Van een eigenwijs en impulsief baasje naar een zelfbewuste talentvolle voetballer : Aalst-aanvaller Bjorn De Wilde over een jarenlange lijdensweg en veel treiterwerk.

“Ik ben opgegroeid in een garage. Mijn overgrootvader is er mee begonnen, terwijl mijn moeder en oom die traditie nu verderzetten. Ik heb zelf heel veel ruiten kapot getrapt en veel blutsen veroorzaakt, maar nooit zelf de behoefte gevoeld om garagehouder te worden. Twee linkse handen, zeker ? ( grijnst)

Vanaf mijn vierde jaar wist ik mijn droomjob al : ik wilde en moest profvoetballer worden. Het was een idee-fixe. Ik stond op en ging slapen met het voetbal.

“Ik begon op mijn zevende te voetballen bij Tenstar Melle. Mijn oom was daar trainer. Het werd een ongelofelijke belevenis : veel gescoord en op alle posities in het elftal gespeeld. Als het niet goed draaide, speelde ik achteraan. Hadden we nood aan doelpunten, dan mocht ik in de spits lopen. Maar de vader van Wesley Van Audenaerde plaatste me zelfs eens in doel, omdat we te veel geblesseerden hadden.

“Een jaar later verhuisde ik naar RC Gent. Daar heb ik zes fantastische seizoenen meegemaakt. Ik was totaal geen gemakkelijk karakter en vaak onhandelbaar. Dat durf ik toegeven. Voor mijn vorming was het goed dat ik Dirk Geeraerd leerde kennen. Ik was een nijdig manneke : als ik niet aan de bal kon, durfde ik wel eens natrappen. Ook mijn t-shirt heb ik wel eens uitgetrokken, mij langs de zijlijn gezet en gedreigd om definitief te stoppen met voetballen. Je moet weten : als ik op een voetbalterrein kom, wil ik absoluut winnen. Geen vrienden op het veld. Tegen mijn verlies kan ik helemaal niet.

“Op mijn zestiende maakte ik de overstap naar de Uefajunioren van toenmalig eersteklasser Cercle Brugge. Ik botste op Marc Verhelst. Voor een groot deel vormde hij mijn karakter. Hij plaatste me veel op de bank, maar als jongste mocht ik ook vaak spelen. Ik scoorde acht maal en speelde zelfs een half jaar als rechtsmidden. We werden kampioen na een beslissingswedstrijd tegen Anderlecht. We wonnen met 4-2. Ik maakte twee goals. Dat was dé max. Het tweede jaar verliep nog beter. Ik werd kapitein en topscorer met 33 goals.

“Na de competitiewedstrijd op AA Gent, met Pieter Collen als rechtstreekse tegenstander, werd ik na mijn drie doelpunten aangeklampt. Die mensen begrepen het niet dat ik als Gentenaar in West-Vlaanderen speelde. Ik koos voor hen door Johan Boskamp. Van kleins af aan was ik een groot Anderlechtsupporter. Edi Krncevic, Luc Nilis en Marc Degryse waren mijn idolen. Nu kijk ik graag naar Tomasz Radzinski, omdat ik toch hetzelfde type voetballer ben.

“Na een half jaar werd ik samen met Frédéric Dupré naar de B-kern verwezen. Van een conflict was niet echt sprake. Boskamp zag me als een enfant terrible : lange haren, twee oorringen. We kwamen net van school en namen het profstatuut misschien wel iets te gemakkelijk op. Ik was in de jeugdreeksen ook altijd de beste geweest en teerde daarop. Voor Boskamp hanteerde ik een verkeerde levensstijl. Het was Piet Demol die me vertelde dat ik naar een andere club mocht uitkijken. Een regelrechte klap : de eerste keer dat iemand zei dat de club me niet meer nodig had.”

“Dankzij Chris Van Puyvelde, die ik op school via het deeltijdse voetbalproject leerde kennen, kwam ik dan bij de invallers van Eendracht Aalst terecht. Na acht wedstrijden had ik elf keer gescoord. Toen kreeg ik te horen dat het voor mij te gemakkelijk liep. Barry Hulshoff vond me ook nog te jong en opteerde liever voor Lauwers en Lässen. Ik moest ervaring opdoen in de lagere reeksen en werd een speelbal. In november werd ik uitgeleend aan Sint-Niklaas. Ik heb daar tegen de degradatie leren voetballen. Het was een keiharde leerschool, ook al omdat we niet over de gemakkelijkste spelersgroep beschikten. Uiteindelijk werd ik daar nog topschutter met acht goals.

“Bij mijn terugkeer kreeg ik een profcontract van vijf seizoenen aangeboden. Mijn droom leek uit te komen. Maar ik had een verkeerde makelaar aangesproken ( Kees van Vossen, nvdr). Uiteindelijk onderschreef ik toch een driejarige overeenkomst voor de A-kern. De ontgoocheling volgde op mijn vakantie in Spanje. Toen zeiden ze : Sorry Bjorn, maar blijkbaar ben je een van de meest begeerde spelers in tweede klasse. Bovendien heeft Barry meer behoefte aan een grote en krachtige targetman. We gaan u nog een jaar uitlenen. Mijn wereld stortte volledig in elkaar. Ik moest kiezen tussen VW Hamme of Strombeek. Toen we aan tafel zaten met Chris, mijn manager en mijn moeder, ben ik spontaan beginnen wenen.

“Het werd Strombeek. Ik kende daar een aantal spelers en dat verzachtte de pijn. Ludo Wouters was er trainer. Hij zag het voetbal duidelijk anders dan ik. Hij wisselde me vaak voor Capidis of Nechelput. Toch werd ik nog topscorer met twaalf treffers. Bij Strombeek primeerde vooral de familiale sfeer. Omdat ik altijd snel naar huis vertrok, werd met verweten egoïstisch en niet-professioneel te zijn.

“Na het kampioenschap wilde Strombeek me behouden. Ik werd uitgenodigd voor een gesprek over mijn voorwaarden. De boodschap was anders : Strombeek kon me niet meer gebruiken. Ik stond perplex. Er zat niets anders op dan terug te keren naar Eendracht Aalst. Ondertussen was Eric Polet, die samenwerkt met Jacques Lichtenstein, mijn nieuwe vertrouwensman. Ik moest afwachten. Er waren contacten met enkele tweedeklassers, maar achter mijn rug werd ik zwart gemaakt door de entourage van Strombeek. Ze hadden het etiket van moeilijke jongen op mij geplakt, omdat ik niet op mijn kop laat zitten. Als iemand mij respecteert, doe ik net hetzelfde.

“Ik kon dus nergens naartoe, maar wilde absoluut spelen. Wim De Coninck toonde zich heel correct. Er was geen plaats voor mij in de kern van 26. Ik moest mijn waarde maar bewijzen met prestaties bij de invallers. Al snel bleek dat ik samen met Eric Bongumba en Zakari Lambo tot de overschot behoorde. Na drie weken kwam Willy Quipor mij vertellen dat ik met de -18-jarigen moest meetrainen. Ze staken me volledig onder de grond ! Het kwam zelfs zover dat ik bij -16-jarigen oefende en geen wedstrijden mocht spelen.”

“Maar ik heb nooit aan opgeven gedacht : Bjorn De Wilde is en was een winnaar. Ik heb toen heel veel steun gehad aan mijn moeder. Er waren vele avonden dat we hier samen huilden. Sinds het begin van dit seizoen vond ik ook mentale steun bij Dirk De Roeck, een soort vaderfiguur voor mij. Ik kon mijn ergernis overdag tussen negen en een uur ook kwijt in het fitnesscentrum, want ik moest en wou er komen.

“Van april tot oktober heb ik dat regime volgehouden. Geen enkele wedstrijd op zes maanden tijd is voor elke voetballer dodelijk. Ik ben toen gaan praten met meneer Coppens. Die wist zelfs niet dat ik nog op Aalst rondliep. Ik legde hem uit dat ik bij de C-kern zat en van Pier naar Pol werd gestuurd. Ik vroeg hem om een speelkans bij de invallers. Twee weken later mocht ik op de bank zitten tegen Westerlo. Na zestig minuten mocht ik invallen en presteerde goed. Willy Quipor bleef me steunen. De woensdag daarop kreeg ik van hem het bericht dat ik met de A-kern moest trainen. Twee dagen later mocht ik aan de aftrap verschijnen met de invallers tegen Charleroi. Ik speelde een sublieme partij.

“De volgende morgen kreeg ik een telefoon van Wim : ik moest mee naar Charleroi. De tranen kwamen in mijn ogen. Dit kon gewoon niet ! In mijn hele leven ben ik nog nooit zo zenuwachtig geweest. Maar ik begon niet te zweven, omdat ik een heel zwarte kant van de medaille heb gezien. Twintig minuten voor het einde mocht ik invallen. Mijn geduld werd beloond. Daarna ben ik nooit meer uit de selectie verdwenen. Hoogtepunt was mijn doelpunt tegen Zvonko Milojevic.

“Ik werd al snel van alle kanten gefeliciteerd. Op vijf maanden scoorde ik viermaal en gaf ik drie assists. Het toont alleen maar aan hoe dicht succes en verdriet soms tegen elkaar aanleunen. Patrick De Cock zei me : Het was gemakkelijker geweest om te stoppen en te beginnen met tafeltennis. Maar het verleden is voorbij. Ik kijk altijd vooruit : ik weet wie ik ben, wat ik kan en zal dat bewijzen. Heel veel mensen staan nu al versteld van mijn omschakeling. Maar ik heb een taak meekregen als profvoetballer. De ene persoon krijgt het gemakkelijk, iemand anders moet er heel hard voor werken. Dat is nu eenmaal de keiharde realiteit.”

door Frédéric Vanheule

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content