Onder de ‘s’ van spits mag Genk drie namen hebben staan ; onder de ‘d’ van duo is er geen enkele terug te vinden. Dan maar onder de ‘v’ van verduidelijking gekeken en daar stonden die van Sef Vergoossen en Jos Daerden.

C édricRoussel 12, KevinVandenbergh 7 en PaulKpaka 4 : voor een ploeg met Europese ambities ligt de productiviteit van de Genkse spitsen niet alleen laag, ook een geolied duo trad vooralsnog niet op de voorgrond. “Tja,” zegt JosDaerden, “het is niet van : we hebben a, b en c, dus die en die doen we zó samen spelen. Er is meer voor nodig in het geheel.”

Goede flanken bijvoorbeeld. Ware het niet dat KoenDaerden op links terug moest vechten na een blessure, Thomas Chatelle centraal werd uitgespeeld en Mirsad Beslija op rechts wisselvallig presteerde. Sef Vergoossen : “Als je op de andere posities dan de spits constante factoren had gehad, was het voor de rest ook makkelijker geworden. Maar ook dat is iets waar je bijna het hele jaar tegenaan hebt gelopen. Beslija bijvoorbeeld is fysiek niet de sterkste jongen. Dus een interland vraagt zoveel energie dat je hem het weekend daarna al bijna niet kunt gebruiken.”

Meer creativiteit centraal op het middenveld komt de ploeg ook tekort. Daerden : “Creativiteit, ik hoor dat altijd graag, maar wat is dat, creativiteit ? JosipSkoko stond eerst als voorste punt in een ruit en dat was dus een fiasco, hé. Het systeem zoals wij het daarna speelden, was voor hem fantastisch. Je mag ook niet vergeten dat de handicap voor deze club niet alleen was dat Wesley(Sonck, nvdr), Moumou(Dagano, nvdr) en Josip vertrokken zijn, maar ook dat ze heel láát vertrokken zijn. Dat was een serieuze beperking in de zoektocht naar vervangers. Ik ga geen namen noemen, maar we hadden spelers kunnen hebben die op dit moment in de Bundesliga en de Champions League meedoen. Alleen waren we niet in de mogelijkheid nog vóór een van die drie vertrok, er al een ander bovenop te pakken, zoals Zdebel. Niks ten nadele van de spelers die kwamen, maar hoe langer je wacht, hoe beperkter de keuze wordt.”

Wie kwam, kwam dus laat, weet ook Sef Vergoossen. “Dan kom je tot de vaststelling dat je dramatisch bent begonnen : op de eerste dag van de voorbereiding was géén van de spitsen hier. Vandenbergh was later begonnen door een wedstrijd met de nationale beloften, Cédric kwam pas één week voor de competitie en Paul door zijn blessure eigenlijk pas zeven maanden later. Met name in de aanvangsfase hebben we dus niks kunnen doen, ook omdat we van Mus- taphaKalkan veel meer verwacht hadden dan er is uitgekomen. Kevin heb ik zelf al aangegeven dat ik vond dat ik veel te lang met hem ben moeten doorgaan. Na vijf, zes weken zag je gewoon dat hij toe was aan een stapje terug. Bovendien kan je û hoewel dat met de medische staf secuur was uitgewerkt û niet om de vaststelling heen dat Cé-dric geforceerd in de ploeg is gekomen. Dat gaat zich dan richting winterstop wreken, waardoor je op papier met twee goeie spitsen staat die niet meer het niveau bereiken wat ze hebben.”

Dus greep de trainer naar Thomas Chatelle, “omdat de voorhoede wat te statisch werd en te gemakkelijk uitgeschakeld werd. Thomas heeft het een paar keer heel erg goed gedaan als tweede spits of achter de spitsen.” Toen uiteindelijk na de winterstop Paul Kpaka fit raakte, dacht Genk meer mogelijkheden te krijgen. Maar… “Nou, dat is dus heel moeilijk gegaan : de ene speler pikt dingen nu eenmaal rapper op dan de andere. JoosValgaeren trapte bij Roda de pollen uit de grond na zijn kruisbandblessure. Paul heeft daar wat meer moeite mee. Dat moet je gewoon accepteren.”

Wel blijft de vaststelling dat er ook nadat alle spitsen beschikbaar raakten, geen vooruitgang te merken viel. Klopt, geeft Daerden toe. “We kregen nooit de indruk : dit of dat koppel is naar elkaar toe aan het groeien. Die vonk die overspringt, die hebben we gemist.”

Nochtans, licht Vergoossen toe, zijn ze met het zoeken naar complementariteit intensief bezig geweest. “Maar dat is, moet je toegeven, niet helemaal geslaagd. Ik geef mensen kans van slagen, kans om naar iets toe te werken. Dus als het een wedstrijd niet meteen loopt, probeer ik niet om de tent op z’n kop te zetten. Maar daar kan je niet mee bezig blijven, soms moét je veranderen.”

Vandenbergh-Roussel, Roussel-Kpaka, Vandenbergh-Kpaka : allemaal zijn ze zo de revue gepasseerd. “We hebben véél geprobeerd”, zegt Daerden. “In Alicante, tijdens de winterstop, hebben we erop gehamerd dat we meer naar voren moesten proberen te voetballen. Tegen Charleroi komen we de kleedkamer uit en het liep, maar te naïef op dat moment. Dus viel je daardoor en na Brugge en Germinal Beerschot weer terug. We hebben op dit moment niet de kwaliteiten in de kern om echt dwingend naar voren te voetballen. We moeten zóveel energie stoppen om aan kansen te geraken. Voorheen had je mensen die individueel iets konden forceren : ineens was er iets. Dat is een wezenlijk verschil.”

Een ander wezenlijk verschil, duidt Daerden, is hoe het Genkse spitsentrio zich ten opzichte van de ploeg beweegt. “Sinds een paar weken zie ik dat het bij Paul weer allemaal spontaner is : de individuele actie komt er weer in, zag ik op training. Voordien hadden we hem wel eens gezegd : ‘Paul, spits zijn, is niet alleen maar kaatsen, maar ook zelf wegdraaien of afdrukken.’ Kevin heb ik al goed zien spelen tussen de linies, maar zijn kwaliteiten liggen, net als die van Cédric, in de zestien. Maar spits zijn is niet alleen maar in de zestien spelen. Spitsen moeten er ook zijn om andere mensen te kunnen laten doorvoetballen. Zover zijn ze dus nog niet : ze zijn nog meer gefocust op scoren dan op laten doorvoetballen.

“Waarmee ik ook weer niet wil aangeven dat ze egoïstisch zijn. Maar als we aan het opbouwen zijn aan de middenlijn zie je bijvoorbeeld Cédric soms al positie kiezen aan de tweede paal. Tja, dat gáát dus niet. In eerste instantie moet het zijn : vertrekken, terugkomen, je laten inspelen, afleggen, spel verleggen en dán… Daar zijn we veel mee bezig geweest omdat het meest complete voetbal toch bestaat uit én én. Kortom, het is van alles wat, maar dat we minder aan doorvoetballen toekomen, is een wezenlijk iets. Waar ik overigens naar de spitsen toe niks negatiefs mee bedoel, hoor, maar je kan niet anders dan die vaststelling maken.

“Kijk, Belgische spelers moet je gaan halen op het moment dat ze nog betaalbaar zijn. Was Kevin nog een jaar waarin hij er zoveel maakte, bij Westerlo gebleven, dan kon Genk hem niet meer betalen. Dat is de realiteit. Kevin heeft zijn kwaliteiten. Alleen : hoe snel ontwikkelt zich iemand door ? Op een bepaald moment mag dat niet stagneren. Hij groeit nog, maar hij zal ook eens over dat dood punt heen moeten komen en daar geloven wij als staf nog altijd in.”

Maar, bedenkt Vergoossen, “in hoeverre zijn spelers gefocust op die eindactie en in hoeverre zijn ze om te scholen in het ook op gang brengen van de aanval ? Met types die zo op scoren gericht zijn, wordt dat moeilijker, stokt het vaak al voor je een kans kan afdwingen. Dat is absoluut geen verwijt, maar met zulke types spelers moet je aan de slag en dat gaat heel moeizaam, moet ik zeggen. Als je voorin iemand zoekt om aan te spelen en die loopt dus weg, dan krijg je misverstanden. Bernd(Thijs, nvdr) en Josip konden vorig seizoen vaak met de rug naar de spitsen toe een bal doorspelen, omdat ze wisten : die staan daar. Als die automatismen wegvallen omdat de mensen voorin al twee stappen verder zijn, wordt het op het middenveld en vanop de flanken van achteren uit moeilijk voetballen.”

Wat er, zegt Daerden, ook mee te maken heeft, is : hoe schakelt men om voorin ? “Van het moment dat je hoger op het veld ballen kan recupereren, sta je sterker. Ik denk dat er heel weinig ploegen zijn die zélf iets kunnen creëren, het gebeurt toch vaak door het onderscheppen van fouten bij de tegenstander. Vroeger lag onze kracht er ook in dat je vroeg stoorde voorin, druk zette, ballen recupereerde. Nu moet je als ploeg vijfentwintig, dertig meter terug, waardoor de afstand naar doel groter wordt. We staan altijd vrij ver tegen de middenlijn te verdedigen en dat is niet het gemakkelijkste. Op Standard hebben we bewust ver naar achteren verdedigd, maar de wedstrijden waarin we ons lieten terugzakken, was het zó moeilijk om naar de andere kant te komen…

“Eigenlijk moet dat met Paul kunnen, net zoals je met Vandenbergh diep moet kunnen voetballen, maar het is complexer dan dat. Thomas liep soms links, rechts, in de spits, kortom, overal waar hij voelde dat hij moest lopen. Wesley heeft destijds in wezen nooit anders gespeeld. Hij stond nooit zomaar voorin in de spits én hij kwam nooit áchter onze middenvelders uit. Waar het brandde, stond hij en dat was een grote kwaliteit. Heel moeilijk uit te schakelen doordat hij tussen de lijnen voetbalde. In onze speelwijze moet je dominant zijn, moeten de flankmiddenvelders over genoeg loopvermogen beschikken om ook naar binnen te komen. Daar zijn we dit seizoen minder aan toe gekomen.”

door Raoul De Groote

‘Je moet je ook afvragen in hoeverre spitsen om te scholen zijn.’ (Sef Vergoossen)

‘Spitsen moeten er ook zijn om anderen te laten doorvoetballen.’ (Jos Daerden)

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content