Matthias Stockmans
Matthias Stockmans Redacteur van Sport/Voetbalmagazine en Knack Focus.

Door zijn indrukwekkende verschijning, monsterlijke blockshots en tomeloze inzet in verdediging, ontpopte Andre Riddick zich snel tot de nieuwe publiekslieveling van Charleroi.

“Bedankt om mij te vragen voor een interview”, besluit Andre Riddick het gesprek. Het typeert deze minzame Amerikaan : op geen enkel moment is hij te betrappen op grootspraak of valse bescheidenheid. Een persoonlijkheid die hoogst zelden zijn cool verliest. Riddick, de trotse vader van een zoontje ( Andre, twee jaar, nvdr) en een dochtertje ( Aubree, twee maanden, nvdr), heeft nochtans alle redenen om zich als een irritante, egoïstische etter te gedragen.

De jonge Riddick groeide op in een verpauperde buurt van Brooklyn, New York. Toen er alles nog peis en vree was, waren ze met zijn vijven ten huize Riddick. Vandaag is er één broer, Andre en hun moeder. “Op mijn zesde overleed mijn vader”, doet hij zijn verhaal. “Een serieuze klap, maar ik had nog twee oudere broers, zij moesten de rol als huisvader overnemen. Zeven jaar later werd mijn oudste broer op 26-jarige leeftijd vermoord. Op straat. Omdat hij juwelen rond zijn hals droeg. We blijven nog met drie over.”

Hij beantwoordt de ‘lastige’ vragen zonder verpinken. Geen theatraal gedoe, geen natte ogen. “Ja, ik denk nog af en toe aan vroeger, maar ik moet verder met míjn leven. Ik heb nu zelf een gezin te onderhouden, weet je. Het enige wat me echt nog dwarszit, is dat mijn vader en mijn oudste broer nooit zullen zien wat ik als basketballer bereikt heb. Ze zouden ongetwijfeld fier geweest zijn. Mijn hele familie was altijd al basketbal minded. Die voorvallen hebben me ook niet zo erg veranderd. Ik loop niet paranoïde door de straten. Integendeel, ik hou nog steeds van de big cities. I still love New York. Ik ben altijd een rustige jongen geweest, ik zie niet in waarom ik dat zou moeten veranderen. Ik ben me na die tegenslagen niet agressief gaan opstellen. Alleen op het veld durf ik af en toe te ontvlammen.”

Andre Riddick kan maar moeilijk wegsteken dat hij een product is van de New Yorkse basketbalscène, waar gespeeld wordt volgens de principes van Darwin’s survival of the fittest. Riddick zelf ziet in de New Yorkse basketbalstijl een reflectie van de maatschappelijke visie in de grootstad. En die is : opkomen voor jezelf. Zoals in zijn collegeperiode, bijvoorbeeld. Riddick ontbolsterde in de befaamde University of Kentucky onder de vleugels van Rick Pittino, voormalig coach van de Boston Celtics. In een regionale finale kende de center (2m08) zo’n zwak moment : hij vocht een robbertje uit met de notoire vechtjas Rasheed Wallace (tegenwoordig Portland Trailblazers). Het incident (Andre greep Wallace naar de keel) staat nog steeds te boek als ‘ NCAA fight of the past two decades’.

Riddick : “Dat voorval is één van de weinige zaken uit mijn verleden die ik ongedaan zou willen maken. Als collegeplayer herinnert bijna iedereen zich mij van dat opstootje, terwijl ik liever herinnerd word wegens mijn prestaties. Niet dat ik de sterspeler was, maar ik heb toch mooie prestaties neergezet. Trouwens, een ‘gevecht’… ik vind dat sterk overdreven. Wallace speelde een spelletje dat niets te maken had met basketbal. Hij plantte een elleboog in mijn gezicht en daar reageerde ik spijtig genoeg op.”

Zijn innige omhelzing met Wallace terzijde gelaten, blikt Riddick met tevredenheid terug op zijn collegeperiode. Met Kentucky bereikte hij de Final Four van de NCAA. Na Kentucky volgde Japan. “Ik weet het,” bekent Riddick, “het lijkt een vreemde keuze, maar de coach van de Japanse tweedeklasser was bevriend met coach Pittino. Vóór mij waren er nog twee jongens die de overstap naar Japan waagden. Dat vergemakkelijkte mijn integratie ginds. Later speelde ik ook twee en een half jaar in Taiwan. Al bij al vielen die Aziatische ervaringen goed mee. Op straat werd ik wel eens aangestaard – een lange, donkere Amerikaan hadden ze daar nooit eerder gezien – en de bedden vielen nogal klein uit, maar de Aziatische keuken beviel me en Taipei ( de hoofdstad van Taiwan, nvdr) bleek een boeiende, bruisende stad. Samen met de drie andere Amerikanen van de ploeg trokken we er geregeld op uit.”

Naast Taipei veroverde ook Parijs, city of lights, een plaatsje in zijn hart. Riddick speelde er één jaar voor PSG. Een jaar waarin hij zijn sportieve waarde in het Europese basketbal bewees met gemiddeld 12 punten, 10 rebounds en 3 blocks per wedstrijd. Ondertussen reisde het gezin Riddick tijdens de zomervakantie steevast af naar Venezuela, waar Andre zijn conditie onderhield bij eersteklasser Trotamundos de Carabobo. Ook de Domenicaanse Republiek staat op het cv van de New Yorker. Het klinkt dan ook een beetje vreemd, Riddick te horen beweren dat hij geen wereldreiziger is. “Ik heb nooit bewust voor een nomadenleven gekozen”, zegt hij. “Dat ik in zoveel verschillende landen speelde, heeft enkel te maken met het benutten van opportuniteiten. Ik ben geen opvallende speler, maar iemand met specifieke kwaliteiten en dus geraak ik moeilijker in the picture. Het is niet zo dat ik, voor ik naar Japan vertrok, van plan was de halve wereld rond te trekken. Ik kwam in vier verschillende continenten terecht, met totaal verschillende culturen, maar grote aanpassingsproblemen kende ik in feite nooit. België is voor mij niet meer of minder avontuurlijk dan Taiwan.”

Basketminnend België leerde Marsipulami – de bijnaam die Riddick kreeg van de supporters van Charleroi, omdat hij net als de gelijknamige stripfiguur voortdurend lijkt te springen – te waarderen. Al vanaf zijn eerste officiële optreden maakte de center indruk. Hij beschikt over een armspanwijdte waar zelfs de door moeder natuur meest begiftigde albatros stikjaloers op zou zijn. In de Belgische Supercup tegen Oostende ontlokte ‘het monster onder de ring’ de nodige oohs en aahs bij elke blockshot die hij de Oostende-aanval toediende. Want dat is hét kenmerk van de nieuwe publiekslieveling van de Spirous : rebounds en dakgoten.

Riddick : ” Defense is altijd mijn specialiteit geweest. En blocks vormen daarbij het belangrijkste onderdeel in mijn spel. Soms voel je van jezelf dat je zó aanwezig bent in verdediging, dat de tegenstander niet meer naar de ring durft te gaan. Dat zijn de leukste momenten ( grijnst).”

Voor de tegenstander iets minder vanzelfsprekend, vraag dat maar aan Paul Vervaeck. Tegen Bree (op 9 november 2002) kreeg Riddick zeven blockshots achter zijn naam. Breetrainer Vervaeck klonk achteraf zo : “Niet alleen de blockshots van Riddick schrikken mijn spelers af, alleen al zijn aanwezigheid doet ons de das om. Wat een transfer !”

Riddick wast zijn (reusachtige) handen in onschuld : “Clubs werven mij aan wegens mijn verdedigende kwaliteiten. Charleroi had al genoeg schutters, zij waren op zoek naar een échte center die de verdediging organiseert. Dat tracht ik dan ook te doen. Ik wil er meteen bij zeggen dat ik niet tevreden ben met mijn prestaties tot nu toe. Het moet nog beter, ik moet meer verantwoordelijkheid nemen. Dat ik me offensief niet zo kan uitleven, stoort me hoegenaamd niet. Zolang de ploegmaats me af en toe een bal toestoppen, hoor je mij niet klagen. Ik hoef heus geen 24 shots per wedstrijd te nemen.”

door Matthias Stockmans

‘Alleen op het veld durf ik af en toe te ontvlammen.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content