Hoe heb je Karine leren kennen ?

“We kennen elkaar al van toen we nog heel klein waren, we zijn samen opgegroeid in hetzelfde kleine dorpje, Purilandia. Een berggehucht waar amper 4000 mensen wonen. Iedereen kent er iedereen. De broer van Karine was mijn beste vriend en zo kwamen wij ook dikwijls in contact.”

Wat dreef je dan ineens in haar armen ?

“Omdat we elkaar al zo lang kenden, had ik er eigenlijk nooit bij stilgestaan dat we elkaar graag zagen. Ik had eerst een ander vriendinnetje, maar toen ik opnieuw single was, duurde het niet lang voor Karine en ik een stel vormden. Ze is een zeer zorgzame vriendin, ze doet het huishouden, ze kan heerlijk koken en door haar opleiding rechten kan ze mij zelfs helpen met het beheer van de financiën. Ik kan met eender welk probleem bij haar terecht. Ze denkt altijd eerst aan anderen.”

Hoe wordt een jongetje uit zo een onooglijk Braziliaans dorpje profvoetballer in België ?

“Ik heb altijd geweten dat ik voetballer wilde worden. Het was mijn enige redding, want mijn studies heb ik al opgegeven vanaf mijn veertiende. School was niks voor mij. Als veertienjarige ben ik op mijn eentje naar Rio de Janeiro getrokken om er te gaan voetballen bij een gereputeerde jeugdploeg in een speciale juniorencompetitie. Ik leefde er één jaar bij een gastgezin : een heel harde tijd. Je bent nog een kind en helemaal alleen. Ik werkte in een magazijn. Elke ochtend om vijf uur stond ik op en werkte ik tot de middag, daarna ging ik trainen. Na dat ene jaar kreeg ik de kans om bij een amateurclub van hoog niveau te gaan spelen, bij Goytace. Ik verdiende niets, maar werd er voorzien in mijn levensonderhoud. Na drie seizoenen verkaste ik naar Tombense, waar ik voor het eerst als prof leefde. De manager van die club had goede contacten in Europa en zo ben ik op een dag in Antwerpen beland. Voor een Braziliaans voetballertje is dat een droom. Het land maakt niet uit, als je maar van voetbal je job kan maken.”

Hoe viel de kennismaking met België mee ?

“Zeer goed. Ik kreeg gelukkig veel steun van mijn landgenoot Leonardo, die toen al bij Germinal Beerschot zat. Hij bracht me het belang van de Engelse taal bij. Door veel te luisteren en te lezen leerde ik Engels praten. Nederlands versta ik grotendeels, maar zelf spreken blijft een beetje een probleem. Vooral de voetbaltermen ken ik. Het leven valt hier goed mee, Antwerpen is voor een buitenlander een fantastische stad. Ik leef hier bijvoorbeeld in een Latijns-Amerikaanse buurt, vol met Portugese, Braziliaanse en Spaanse bars en restaurants. Ik voel me hier perfect thuis. Wij vormen een heus Braziliaans clubje.”

Heb je nog veel contact met Brazilië ?

“O ja, minstens tweemaal per jaar moet ik terugkeren naar mijn vaderland om mijn familie te zien. Mijn moeder vond het eerst maar niets dat ik naar Europa verhuisde, tot ik haar een huis kocht en ze het nut inzag van die stap ( lacht). Ik bel bijna elke dag naar haar en ik spendeer uren op het internet om te chatten.”

Jij bent ondertussen de gids geworden voor de nieuwe Brazilianen bij Germinal Beerschot. Welk advies geef je hen mee ?

“Dat ze open moeten staan voor deze nieuwe cultuur, alleen zo kan je je integreren. Zelf had ik dat al vroeg geleerd door als klein jongetje alleen naar Rio te trekken, daar ben ik hard geworden en leerde ik al snel op eigen benen staan. Enkel de doorzetters raken aan de top. Die periode heeft mijn carrière serieus vooruitgeholpen, denk ik.”

Waar ontspan je graag mee voor een belangrijke wedstrijd ?

“Playstation spelen, meestal voetbalspelletjes. Dan neem ik Germinal Beerschot en speel ik tegen FC Anwerp ( lacht). In Brazilië ging ik vroeger geregeld jagen op wild. Dat ligt in België een beetje moeilijker.”

door Matthias Stockmans

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content