Madrid: Meer dan Koninklijk(e)

© BELGAIMAGE

Vijf clubs in La Liga, waarvan twee regerende Europese kampioenen: het lijkt tegenwoordig alsof de bal vlotter rolt op Madrileense velden. Sport/Voetbalmagazine gidst je door de voetbalhoofdstad van Europa.

De zuurstof die de maritieme lucht in Barcelona door de Ramblas jaagt, kan hier alleen maar jaloezie opwekken. Madrid kreunt onder een loden zon, de thermometer wijst tegen de 35 graden of meer aan… in de schaduw. Mensen zoeken verkoeling in de ondergrondse metrohaltes. Op de terrasjes vinden er aandoenlijke gevechten plaats om een plekje te veroveren dicht tegen de ventilatoren die verdampt water richting de tafels blazen. Wat artificiële regen is de enige remedie in de verder ongelijke strijd tegen de hitte.

Op de Plaza de la Puerta del Sol, een van de toeristische trekpleisters in het hart van de stad, troepen de dapperen samen die de zon toch trotseerden: ze verzamelen in het gigantische gebouw met een groene driehoek als symbool. El Corte Inglés. De Spaanse winkelketen draait op een omzet van vele miljarden euro’s per jaar en heeft hier een commercieel centrum neergepoot dat maar liefst zeven etages omvat. De wandelende portemonnees zijn allemaal op zoek naar een geschikt zwempak, een goed boek of een sportoutfit.

Het sociale bewustzijn laait hier hoog op. Vallecas is voor Madrid wat Sankt-Pauli is voor Hamburg.’ Sergio, supporter van Rayo Vallecano

In de sportafdeling van het complex treffen we truitjes van onze Rode Duivels, netjes uitgestald naast die van Colombia. Het zijn memorabilia van een WK dat net verwezen werd naar de geschiedenisboeken. Ook deze sectie ‘wereldvoetbal’ bevindt zich al op het achterplan. Prominent in de etalage: het Adidas-gamma, waarin het nieuwe wedstrijdshirt, trainingsshirt of de voetbal met logo van Real Madrid te vinden zijn. De Europese gigant, die net zijn dertiende EC1-trofee in de al uitgebreide prijzenkast mocht bijzetten, is niet van het type dat graag zijn verworven terrein deelt. Ook niet in een tijdperk waarin er volgend seizoen maar liefst vijf clubs uit Madrid zullen aantreden in de Primera División – een primeur! Zelfs Lionel Messi en zijn FC Barcelona worden hier herleid tot een figurantenrol. Net zoals Diego Simeone en zijn Atlético Madrid, nochtans net de Europa League gewonnen, de aandacht van het grote publiek moeten laten aan de ‘Koninklijke’ club uit de Chamartin-wijk. Ondankbaar, als je bedenkt dat Atlético op basis van de prijzen en resultaten eigenlijk bij de beste vijf Europese clubs van het voorbije decennium hoort.

Atlético-speler Juanfran in duel met Vitorino Antunes van Getafe in het Coliseum Alfonso Pérez.
Atlético-speler Juanfran in duel met Vitorino Antunes van Getafe in het Coliseum Alfonso Pérez.© BELGAIMAGE

Klein Rusland

‘Atlético boetseert zijn hele imago naar dat van de challenger, de kleine club die moet vechten voor een plek in de schaduw van Real. Maar deze zomer hebben ze al honderd miljoen euro aan transfers gespendeerd… wat moeten wij dan zeggen?’

Aan het woord is Dámaso, die zijn hart laat spreken op een terrasje in de wijk Vallecas. Hij is supporter van Rayo Vallecano en stichtte de supportersclub Rayista 2004. Om dit gebied van Madrid te bereiken, dien je de oudste tramlijn van de stad te gebruiken. In Vallecas wonen voornamelijk Zuid-Amerikanen of andere immigranten, niet toevallig liggen de vastgoedprijzen hier het goedkoopst. Het metrostation Buenos Aires geeft de aftrap voor onze tocht richting Vallecas. Hier in de gangen van de metrostations geen reclame voor SIM-kaarten met het logo van Atlético of Real Madrid om de toeristen te lokken. Het zou weinig zin hebben: zij begeven zich zelden naar deze buurt rond het station Portazgo. Wanneer je op de eindbestemming arriveert, bots je meteen frontaal op het Estadio de Vallecas. Een afgeleefde voetbaltempel van 15000 plaatsen die argeloos tussen twee drukke verkeerspunten lijkt gelegd.

Aan de overkant van het stadion wachten Sergio, David en Dámaso ons op. In gezelschap van een lokaal biertje en zo dicht mogelijk tegen een ventilator geprangd uiteraard. Het gepassioneerde triumviraat heeft zijn leven volledig toegewijd aan de rayista. Een anomalie in het Spaanse voetballandschap zijn ze, de fans van Rayo Vallecano, volledig gekannibaliseerd door de opvolging van Clásicos en de spectaculaire herrijzenis van Atlético.

Een zicht op het stadion van Rayo Vallecano dat midden in de Madrileense wijk ligt. Barcelona is de tegenstander.
Een zicht op het stadion van Rayo Vallecano dat midden in de Madrileense wijk ligt. Barcelona is de tegenstander.© GETTY IMAGE

De Vallecas-wijk wordt in de volksmond ook wel eens ‘Klein Rusland’ genoemd. In het verleden vormden deze straten het forum voor grote politieke protestmarsen. In de tribunes van Rayo zitten trouwens nog steeds veel mensen met extreemlinks gedachtegoed. De Bukaneros heten ze, een supportersclub die heel aanwezig is binnen rayista-familie. ‘Dit is een arbeiderswijk, zeer opstandig’, legt Sergio uit. ‘Het sociale bewustzijn laait hier hoog op. Vallecas is voor Madrid wat Sankt-Pauli is voor Hamburg.’

Ik denk dat voor velen in het stadion hetzelfde geldt: Getafe beschouwen ze slechts als hun tweede club. Niemand is écht voor Getafe.’ Christian Diez, ‘supporter’ van Getafe

‘Een sjeik moet je hier niet installeren, dat zou niet pakken’, vult David aan, die er wel voor de volledigheid aan toevoegt dat zowat vijftig procent van de Rayo-supporters die elke twee weken in het stadion zitten, niét in deze wijk woont. ‘Vaak omdat ze verhuisd zijn. Maar meestal hebben ze ooit wel in deze wijk geleefd. Als je niet van Vallecas bent, is er weinig reden om supporter van Rayo te zijn.’

De sociale ziel van Rayo

Lange tijd gold Rayo Vallecano als een uitzondering in het Madrileense voetballandschap. Dámaso, die eigenlijk in de Bilbao-wijk opgroeide, werd verliefd op de club door dat majestueuze truitje, met die typerende diagonale rode lijn, en door de broeierige sfeer in het stadion.

‘Voor de betaalzenders de kalender bepaalden, speelde Rayo altijd op zondagmiddag’, legt de voorzitter van Rayista 2004 uit. Anders dan de meeste clubs, waardoor er veel volk naar Vallecas afzakte voor de wedstrijden. ‘Maar de club verloor nooit zijn identiteit, het zal altijd een club de barrio blijven’, klinkt Dámaso overtuigd. Een club van de wijk.

Die eigenheid zou je kunnen cultiveren, zoals Sankt-Pauli met succes doet, maar de mensen uit Vallecas ontberen die commerciële flair. ‘De clubshop is bijvoorbeeld nooit open’, lacht David. ‘Als je een gepersonaliseerd truitje wil, vraagt men minstens twee weken wachttijd.’

‘De opbrengst van de verkoop van het uitshirt gaat voor een groot deel naar een fonds voor kankerbestrijding’, weet Sergio te vertellen. ‘Dat past volledig binnen sociale ziel van deze wijk.’

Als voorzitter van de supportersclub mocht Dámaso al verscheidene keren rond de tafel zitten met Rayo-voorzitter Raúl Martín Presa. ‘Een bijzondere man, hij leeft een beetje in een andere wereld. Als je onze club bijvoorbeeld vergelijkt met Alcorcón, dat nochtans in de lagere afdelingen uitkomt, moet je vaststellen dat zij vier keer zoveel personeel hebben rondlopen voor de terreinen of de loketten. Terwijl hun stadion drie keer zo klein is als het onze. Onze club stond al enkele keren aan de rand van de afgrond, maar de voorzitter weigert de aandelen van de club aan de socios te verkopen. Hij wil alles controleren. Dan moet je echter vaststellen dat de ploeg met tenues van vorig seizoen aan de voorbereiding begint, of krijg je bij de eerste training plots nieuwe spelers te zien waar je nooit van gehoord of gelezen hebt. De clubwebsite werkt zodanig slecht dat je bij een inkomende transfer niet eens het nieuws meekrijgt.’

‘De voorzitter wil zelfs de transferpolitiek bepalen’, pikt David in. ‘Hij beseft simpelweg niet wat voor een sterk merk hij eigenlijk in handen heeft. Hij besteedt geen enkele aandacht aan de achterban of laat zich totaal niet in met de sociale kant van het voetbal – wat nochtans in het DNA van deze club zit. Uiteindelijk zal hij eerder geneigd zijn de club te verkopen in de VS dan aan zijn eigen buurt.’

In Madrid zijn de onderlinge rivaliteiten verre van bedreigend. Atlético en Real strijden om de eer van de stad, maar Rayo houdt er geen specifieke haat of rivaliteit op na met die twee groten. ‘In de jaren zeventig stond je als rayista dichter bij Atlético dan bij Real’, zegt Dámaso. Sergio: ‘Maar nu zie je nauwelijks verschil tussen Atlético en Real. Als je voor Rayo bent, heb je geen tweede club. Al de rest kan de boom in!’

Omgekeerd wordt Rayo ook niet als bedreigend gezien in de rest van het land. Enkel met Sporting Gijón, Valencia en Betis Sevilla heerst er wat onderlinge strijd. Dat heeft vooral te maken met hun maatschappelijke overtuigingen, die zich eerder aan de rechtse zijde van het politieke spectrum bevinden. Binnen de stad vormt Getafe de grootste bron van ergernis. Een vete die begon in 2004, toen Getafe de promotie naar de hoogste afdeling vierde en net op dat moment Rayo Vallecano naar de Segunda B (de derde klasse) tuimelde. Supporters van Getafe konden het niet laten daar spottende liedjes over te bedenken. Het trio rayista haalt eens de schouders op en lacht: ‘Getafe? Zelfs hun voorzitter is niet eens supporter van de club, hij is een socio van Real.’

Isco, een van de vedetten van Real Madrid, in duel met Leganés-verdedigers Tito en Unai Bustinza. De club uit een buitenwijk van Madrid stuntte door De Koninklijke uit de Copa del Rey te stoten.
Isco, een van de vedetten van Real Madrid, in duel met Leganés-verdedigers Tito en Unai Bustinza. De club uit een buitenwijk van Madrid stuntte door De Koninklijke uit de Copa del Rey te stoten.© BELGAIMAGE

Club zonder supporters

‘Vroeger werd er veel gelachen met het feit dat het stadion altijd leeg bleef.’ De woorden van Christian Diez hebben veel weg van een ontboezeming. Hij werkt in een gokkantoor op enkele passen van de Plaza de Cibeles, een druk verkeerspunt dat ondertussen welbekend is in voetbalmiddens omdat de supporters van Real Madrid er hun titels vieren aan de monumentale fontein.

Christian is een socio van Real, wat hem niet belet om tegelijkertijd al jarenlang een abonnement te hebben in het Coliseum Alfonso Pérez, de thuisbasis van Getafe. ‘Ik denk dat voor velen in het stadion hetzelfde geldt: Getafe beschouwen ze slechts als hun tweede club. Niemand is écht voor Getafe.’

Onpersoonlijk, een beetje afstandelijk, verstopt in de immense stadsrand van Madrid, waar er gevoetbald wordt in een aftands stadion. Neen, veel is er niet om van te houden. Bovendien wordt Getafe, lang gesponsord door Burger King, aanzien als een klein dorpsclubje dat plots tot elite is gaan behoren dankzij kunstmatige rijkdom. Het komen en gaan van spelers, die Getafe vaak zien als een opstapje naar hoger of een middel om de carrière te herlanceren, helpt ook niet om de supporters enige aanleiding tot identificatie met de ploeg in het blauwe shirt te verschaffen.

Dat weinig authentieke imago wordt gesymboliseerd door Angel Torres Sánchez, de voorzitter van de club, die zich enkele jaren geleden outte als socio bij Real Madrid. Dankzij zijn goede relatie met Real-preses Florentino Pérez slaagt Torres Sanchez er geregeld in een interessante ruil- of huurdeal op te zetten met de Koninklijke. Op het einde van de jaren 2000 was er bijvoorbeeld de komst van Rubén De La Red, die de kleine Madrileense club zelfs tot in de kwartfinales van de Europa League stuwde. In een spannende wedstrijd ging Getafe toen finaal voor de bijl tegen Bayern München, maar onderweg had het in de poulefase wel netjes Anderlecht geklopt in het Coliseum.

Het beste publiek van Spanje

Na die paar gloriejaren volgde de terugval al snel. Als Getafe al een belletje doet rinkelen bij voetbalfans overal ter wereld dan zal het eerder dankzij de onwaarschijnlijke slalom zijn die Lionel Messi uit zijn sloffen toverde in de halve finales van de Copa del Rey in 2007.

Op zoek naar een manier zich te onderscheiden of een eigenheid te verwerven, kwam het Getafebestuur bij een aardig ideetje uit voor de fans. ‘De plaatsen in het stadion zijn spotgoedkoop’, legt Christian uit. ‘Achter het doel betaal je 140 euro voor een seizoenabonnement. Op het niveau van La Liga kan je dat bijna als een geschenkbon beschouwen. Ook jongeren profiteren van extreem competitieve tarieven, op voorwaarde dat ze zich in het stadion bij elkaar zetten en voor sfeer zorgen. Een concept dat rendeert, want Getafe ontving vorig seizoen nog de prijs voor ‘beste publiek’ in de Spaanse competitie.

Het enthousiasme in de tribunes werd daarbij aangevuurd door de goede resultaten onder José Bordalás, de coach die de bescheiden ploeg transformeerde tot een kandidaat voor de Europese plaatsen. Hij teert daarbij vooral op een ijzeren verdediging en een grinta die je doorgaans enkel op de Zuid-Amerikaanse voetbalvelden aantreft. Elke partij lijkt een gevecht op leven en dood, alsof je een miniatuurversie van een ploeg van Diego Simeone aan het werk ziet.

Dat Getafe kan overleven als kleine club in La Liga is te danken aan de combinatie van het tactische genie van Bordalás en de koopmanskunst van de sportieve directie. Elk seizoen opnieuw slagen ze erin om talent bijna gratis weg te plukken en op één jaar tijd te laten ontbolsteren om vervolgens voor veel geld te verpatsen. Veel profspelers zijn uiteraard aangetrokken door het perspectief in de Spaanse hoofdstad te kunnen voetballen. Het begrip ’transitiestation’ is voor weinig voetbalclubs meer van toepassing dan op Getafe. Christian: ‘In het begin kreeg hij veel kritiek, maar onze voorzitter is een intelligent man. Zo kon hij recent nog de topschutter uit tweede klasse binnenhalen. Gratis!’

Leganés kent eigenlijk geen vijanden en houdt zich weg van goedkope rivaliteiten.

Jaime Mata, vorig seizoen goed voor veertig goals bij Real Valladolid, verdedigt nu de kleuren van Getafe. Het bestuur doet er ook alles aan om Djené Dakonam te behouden, zonder al te veel adelbrieven overgekomen van STVV maar in Madrid uitgegroeid tot een revelatie in La Liga en gegeerd door heel wat subtoppers. De ex-Truienaar en chouchou van de lokale aanhang lijkt geneigd nog een seizoen in het Coliseum te blijven spelen. Het tekent de evoluerende filosofie van Getafe, dat steeds vaker op zoek gaat naar stabiliteit. ‘Tegenwoordig kijken we niet meer raar op wanneer een nieuwe transfer aangekondigd wordt, maar steeds vaker vragen we ons af hoe de club zo een speler wist te strikken’, vat Christian die mentaliteitswijziging samen.

Het karakteristieke shirt van Rayo Vallecano.
Het karakteristieke shirt van Rayo Vallecano.© BELGAIMAGE

Het sympathieke Leganés

De recentste nieuwkomer bij de Spaanse elite is Leganés, dat aan zijn derde seizoen in La Liga begint. Een bescheiden club uit de Madrileense rand die snel veel sympathie wist te vergaren. Onder het bewind van zijn succescoach Asier Garitano (deze zomer vertrokken naar Real Sociedad) promoveerde Leganés in drie jaar tijd van de derde klasse naar de Primera División. Het kleine Butarquestadion (amper 8000 zitjes) situeert zich dan wel op vijftien kilometer van de stadskern van Madrid, de lijnen richting centrum zijn wel kort. Zo profiteerde Leganés er aan het eind van de jaren negentig van om bij Real Madrid ene Samuel Eto’o te huren.

De club drijft op een jonge, geëngageerde achterban, die zeer actief is op sociale media, en is daarmee eigenlijk de antipode van Rayo Vallecano. Een slimme zet. Leganés kent eigenlijk geen vijanden en houdt zich weg van goedkope rivaliteiten. Meer zelfs: mede dankzij de stuntzege tegen het grote Real van Zinédine Zidane in de kwartfinales van de Copa del Rey begin dit jaar, schaarde een flink deel van de neutrale Spaanse voetbalfans zich achter de ploeg van Aitor Garitano.

Onze gesprekpartners uit Vallecas onderschrijven dat sympathieke imago van Leganés. Ook Christian Diez, fan van Real en Getafe, beaamt dat, maar vreest voor de duurzaamheid van het project. Zeker nu de architect van hun recente succes vertrokken is. ‘De dag dat Bordalás vertrekt bij Getafe, denk ik dat het snel bergaf zal gaan met de ploeg. Ik vrees dat voor Leganés hetzelfde geldt zonder Garitano’, aldus Diez.

Op de tribunes van Butarque hopen ze natuurlijk het tegendeel. Bij de Rayistas zijn ze ook al blij als behoud verzekerd wordt, nu ze weer op het hoogste niveau mogen meedoen. Een kwestie dat dit historische seizoen met vijf Madrileense clubs geen once in a lifetime experience blijkt te zijn.

Vechten om aandacht

Het is niet enkel in de Spaanse topklasse dat Madrid zich dezer dagen als voetbalhoofdstad profileert. Op het moment dat Atlético en Real de degens kruisen in een prestigeduel om de Spaanse supercup, trapt de Segunda División af, met ook daar twee Madrileense vertegenwoordigers.

Alcorcón, in 2014 opgekocht door Roland Duchâtelet, en Rayo Majadahonda, dat in afwachting van een nieuw stadion zijn thuiswedstrijden zal afwerken in het impressionante Wanda Metropolitano van Atlético.

Het betekent dat zeven profclubs vechten om aandacht van pers en publiek in Madrid en omstreken. Geen evidente strijd. Eentje die Rayo Vallecano niet eens aangaat, in die zin zijn ze dan ook weer uniek, lacht Rayo-fan Sergio. ‘Andere clubs, zoals Leganés en Getafe, hebben hun eigen lokale radiostation of kranten die enkel berichten over die wijk. Rayo moet het stellen met een klein stukje pagina in Marca. Zelfs Toledo, dat in derde klasse speelt, krijgt meer media-aandacht dan onze club.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content