LOUIS VAN GENK

© BELGAIMAGE

Het voetbal van Genk geleek op een middeleeuws stadje, zonder structuur, met een wirwar van straatjes waarin het talent verloren liep. Om de ruimtelijke ordening te verbeteren deden de Limburgers een beroep op een Nederlander. In 2017 tekent Albert Stuivenberg de plannen van het nieuwe Genk uit. Een geleid bezoek.

Het is niet gezegd dat Peter Maes zijn plekje op de bank in de Luminus Arena had kunnen veiligstellen als hij in het bezit was geweest van een diploma stedenbouwkunde. Het is wel zo dat het elftal van KRC Genk op het veld een beetje geleek op een middeleeuws straatje. Zo eentje met een grillige skyline, neergepoot door improviserende architecten zonder overleg of plan. Gebouwen die weliswaar in het oog springen, maar die de noodzakelijke samenhang missen om van het geheel een architecturaal meesterwerk te maken.

Om zijn ruimte beter te beheren heeft Genk een beroep gedaan op een specialist in landschapsarchitectuur. In dat domein komen de experten uit het noorden. Albert Stuivenberg is een Nederlander. Hij komt uit het land van de verticale trappen, dijken om terrein te winnen op de zee en gemiddeld 400 inwoners per vierkante kilometer. Die bijzondere verhouding tot de ruimte vertaalt zich bij onze noorderburen bijna onvermijdelijk ook op het veld. Volgens David Winner, auteur van een boek over Oranje (Brilliant Orange – The Neurotic Genius of Dutch Football), komt het door dat typisch Nederlandse verlangen om nieuwe ruimtes te veroveren dat het Nederlands elftal van Rinus Michels is kunnen ontstaan.

Met diezelfde veroveringsdrang stelde Stuivenberg zich voor bij Genk. Hij beloofde meteen ‘dominant voetbal’, dat hijzelf als volgt definieert: ‘Het gaat niet alleen om balbezit. Ik wil ook dominant zijn bij balverlies. Dan moet je proberen de tegenstander in een bepaalde richting te dwingen om de bal daar te recupereren.’

GEORGANISEERD DRUK ZETTEN

De nieuwe coach van KRC Genk vat zijn wedstrijden aan met de nauwgezetheid van een warlord die zijn strijdplan ontvouwt. ‘We hebben nu een strak plan’, bevestigt Timoty Castagne in Het Laatste Nieuws. ‘Ieders taken zijn duidelijk, we weten precies waar en wanneer we druk moeten zetten.’

Genk verdedigt in een 4-4-2, met Alejandro Pozuelo naast de diepe spits. Dat voorste duo van Racing berooft de centrale verdedigers van de tegenstander van elke verbinding met hun middenveld, zodat ze moeten opbouwen via de flanken. Een pass van een centrale verdediger naar een back is vol risico. De Genkse flankaanvaller vliegt meteen af op de nieuwe man aan de bal en probeert hem tot een fout te dwingen. De eerste pogingen van de Limburgers om die nieuwe pressing uit te voeren zijn aarzelend. In Eupen – de tweede wedstrijd van het tijdperk-Stuivenberg – stapelen Pozuelo en Roeslan Malinovski de overtredingen op de helft van de tegenstander op: veel goede wil dus, maar nog niet gekanaliseerd.

Het plan geraakt in de loop der matchen beter ingeburgerd: wanneer Kortrijk de Luminus Arena bezoekt, heeft het moeite om uit te verdedigen. Het wordt gedwongen om de lange bal te hanteren, een prooi voor de luchtmacht van het Genkse verdedigende duo Omar Colley en Sébastien Dewaest. Het Limburgse blok wordt een vestingmuur: in zijn eerste drie matchen van 2017 staat Genk slechts vijf gekadreerde schoten op zijn doel toe, alle vijf verstuurd van buiten de backlijn. Zonder een wat trage reactie van Marco Bizot in Oostende zouden de netten van Racing 270 minuten lang niet getrild hebben.

DE BAL IN HET CENTRUM

Waar pressing voornamelijk een wapen blijft om de bal te recupereren, valt de Limburgse veroveringsdrang vooral te smaken mét de bal. Ook daar is er een nieuw oorlogspad uitgestippeld. ‘De coach vraagt aan de centrale verdedigers om vaak het initiatief te nemen’, vertelt Omar Colley. Zijn kompaan in de centrale verdediging, Sébastien Dewaest, preciseert: ‘De vorige coach vroeg dat de centrale verdedigers de bal naar de flank zouden spelen zodra ze hem veroverd hadden. Nu moeten we in de as meer proberen. We moeten daar zelf een opening zoeken of zelf proberen te creëren.’

In de bekerwedstrijd aan de kust gaf Malinovski duidelijk aan Dewaest aan dat hij met de bal aan de voet moest oprukken om de organisatie van de tegenstander uit verband te spelen. In de terugmatch wees Albert Stuivenberg zijn centrale verdedigers er meermaals op dat ze geen lange ballen moesten trappen maar moesten kiezen voor een grondoffensief. Aangezien het moeilijk is om gewoontes te veranderen, blijven Jere Uronen en Timoty Castagne nog altijd de favoriete medeplichtigen van hun centrale verdedigers bij het uitvoetballen. In de eerste zes matchen die ze onder Stuivenberg speelden, gaf de Gambiaan 93 passen naar de Fin. Maar tegen Kortrijk speelde Colley al meer samen met Pozuelo (14 passes) dan met Uronen (11 passes).

De tekenen van vooruitgang worden stilaan talrijker. In de eerste 360 wedstrijdminuten van 2017 verstuurde Dewaest 44 procent van zijn passes naar een middenvelder of een aanvaller. Colley, al meer op zijn gemak bij het uitvoetballen, klokt af op 48 procent. Het bewijs van zijn belangrijke rol in het opbouwschema van Genk: de Gambiaanse verdediger voltooide 359 passes in zes matchen – alleen Roeslan Malinovski (381), de architect van de Limburgse aanvallen, en de flankverdedigers Uronen (376) en Castagne (364) doen beter.

TRAPSGEWIJZE OPBOUW

Onder Peter Maes werd er vooral geïmproviseerd bij het uitvoetballen, in die mate dat sommige analisten van de tegenstander zich erover verwonderden dat ze geen terugkerend schema konden ontdekken. Nu verloopt de opbouw gestroomlijnd als muziekpapier, met als doel de bal bij dirigent Alejandro Pozuelo brengen, die tot zijn grote vreugde een vrije rol krijgt achter de puntaanvaller: ‘Op die positie voel ik me vrijer. Ik moet minder verdedigend denken en ik krijg vaker de bal in de buurt van de backlijn.’

Wanneer Genk wil uitverdedigen, begint het met een gedaanteverwisseling. De 4-2-3-1 van de Limburgers verandert in een 3-3-1-3 om in het vijandelijke kamp door te dringen. De meest defensieve middenvelder – een rol vertolkt door Bryan Heynen of door nieuwkomer Sander Berg – laat zich terugzakken tussen de twee centrale verdedigers om met z’n drieën uit te voetballen. Het doel is om aan te sluiten bij de hogere linie, die bestaat uit de backs, die heel hoog staan, en Malinovski centraal. Als de korte pass onmogelijk is, proberen de centrale verdedigers een lange bal naar de flankaanvallers, die ver uit elkaar staan, of naar de diepe spits indien dat de sterke Aly Samatta is. Het rendement van die oplossing is wisselvalliger, dus dat wordt bij voorkeur niet gedaan. De structuur van dat uitvoetballen berust niet op improvisatie. Stuivenberg heeft immers aan de zijde van Louis van Gaal gewerkt, een man die zo maniakaal was in het positiespel dat hij twee keer gevraagd werd door Barcelona.

Idealiter is het Malinovski die de bal in de voeten krijgt op de helft van de tegenstander. Wanneer de Oekraïner de middencirkel oversteekt, begint de tweede fase van de opbouw om de derde linie te bereiken. De backs schuiven verder op, heel hoog, tot op de positie van de flankaanvallers, die daarvan profiteren om zelf naar binnen te knijpen en zich op te stellen in de zones die theoretici de ‘halfruimtes’ noemen (in de lengte is het veld dan verdeeld in vijf stroken: de as, de flanken en twee tussenruimtes, de ‘halfspaces‘). Ze steunen daar Pozuelo en de puntaanvaller en vormen centraal een cluster van spelers dat geschikt is voor snelle combinaties die perfect passen bij de offensieve profielen waar de Limburgers over beschikken. De backs blijven een uitweg bieden als er centraal niet door te komen is, maar dat is zeker niet plan A van Racing. In zeven wedstrijden hebben de voorzetten van Uronen en Castagne slechts tot vijf schoten geleid (op een totaal van 99, dus amper 5 procent).

DE LIMIETEN VAN POZUELO

Bij die hiërarchische balcirculatie zoekt Genk vooral de voeten van Pozuelo. De Spaanse spelmaker krijgt sinds de komst van Albert Stuivenberg gemiddeld 52,6 passes per wedstrijd. Twee keer kreeg hij minder dan 50 keer de bal toegespeeld en dat betekende ook twee keer een nederlaag voor Racing Genk.

Tegen KV Mechelen kreeg Pozuelo maar 31 keer de bal. Yannick Ferrera had hem een waakhond toebedeeld: Laurens Paulussen. Die klassieke mandekking wierp zijn vruchten af, want Pozo was bij slechts vier kansen betrokken (twee schoten en twee passes) en dat is flink onder zijn gemiddelde van dit jaar (zes kansen per match). ‘Als Pozuelo zich niet creatief kan uitleven, dan kunnen we maar moeilijk dreigend worden’, gaf Stuivenberg toe in de Mechelse perszaal na de wedstrijd. ‘De bedoeling was dat hij ruimte creëerde voor de anderen, maar dat heeft niet gewerkt.’

In de linkse as van het veld, daar waar de Spanjaard het liefst de bal krijgt – en waar dus natuurlijkerwijze het spel zich ontwikkelt van een Genk dat op links veel combineert en op rechts veel loopt – vinden we ook Leandro Trossard terug. De Genkse dribbelaar had eigenlijk de rol van zijn door Paulussen geschaduwde kapitein moeten overnemen, maar het rendement van de nummer 14 ligt voorlopig nog een stuk lager dan dat van Pozuelo. Trossard is meer een afwerker dan een aangever, hoewel zijn prestatie tegen STVV (één schot en zes kansen gecreëerd) een evolutie laat merken. Die schaarste aan passeurs raakt heel het offensieve compartiment van de Limburgers want ook Siebe Schrijvers (vijftien schoten, negen kansen gecreëerd), Aly Samatta (veertien schoten, vier kansen) en zelfs José Naranjo (zes schoten, drie kansen) zijn eerder geneigd om assists te krijgen dan te geven.

De alomtegenwoordigheid van Pozuelo in de voorlaatste beweging van de aanval maakt dat Genk te voorspelbaar is in de zone waar het verrassingselement het verschil maakt, ook al is het voor de tegenstander niet gemakkelijk om te anticiperen op de geniale invallen van de Spanjaard. Een statistiek als bewijs: bij de 85 schoten die zijn ploegmaats in zeven wedstrijden afleverden, gaf Pozo in 28 gevallen de laatste pass. Uit zijn passes kwam dus 33 procent van de Genkse schoten voort. Niet verwonderlijk dat Yannick Ferrera hem de beste voetballer in België noemde na de ‘Operatie-Paulussen’.

Naar Belgische maatstaven weliswaar lijkt de verhouding tussen Stuivenberg en Pozuelo wat op die tussen Pep Guardiola en Lionel Messi. Bij Barça drukte Pep het zo uit: ‘Ik organiseer heel het spel om bij Messi uit te komen. Vervolgens klaart Leo de klus wel.’ Het probleem van Genk is dat er maar een echte Messi bestaat. En vermoedelijk zakt die de komende maand niet naar Limburg af om Racing aan een ticket voor play-off 1 te helpen.

* N.B. de cijfers in dit artikel houden geen rekening met de wedstrijd van Genk op Waasland-Beveren. Racing kon toen geen elftal opstellen volgens de plannen van coach Stuivenberg omdat het een uitgestelde wedstrijd betrof waarin de nieuwe aanwinsten van januari niet speelgerechtigd waren.

DOOR GUILLAUME GAUTIER – FOTO’S BELGAIMAGE

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content