Het verschil tussen Noliko Maaseik en Knack Roeselare door de ogen van bondscoach Appie Krijnsen : ‘Roeselare heeft minder aanvalspower.’

Knack Roeselare bracht zondagavond de tussenstand in de finale van de play-offs tegen Noliko Maaseik op 1-1. Daarmee blijven de West-Vlamingen in de race voor de titel, maar Maaseik blijft voor de meeste waarnemers favoriet. Gisterenavond stond in Maaseik de derde wedstrijd op het programma. Bondscoach Appie Krijnsen vergeleek op onze vraag beide finalisten.

Te weinig wisselmogelijkheden

Appie Krijnsen : “Tegen Everbeur speelde Bram Van Ghelue voor Roeselare een uitstekende wedstrijd : receptioneel sterk en ook aanvallend trok hij zijn streng. Maar in wedstrijden zoals de finale van de play-offs moet je vaststellen dat hij nog niet het niveau heeft om makkelijk mee te draaien. Hij moet op zijn tenen lopen en wordt dus gezocht door de serveerders. Je hebt dus een iets zwakkere schakel – met alle respect, hoor, want ik heb Bram niet voor niets opgeroepen in mijn voorselectie van achttien.

“Je kan het makkelijk uitrekenen. Eén speler die net dat beetje moet onderdoen, betekent één zesde van je ploeg en, aangezien het om een receptiespeler gaat, één derde van je receptie. Dat kost je nu eenmaal punten. Loopt de receptie niet gesmeerd, dan moet je het midden overslaan en noodgedwongen naar de buitenkant. Je kan met andere woorden weinig variëren, weinig verrassen ook.

“Roeselare heeft gewoon weinig wisselmogelijkheden in zijn kern. Ze beschikken nog over een tweede passeur, Josip Josipovic, maar juist op die plaats zitten ze in principe behoorlijk safe. Frank Depestele is ten eerste ijzersterk, zelden of nooit geblesseerd, en ten tweede toch nog een stuk beter dan Josipovic. Daarnaast kunnen ze nog rekenen op een middenman die weinig of geen ervaring heeft.

“Ik wil hier geenszins de rekening maken van Roeselare, want ik kan niet in hun beurs kijken, weet niet hoe hoog hun financiële mogelijkheden liggen.Ze hebben Albert Cristina laten gaan, maar waarom ? Hij is toch geen verkeerde middenman, dacht ik. Als je je budget naar beneden haalt, moet je nu eenmaal keuzes maken. Je kan opteren voor een bredere kern met minder sterke volleyballers, die je wel opvangen van aan de zijkant, zeg maar. Of je zet er zeven neer waarvan je kan zeggen : daar gaan we mee ballen.

“Bij Maaseik stelt zich dat probleem niet. In het midden hebben ze een prima wisselmogelijkheid met Matias Raymaekers, op de opposite geldt hetzelfde met Kristof Hoho die die positie gemakkelijk aankan of met Joao Paulo Bravo en de tweede spelverdeler, Nico Freriks, staat in de basiszes van de Nederlandse nationale ploeg. Het zegt genoeg.”

“Het blijft een voldongen feit dat Roeselare de play-offs startte zonder een topfitte Guillermo Falasca. Dat betekent niet alleen een grote sportieve handicap, maar het kan ook psychologisch doorwegen. Misschien is er bij Roeselare na de verschillende nederlagen dit seizoen wel een soort defaitisme gegroeid. We gaan ervoor, we doen ons best, maar in hun achterhoofd zegt iets : als ze spelen zoals ze moeten spelen, dan mogen we het vergeten.

“Als je aan een wedstrijd begint met de ingesteldheid : oei oei, ik weet niet wat dit gaat worden, dan sta je al een set achter. Een ploeg die steeds vanuit een underdogpositie vertrekt, kan het terrein opstappen met de gedachte er voluit voor te gaan en wel te zien waar ze uitkomen omdat ze toch niks te verliezen hebben. Maar bij Roeselare geldt dat niet, omdat het allemaal winnaars zijn die zich in wezen kampioenen weten. Dan kan het mentaal een probleem vormen als je moet beseffen dat je een belangrijke speler mist en dat je om een bepaalde tegenstander te verslaan op je toppen van je tenen moet spelen. Ik weet niet dat het bij Roeselare zo is, maar ik kan het me wel voorstellen. Anderzijds betekende de overwinning in de thriller die de tweede finalewedstrijd was, wel een enorme mentale opsteker voor die jongens.”

Een verschil in power

Krijnsen : “Een groot verschil tussen Maaseik en Roeselare zit voor mij in de kracht van de aanval op de buitenkant. Roeselare weegt wat dat betreft een beetje te licht. Marc Schalk is geen powerhitter. Block-out, tipjes, shotjes, etcetera, daarmee weet hij zich erg goed te behelpen. Maar probeert hij door te gaan, dan vindt hij meestal het blok ongenadig op zijn weg. Iván Contreras is half power, half toch bekeken slaan. Hij heeft een knap slagenarsenaal, er komt aardig wat door, maar als de tegenstander er zich op focust, blijft er niet veel over op de buitenkant.

“Komt daarbij dat de receptie van Maaseik net iets beter is dan die van Roeselare. Ze kunnen bijgevolg wat meer eerste tempo spelen. Op het moment dat de receptie van Maaseik op orde zit, komt Roeselare automatisch in de problemen. Ze komen dan bijna één op één te staan, moeten keuzes maken, al eens voor de middenblokkering gaan. Dan ziet Vital Heynen heus wel in zijn ooghoeken waar hij naartoe moet met zijn pass.

Ralph Bergmann is helemaal geen foute blokkeerder – slaat makkelijk aan, heeft een mooi bewegingsritme – en José Luis Moltó evenmin. Maar op het moment dat je nul-recepties hebt, zoals wij dat in Nederland noemen, ballen waarbij er geen eerste tempo kan gespeeld worden en je naar de buitenkant móet, heb je als blokkeerder een enórm voordeel. Je hebt wat meer verplaatsingtijd, de middenman moet zich niet concentreren op de middenman aan de overkant, maar kan zich concentreren op hetgeen de spelverdeler gaat doen. Dat is allemaal een gevolg van de receptie.

“Naast de aanvalskracht vormt ook de servicekracht een belangrijke factor. Depestele heeft een erg degelijke opslag, maar het servicewapen van Heynen is nog sterker. Als Vital aan een serie begint, is hij erg moeilijk af te stoppen. Bravo kan enorm hard serveren, Steve Roelandt en Petr Plátenik ook. Het viel mij ook op dat zowel Georg Wiebel als Jan-Willem Roex in de eerste finalewedstrijd uitpakten met spinservices in plaats van floats. Van Roex verbaasde me dat, want zijn jump float, die dwarrelt en opeens valt, is écht een moeilijke bal.

“Qua spelverdeling zie ik niet meteen reusachtige verschillen. Vroeger vond ik Frank absoluut beter met een pass naar positie vier, maar Vital maakte daarin – toch wel verrassend voor iemand van zijn leeftijd – serieus vordering. Anderzijds merkte ik tijdens de eerste finalewedstrijd dat hij niet over het veld moest rennen om een bal op te pikken omdat alles keurig in zijn handen kreeg. Frank moest heel wat meer lopen. In hoeverre kan je ze dan nog vergelijken, natuurlijk ?

“( gaat toch gewoon door met een vergelijking) Frank vond ik vroeger wat minder met zijn bal achterover, maar hij is daarin dan weer juist verbeterd. Vital heeft natuurlijk nog wat meer ervaring. Hij stuurt zijn team, straalt enthousiasme uit, zweept het publiek op. Frank kan dat ook, maar doet het wat sporadischer. Zijn blokkering valt me de laatste tijd wat tegen, maar hij verdedigt wat sterker dan Vital, vind ik.

“En dan is er nog die ene wel heel exceptionele speler bij Maaseik, hé, Joao Paulo Bravo. Die is toch nog van een andere orde dan de rest. Hij is niet eens zo lang, maar wel gezegend met een enorme sprongkracht. Een waanzinnig complete volleyballer : wat een kracht, wat een snelheid ! Hij kan in zijn eentje het verschil maken.”

Jong enthousiamse

Krijnsen : ” Anders Kristiansson slaagde er op heel korte tijd in om van een bende jonge nieuwelingen een solide radarwerk te maken – hij is niet de eerste de beste trainer, maar dat is Dominique Baeyens ook niet. Ik hoor ook van Vital Heynen dat de spelers van Maaseik een hecht team vormen. Het gaat om een groep vrienden die hard werken en niet zeuren.

“Ze hebben zich erg goed ontwikkeld. Een grote progressie kan je ook alleen maken met jonge spelers. Aan oudere spelers weet je wat je hebt, je zit met een pak ervaring, maar ze gaan echt niet veel beter worden. Een speler van boven de achtentwintig, zeg maar, staat te spelen zoals jij hem hebt gezien. Daar kan je niet veel aan veranderen. Plátenik, Roelandt, Raymaekers, Freriks, Hoho, Bravo : allemaal jonge gasten. Díe kunnen verbeteren. Steve begon maar matig aan de competitie, maar zag je hem bezig in de eerste wedstrijd van de play-offfinale ? Heb je gezien hoeveel killblocks hij zette ?

“Bij beide clubs, Roeselare en Maaseik, wordt er hard getraind en is men professioneel met volleybal bezig. Er hoeft niemand een krantenwijk ’s morgens te doen, ze verdienen allemaal aardig geld. Heb je dan een jeugdige ploeg met een paar leiders – want Roex regelt wel de blokkering en Heynen verdeelt wel het spel – en een coach die – zoals ik hoor van de spelers – straight to the point, hard maar ook aimabel is, dan is dat gemakkelijker werken dan met gevestigde waarden. Een jonge speler kan je beter sturen. Hij weet nog niet wat en hoe en gaat dus maar luisteren naar diegene waarvan hij denkt dat die dat wel weet.

“Naar ik vernomen heb, zouden alle spelers van Maaseik ook volgend seizoen nog onder contract liggen. Allemaal behalve de twee oudjes, en die willen niet eens weg. Ze kunnen dus allicht deze groep bij elkaar houden, dus, tel uit je winst : dit team is volgend jaar nog een stuk sterker. Ze gaan nog beter op elkaar ingespeeld zijn. Je kan het zo stellen : nu hebben ze 1000 vlieguren, volgend jaar kunnen ze dat verdubbelen. Dan kunnen ze stilaan inschakelen op automatische piloot.”

door Roel Van den broeck

‘Bravo is nog van een andere orde dan de rest. Hij kan in zijn eentje het verschil maken.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content