Van 1975 tot 2000 zag hij op Wembley alle finales van de FA Cup en de League Cup, inclusief replays. Maar sinds de verhuizing naar Cardiff stak Luc Vandenbon, anglofiel tot in zijn tenen, er het Kanaal niet meer voor over. ‘Ik wacht wel tot 2008.’

Zijn verschijning is niet die van de blitse makelaar. Voor Luc Vandenbon geen chique maatpakken, dure praatjes of ander uiterlijk vertoon. Wel veel eenvoud, naïviteit misschien ook. Een zachte man vooral, verkeerd gecast in de haaienwereld van het take the money and run. Graag benadrukt hij dat hij de zevende makelaar met een Fifalicentie was in België, maar grote zaken kwamen daar nooit van. Daarom is hij daarnaast ook altijd actief gebleven in de reissector. Onlangs associeerde hij zich met Jean-Claude Lagaisse, van het bureau D&L, die na de breuk met Guy Dejaeghere zonder licentie was achtergebleven. “We zijn nu partners.”

Op de kast ligt een beduimeld exemplaar van de thesis waarop hij in 1973 afstudeerde als licentiaat in de toegepaste economische wetenschappen. Financiële en commerciële aspecten van het voetbal in België, luidt de titel. “Ik heb er Rik De Saedeleer nog voor geïnterviewd, een al even gepassioneerde anglofiel als ik.” Ook met Eddy Wauters kwam hij in contact. Dat leverde hem in 1974 een job op als deeltijds clubmanager avant la lettre bij R. Antwerp FC. Het was de tijd van Henk Houwaart, Karl Kodat en Alfred Riedl. Van schitterende Europese avonturen ook. Zoals tegen Aston Villa, de club van Doug Ellis. “De meest vreesaanjagende voorzitter van Engeland !”, roept Vandenbon uit. “Ik heb het nummer van zijn yacht in Spanje.”

Op vraag van Wauters, vertelt Vandenbon, stelde hij een oefenprogramma tegen Engelse ploegen op. Hij zou er een bijzondere vriendschap aan overhouden. “We speelden tegen Oxford United en Ipswich. Bobby Robson, de manager ( Engels voor trainer, nvdr) van Ipswich, zat al in de dug-out toen hij ineens de tribune kwam opgelopen. Iedereen keek naar Bobby om te weten wie hij zocht. Bleek het mij te zijn. ‘ Luke, Luke ! Come, follow me ! Quick ! You have to read out your team, no one can speak out the names.'”

De herinnering brengt hem aan het lachen. Het was de secretaris van Ipswich, David Rose, “met wie ik nog altijd contact heb”, die hem introduceerde bij Robson. “Het klikte tussen ons. Toen Ipswich Europa inging, vroeg Bobby me om de scouting te doen van hun tegenstanders. Ik scoutte onder meer FC Keulen, met Dieter Müller, die altijd over zijn benen viel in het strafschopgebied. Engelsen weten dat niet omdat zij niet echt scouten : zij voelen zich superieur, weten het toch altijd beter. Bobby is me daar altijd dankbaar voor geweest. Het was het jaar dat ze de Uefacup wonnen in de finale tegen AZ ’67. Hij heeft altijd gezegd : ‘Gij hebt twintig procent van de cup gewonnen.’ Ik vond dat een mooi compliment, of het nu waar is of niet.”

Twee jaar geleden ging hij in Sunderland naar de vriendschappelijke interland Engeland-België kijken. “Na de match zie ik iemand omringd door enorm veel volk. Bobby. Hij moet mij gezien hebben, want ineens hoor ik hem zeggen : ‘I’m sorry, but I have to see my friend Luke.’ Ik heb het programmaboekje van die wedstrijd bewaard, hij heeft er nog zijn telefoonnummer opgeschreven. Enkele weken geleden belde ik hem. ‘ I’m on my way to the dentist’, zei hij. Ja, ja.”

Op tafel liggen alle programmaboekjes van de meer dan vijftig finales die hij zag op Wembley. Op één na, dat hij niet meer terugvindt. Hij houdt van alles wat Engeland is : zijn voetbal, zijn parken, zijn theaters. “Ik was al Engels voor ik geboren was, denk ik. In mijn jeugd heb ik mij blauw betaald aan Engelse kranten. Boven heb ik nog stapels liggen, want ik kan moeilijk weggooien ( glimlacht). Ik ben ook gek van de Engelse radio : de BBC. Op zaterdag luister ik altijd. Zoals die mannen een wedstrijd verslaan, dat zie je zó voor je. Alsof je naar televisie kijkt. Onvoorstelbaar.”

Zijn eerste Cup Final, in 1975, was Fulham tegen West Ham. “Twee Londense ploegen : 2-0 voor West Ham, twee doelpunten van Alan Taylor, Bobby Moore was kapitein. Toen ik helemaal boven in de tribune was geklauterd, ben ik wel vijf minuten met open mond blijven staan kijken. Honderdduizend mensen, allemaal staand, want je had toen alleen nog maar staanplaatsen. Ongelooflijk ! Tegenwoordig zijn de stadions all seater. Dat is wat ten koste van de sfeer gegaan. Vroeger op de Klokke, het oude stadion van Club Brugge, die kopkes achter het doel, onoverdekt, in de regen : da’s een orgasme, hé.”

Zelfs de laatste jaren op Wembley was de magie weggeëbd. “Ik herinner mij een Arsenal-Manchester United, waar ik achter het doel stond op het moment dat Alan Sunderland dertig seconden voor het einde de 3-2 maakt. Wel, wij vlógen tien meter naar beneden. Iedereen duwde en ik vloog mee. Dat kan nu niet meer met al die zitplaatsen. Ik vind : een voetbalwedstrijd moet je rechtstaand zien. To your full length.”

Het ritueel was telkens hetzelfde. ’s Morgens voor dag en dauw reed hij met de wagen naar Calais (“altijd precies 59 minuten”), waar hij als voetpassagier inscheepte voor de boottocht over het Kanaal. Dan met de trein tot Dover, een korte busrit en weer de trein, tot Victoria Station en daar de tube in. De laatste vijfhonderd meter tot de twee magische torens van Wembley legde hij te voet af. Na de wedstrijd ging het direct in omgekeerde richting en om vier uur ’s nachts was hij weer thuis. “Dan keek ik voor het slapengaan eerst nog een uur naar de video die mijn vrouw had opgenomen. Om een paar dingen terug te zien. Ik heb nog een zak vol cassettes liggen.”

Vandenbon woonde niet alleen bekerfinales op Wembley bij. Achttien jaar werkte hij als commerciële man bij North Sea Ferries. Soms gebeurde het dat hij naar Engeland moest voor een incentive en dan pikte hij steevast een wedstrijd mee. Zijn eerste oversteek dateert al van 1969, toen hij anderhalve maand in Sheffield verbleef via de staalfirma waarvoor zijn vader werkte. Twintig jaar was hij. “Toen heb ik mijn eerste cupmatch gezien : tussen Grays Athletic en Walthamstow Avenue. Eerste voorronde FA Cup. Klein tribunetje, povere verlichting, een man of duizend : schitterend !”

Queens Rangers-Stoke City zag hij toen ook, weet hij nog, en Manchester City-Leeds. Hoe het kwam, is uit het geheugen gewist, maar hij had zowaar een perspasje van Het Brugsch Handelsblad bij zich. En een fototoestel. Hij stelde zich op achter het doel. “Zag ik daar Billy Bremner lopen tijdens de opwarming. De kapitein van Schotland ! Ik wachtte tot die andere fotografen het veld zouden oplopen, zoals in die tijd gebeurde, maar zij bleven zitten. Dus ik loop dat plein op, naar Billy Bremner, pak mijn bakske en roep : ‘ Billy, Belgian press !’ Hij staat stil, klik, en hij stond erop. Toen ik me weer omdraaide, zag ik al die andere fotografen kwaad naar mij kijken. In de rust, toen ik om mijn cup of tea ging, kwamen er twee mij om uitleg vragen. Maar ik hield me van de domme ( lacht).”

Terug thuis op de universiteit, waar hij toen verbleef, haastte hij zich om op Match of the Day af te stemmen. “Er zaten al een paar mannen voor de televisie. Ze riepen mij : ‘Luke, Luke, come quick.’ En welke match was het ? Manchester City-Leeds. ‘Luke, Luke,’ riep er ineens een, ‘is that you ?’ Zagen ze mij daar op tv het veld oplopen. Ongelooflijk !” Hij lacht de lach van een gelukkig kind. “Ik was daar de ster !”

Hij heeft maar weinig nodig om de weg naar weer een nieuwe anekdote in te slaan. Zijn taal is doorspekt met Engelse woorden, in ogenblikken van opperste opwinding dringen er flarden West-Vlaams door. Een paar keer wrijft hij over zijn arm. Kippenvel. Zoals wanneer hij terugdenkt aan die keer dat hij in het oude stadionnetje van Wigan Athletic verzeild geraakt was. “In de rust ga ik een cup of tea drinken. Ik raakte bijna niet binnen, zo klein was het daar. Maar wie zie ik daar ? Bill Shankly ! Ik geloofde mijn ogen niet. Ik dacht : die gaat hier geen honderd jaar meer rondlopen, dus ik daar naartoe. Ik stelde me voor en we praatten wat. Dat programmaboekje heb ik nog altijd, getekend door Bill Shankly. Dé legendarische manager. En die gaat naar zo’n wedstrijd. Schítterende wedstrijd overigens. Tien minuten voor het einde was het nog 0-3 en liep er een speler zich op te warmen. Hadden ze mij gezegd dat hij zeventig jaar was, ik had het geloofd. Zó grijs. Maar hij maakte drie goals en Wigan won met 6-4.”

Dé match voor hem is Everton-Liverpool en Everton zijn favoriete club vanwege toenmalig manager Howard Kendall. “Via zijn zoon en dochter speelde ik mee met de Engelse Gouden Elf. Ik zei hen welke spelers ze moesten selecteren en Howard zei tegen zijn kinderen : ‘You have to listen to Luke.’ In Engeland zeiden ze mij altijd : ‘Luke, you know more about English football than we do.’ Vonden ze schitterend. Soms zochten ze naar een naam en als het te lang duurde, zei ik hem maar. Zonder de betweter te willen uithangen. Ik ben een equal partner en dat voelen ze ook.”

Ging hij naar Everton kijken, regelde Kendall zijn overnachting. Eén keer nam hij zijn dochter mee naar een Cup Final. “Everton-Manchester United : 1-0. Daniel Amokachi speelde bij Everton. Mijn dochter was zot van hem. Wij lagen in hetzelfde hotel als de ploeg en zij had een blauw-zwart trainingstruitje van hem aan. Toen Amokachi dat zag, riep hij : ‘Hey, that is my shirt.’ Hup, op de foto. Tussen Amokachi en Anders Limpar. Onvergetelijk !”

Zaterdag is er weer FA-Cupfinale : Manchester United-Milwall. Wegens de heropbouw van Wembley nog altijd in Cardiff, Wales. Dus zonder Luc Vandenbon. “Ik heb mijn principes : geen finales in Cardiff. Ik wacht wel tot 2008, waneer het nieuwe Wembley normaal opent. Maar het zal nooit meer hetzelfde zijn. Mensen vroegen mij soms : ‘Ik wil wel eens mee naar zo’n finale, maar eerst zien wie er in de finale staan.’ Daar zakt mijn broek van af. Het mag zeventiende divisie zijn, ik zie dat even graag. Dover Athletic tegen Walthamstow Avenue. Die namen alleen al ! Engeland, dat is het echte voetbal. Wij staan daar zeer ver van af.”

door Jan Hauspie

‘Die kopkes achter het doel, onoverdekt, in de regen : da’s een orgasme.’

‘Daar stond hij : Bill Shankly ! Ik geloofde mijn ogen niet.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content