijn torinstinct heeft verloren. ‘De trainer ( Weiler, nvdr) legt er de nadruk op dat iemand op positie 8 de goal moet weten staan en assists moet kunnen geven’, vertrouwde Trebel toe aan Sudpresse bij de start van het seizoen. ‘Ik zou durven te zeggen dat een middenvelder in elke jaargang zes tot tien doelpunten moet maken. Mijn scorend vermogen opkrikken is een werkpunt.’

In duel met Benoît Poulain. Trebel gedraagt zich op het veld als een losgeslagen, oncontroleerbare hond.
In duel met Benoît Poulain. Trebel gedraagt zich op het veld als een losgeslagen, oncontroleerbare hond.© belgaimage

Met een fabelachtig afstandsschot duwt hij eind november een ziekelijk slecht Kortrijk bijna naar de afgrond. Het zou bij dat ene doelpunt blijven. Aan zijn arbeidsethos ligt het niet: voor de match in Genk schoot hij 54 keer naar doel in 3303 minuten. Amper 15 pogingen belandden in het kader, 8 daarvan werden moeiteloos geneutraliseerd door de doelman. Wat neerkomt op 7 schoten, omgerekend 13 procent, die echt een bedreiging vormden voor de tegenstander. De Fransman neemt om de 61 minuten een keeper onder vuur, maar is pas om de 472 minuten gevaarlijk. Hoe luidt het spreekwoord weer? Blaffende honden bijten niet? Een pitbull zou geen pitbull zijn mocht hij alleen zijn tanden laten zien.

Zijn beperkingen vergroten paradoxaal genoeg de aaibaarheidsfactor van Trebel. Zijn nooit aflatende generositeit wekt bewondering op. Net als zijn zin voor verantwoordelijkheid. Een doorsneespeler zou beschutting zoeken achter een paar graszoden of de bal simpel inspelen na drie slechte passes. Trebel is van een ander slag: hij gaat op zo’n moment een ploegmaat aanspelen die zich aan de andere kant van het veld bevindt. Weinig efficiënt, maar het levert wel leuke televisie op. En de kijker thuis smult gewoonweg van dergelijke highlights. De spectaculaire tackles, langeafstandsraketten en nauwkeurige flankwissels van Trebel zouden op een zaterdagavond niet eens misstaan in het BBC-programma Match of The Day van Gary Lineker. Om maar te zeggen dat de ex- Rouche een voetballer is die ogenblikkelijk de aandacht kan trekken. Zoals die avond in oktober wanneer het sterrenensemble van PSG naar Brussel afzakt voor een vertoning in de Champions League. Zijn landgenoten zijn fel onder de indruk over de manier waarop hij met een felle pressing Adrien Rabiot de bal een paar keer afsnoept. In die match komt de voornaamste kwaliteit van Trebel bovendrijven: hij heeft de gave om bliksemsnel om te schakelen van een offensieve naar een defensieve postuur. Wie dat spelonderdeel beheerst in een competitie als de Jupiler League, waar een match in geen tijd kan omslaan in pingpong tussen de twee grote rechthoeken, mag zich tot de elite van ons voetbal rekenen.

PATSER

What you see is wat you get. Dat gevoel heb je altijd als je Trebel ziet voetballen. Hij gedraagt zich als een losgeslagen, oncontroleerbare hond, die behoefte heeft om over het hele veld rond te huppelen. De cijfers liegen niet. Tijdens de poulefase van de Champions League heeft hij veertig slidings ingezet – een record voor het ingaan van de achtste finales. Vijftien keer liep het fout. En het maakt van Trebel meteen een van de meest gepasseerde spelers op het kampioenenbal. Het contrast met Kums, die methodisch, haast wetenschappelijk te werk gaat, kan niet groter zijn. Bij Kums is alles doordacht. Het lijkt erop dat elke seconde berekend en elke verplaatsing tot in de puntjes voorbereid wordt.

Trebel, de man om wie het tijdens de vorige wintermercato draaide, beschikt zo te zien niet over een pauzeknop. Het zou nochtans tot de basisuitrusting moeten horen van elke middenvelder die door de Europese keuring wil geraken. Misschien voelt de Fransman zich diep van binnen nog een linkerwinger, de positie die hem toeliet om profvoetballer te worden bij Nantes, en heeft hij de reflexen die eigen zijn aan die functie nog niet helemaal afgeleerd. Op de flank kan een speler het zich veroorloven om zomaar op verkenningstocht te trekken op de helft van de tegenstander. Voor een centrale middenvelder ligt dat enigszins anders. Een ondoordachte uitval kan het centrum van de verdedigingslinie openrijten. In de as van het veld tellen balbezit en ruimtes nu eenmaal dubbel. Trebel doet het op zijn eigengereide manier: hij verdedigt zijn zone als een patser die bereid is zijn volledige patrimonium te vergokken tijdens een spelletje blackjack. Hij weet dat er maar twee uitkomsten mogelijk zijn: winnen of verliezen.

Af en toe maakt Hein Vanhaezebrouck zich zorgen om het melodrama in het spel van Trebel. Hij heeft het wel voor de Fransman, in wie hij een goede soldaat ziet, maar hij stimuleert hem om efficiënter en beslissender te zijn. Dat betekent in de eerste plaats dat hij dichter bij het vijandelijke doel moet opereren. Van zijn 58 schoten op doel sinds hij bij Anderlecht voetbalt, werden er 40 gelost van buiten de grote rechthoek. Slechts 31 procent vonden dus plaats in de zestien, daar waar de overgrote meerderheid van de doelpunten tot stand komen. Sinds de aanstelling van Vanhaezebrouck is het aantal schoten van Trebel binnen de grote rechthoek zelfs gezakt naar 25 procent, of één poging om de 236 minuten. Een ontoereikend aantal om toe te treden tot het kransje topschutters van Anderlecht. Toen hij nog bij Standard zat, had Trebel tegenover het Franse blad So Foot de ambitie uitgesproken om tien doelpunten te maken op een seizoen. Hij begint te realiseren dat middenvelders enkel zulke hoge cijfers kunnen halen als ze geregeld in het zestienmetergebied opduiken.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content