In de aanloop naar het WK gaan we op zoek naar de veldjes waar de Rode Duivels voor het eerst tegen een bal trapten. Deze week: Michy Batshuayi, die zijn eerste stappen als voetballer zette in het Stade Everois.

Woensdag 27 januari. Jongens uit de wijk spelen op de breedte van het veld met een hesje van de RSCA Foundation (opgericht in 2011) en omringd door drie coaches. De kleine club uit Evere, in het noordoosten van Brussel, is deze namiddag dus gehuld in het paars. Pino Batshuayi treft er een bekend veld aan, of alleszins een bekende plaats. ‘Vroeger lag het er niet zo netjes bij.’ Tegenwoordig is het modderige terrein van weleer vervangen door een synthetisch veld en een moderne kleine tribune. Hier begonnen zijn twee zonen, Michy Batshuayi en Aaron Leya Iseka, te voetballen. Bij het groen-zwarte RFC Evere, dat een fusie zou aangaan met RUSAS om Crossing Schaerbeek Evere te worden. Dat project zou zelf uitmonden in het huidige rood-zwarte Stade Everois FC.

Deze gemeente met 40.000 inwoners heeft nooit zwaar gewogen in het Brusselse voetballandschap, maar bracht wel enkele talenten voort: de broers Batshuayi-Iseka, Nabil Dirar, Yannick Carrasco en Dieumerci Ndongala.

VOETBALVREUGDE

‘Toen we ruim 27 jaar geleden naar België gekomen zijn, hebben we ons in Evere gevestigd’, vertelt Pino Batshuayi, een jong ogende vijftiger. Zijn vrouw Viviane herinnert zich de moeilijkheden in het begin: ‘Met een visum naar hier komen was niet zo’n probleem, maar papieren vastkrijgen om hier voorgoed te blijven, dat was wat anders. Die formaliteiten hebben zes, zeven jaar aangesleept. We zijn van de ene advocaat naar de andere gegaan en dat heeft ons veel geld gekost.’

Financiële problemen zijn er vandaag niet meer. Michy schittert in Frankrijk bij Marseille terwijl zijn broertje, een grote belofte van Anderlecht, na een zware blessure aan de kruisbanden weer op het veld staat.

Vader Pino heeft minder geluk gehad. De reden waarom hij destijds Congo verliet, was de hoop op een voetbalcarrière in Europa. ‘Ik stond op het punt om bij FC Köln te tekenen, maar na een operatie wegens knieproblemen heb ik iets anders moeten zoeken.’

Toen hij zijn voetbaldromen moest opbergen, begon Pino stilaan zijn weg te zoeken in een andere branche: import en export van tweedehandswagens, die vaak hier gekocht werden en in Congo aan de man gebracht.

Voetbalvreugde beleefde hij nadien via zijn kinderen. ‘Ik bracht hen naar hier voor de trainingen. Soms was het zo koud dat ik vanuit de auto naar de training keek. Maar het voetbal was alomtegenwoordig. Bij ons in de Henry Dunantstraat, onze eerste verblijfplaats in België, hadden we een kleine veranda waar Aaron en Michy de hele tijd speelden. En in het weekend, als ze geen wedstrijd hadden, trainde ik hen op veldjes in de buurt, aan het Tritonzwembad. Of we gingen een eindje joggen met hun moeder erbij.’

SCOREN ALS DRUG

Toen Michy nog heel klein was, had hij als idolen vooral aanvallers als Thierry Henry en Ronaldinho, van wie de kunststukjes op YouTube te bewonderen waren. ‘Als we naar de wc gingen, keken we recht op een grote poster van Henry’, weet Pino nog.

Zowel Michy als Aaron ontwikkelde al snel een voorliefde voor het doel. Of misschien juister nog: een obsessie. ‘Zeg maar: een drug’, vertelt Michy. ‘Je kunt het niet goed uitleggen wat er in je lichaam gebeurt wanneer je scoort. Het is alsof je vliegt. Zelfs wanneer ik een goeie match heb gespeeld, ben ik niet tevreden als ik niet gescoord heb. Ik vind dat een spits alleen maar goed gespeeld kan hebben als hij een goal heeft gemaakt. Mijn vader probeert me dan wel op te monteren, maar dat helpt niet. Op zulke momenten ben ik liever alleen, dan speel ik de film van de match heel de nacht af in mijn hoofd en vraag ik me af waarom ik niet heb gescoord. Dan ga ik op PlayStation spelen, kies ik mezelf en neem ik wraak: ik dribbel iedereen en scoor!’, lacht hij.

Maar Batsman is allesbehalve een logge aanvaller die alleen maar in de backlijn van de tegenstander rondhangt. Hij moet kunnen bewegen, afhaken, creatief zijn. ‘Sinds hij op zijn zesde begon te voetballen bij Evere, moest hij het vooral hebben van finesse en creativiteit, meer dan van zijn torinstinct, dat hij pas later zou ontwikkelen’, vertelt papa Pino. ‘Als hij de bal krijgt, wil hij er graag iets bijzonders mee doen. Ik was ook zo: ik moest iets met de bal kunnen doen waarvoor de mensen kwamen kijken. Voetbal is spektakel. Ik zei dat al toen hij nog klein was en ik zeg dat nog. Ik zeg hem dat hij iets moet doen dat de mensen blij maakt, omdat ze iets aparts zien.’

Pino is overtuigd van het talent van zijn zoons en al snel worden die in het oog gehouden door scouts die de lagere afdelingen in Brussel volgen. Na een toernooi nabij Woluwe, waar de jonge Michy uitblinkt, gaat hij naar de U10 van RUSAS (de voormalige club uit Schaarbeek), waar hij gedurende enkele maanden zijn opleiding voortzet. Daarna klopt Brussels aan, dat beide broers inlijft.

FILES IN HET SPITSUUR

‘Vanaf dan begreep ik dat hij het kon maken in het voetbal’, zegt Pino. ‘Maar niet iedereen was daar gelukkig mee. Er zijn wat strubbelingen geweest met het bestuur van RUSAS, zelfs met ouders die me zeiden dat ik mijn kinderen niet moest pushen, dat ze nog jong waren en dat het bij Brussels moeilijk zou worden.’

In logistieke zin is het dat ook. Ook al zijn er maar tien kilometer tussen Evere en Molenbeek, het is niet simpel om op het spitsuur van het oosten naar het westen van Brussel te geraken. ‘Het was door de files heel moeilijk om hem op tijd op de trainingen te krijgen’, vertelt Pino.

Vaak moet Michy alleen zijn plan trekken. ‘Hij kwam dan met de metro, net als ik. Twee of drie keer per week kwamen we te laat’, vertelt Mehdi Tarfi (zijn ex-ploegmaat bij de jeugd, nu bij Antwerp) in La Dernière Heure. ‘Bij Brussels kneep men dan weleens een oogje dicht, maar niet bij Anderlecht.’

Michy zet zijn sporttas immers maar voor korte tijd neer in de kleedkamer van de club van Johan Vermeersch. Na nog geen jaar gaat hij naar de prestigieuze buur, waar zijn broertje Aaron al iets eerder naartoe is getrokken.’

Wanneer het gezin naar Antwerpen verhuist, worden de zaken er niet gemakkelijker op. ‘We zijn daar een maand of zes gebleven, geloof ik. Hij zat net bij Anderlecht en ik moest hem na de school naar de training voeren. Dat werd heel moeilijk. We zijn teruggekeerd naar Brussel, naar Sint-Agatha-Berchem dit keer.’

OLIFANTENPARK

Het is in Berchem dat hij zijn beste vriend leert kennen, Julien Vercauteren (nu bij Westerlo na een tijdje bij Nice), en ook zijn ‘grote broer’ Andrea Mutombo (sinds vorige zomer bij de Schotse eersteklasser Inverness), een neef van Pelé Mboyo en Geoffrey Mujangi Bia. Mutombo, die na een bochtig parcours naar de Britse eilanden werd verbannen, herinnert zich nog een Brussels-Anderlecht bij de U14. ‘Ik stond aan de lijn met Dedryck Boyata toen Michy daar opeens iets deed! Links, rechts, patat naar de goal! Bliksemsnel. Dedryck en ik keken elkaar direct aan. Het ging hem zo makkelijk af. Ik had snel door dat hij wat meer kon dan de anderen. Fysiek was hij ook geen bonenstaak.’

Maar zijn ontwikkeling eindigt in Neerpede. Na zijn debuut bij het kleine Evere, zijn opstapje bij RUSAS en zijn kort verblijf bij het grote Brussels, duurt zijn doortocht bij de topclub van het Belgische voetbal slechts één seizoen. Daarna wordt hem de deur gewezen.

‘Hij heeft twee dagen zitten huilen op de sofa. Hij wilde zelfs niet in zijn kamer slapen’, vertelt zijn moeder Viviane. ‘Allemaal voor onbeduidend kattenkwaad’, pikt Michy in. ‘Te laat komen op training en zo. Ze maakten me duidelijk dat mijn verwijdering niks te maken had met mijn spelniveau, maar wel met mijn gedrag. Het probleem was dat er dat jaar heel veel druk was omdat onze resultaten niet goed waren. Ik heb toen een reputatie gekregen die me is blijven achtervolgen.’

Yannick Ferrera, de huidige coach van Standard, traint hem tijdens het ene jaar dat hij bij Anderlecht werkt. ‘Michy was geen gemakkelijke jongen,’ zegt hij, ‘maar het was ook geen kwaaie. Hij nam gewoon meer ruimte in dan de anderen.’

Jean Kindermans, directeur van de Anderlechtse jeugdschool, zou daarentegen toegeven dat hij ook aan Michy’s sportieve kwaliteiten twijfelde, in tegenstelling tot die van zijn broertje Aaron.

Michy zet een stap terug en gaat weer naar Brussels. Daar komt hij in contact met Seth Nkandu (ex-jeugdcoach van RSCA), die in Sint-Agatha-Berchem zijn eigen academie heeft opgericht, waar heel wat goudhaantjes van het Brusselse voetbal passeerden: Michy en Aaron, Andrea Mutombo, Julien Vercauteren, Junior Malanda enzovoort… Bij Seth primeren de technische kwaliteiten. De bal staat bij alle oefeningen centraal en de jongeren krijgen er geen genoeg van. En om de opleiding helemaal te voltooien zijn er natuurlijk de verschillende agora’s in de hoofdstad, zoals het zogenaamde ‘olifantenpark’ in Berchem (Parc Pirsoul), waar na school en in het weekend het kruim van Brussel samenkomt: Pelé Mboyo, Geoffrey Mujangi Bia, Hervé Kage, Anthony Vanden Borre… ‘Als kind trainde ik vaak met oudere jongens’, vertelt Michy. ‘Ik wist dat ik zo sneller zou leren.’

TECHNIEK UIT DE WIJK

‘Soms speelden we in de metro en dribbelden we passanten’, weet Mutombo nog. ‘Of we trokken van het ene park naar het andere. Er was veel rivaliteit tussen de verschillende wijken. Ik zou tien jaar kunnen weggaan en wanneer ik terugkeer je nog altijd zo kunnen vertellen wie er uit die wijken komt en wie niet.’

‘Kijk maar hoe Michy op één meter een man kan uitschakelen, dat heeft hij allemaal op straat geleerd’, benadrukt Mboyo.

‘Hij heeft de creativiteit, de baltoets en de bewegingen die typisch zijn voor spelers uit de wijken’, bevestigt Paul-José Mpoku, die Michy leerde kennen bij de U21 van Standard, waar coach José Jeunechamps hem soms bij wijze van straf de bestelwagen liet schoonmaken of de afgevallen blaren liet bijeenharken.

‘Hij speelde nogal eens de baas, omdat hij lef had en een beetje brutaal was, maar altijd op een vriendelijke manier’, vertelt Jeunechamp. ‘Hij heeft ook een charmante kant en weet een publiek te vermaken. En hij is ook erg trots.’

Onder zijn kinderlijke trekken, die hem populair maken bij de allerkleinsten, schuilt nochtans een uitgesproken persoonlijkheid. ‘Ik ben graag uniek’, zei hij vorig jaar. ‘Ik loop liever rond met een tas van SpongeBob dan een van Gucci of Louis Vuitton. Ik zeg dan aan mijn ploegmaats dat ik als kind weinig geld had en dat ik eenvoudig gebleven ben.’

DOOR THOMAS BRICMONT – FOTO’S BELGAIMAGE/DIRK WAEM

‘Kijk hoe Michy op één meter een man kan uitschakelen, dat heeft hij allemaal op straat geleerd.’ – PELÉ MBOYO

‘Voetbal is spektakel. Ik zeg dat nog altijd tegen Michy.’ – PINO BATSHUAYI

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content