Voor de derde keer sluit AA Gent de Noorse coach Trond Sollied in de armen, ditmaal met een waterdicht tweejarig contract. Een reconstructie van zijn twee vorige passages.

Als een nobele onbekende maakte de amper 39-jarige coach Trond Sollied eind oktober 1998 zijn opwachting in het Ottenstadion, als opvolger van de doorgestuurde Jan Boskamp. De Noorse ex-international (vijftien caps) kwam over van Rosenborg BK uit Trondheim, dat in het midden van de jaren negentig zijn naam op de Europese voetbalkaart had gezet via de CL en het offensieve voetbal dat succestrainer Nils Arne Eggen (in de gouden periode tussen 1988 en 1997 veroverde hij zes titels en drie CL-deelnames) propageerde. Sollied ging niet meteen aan de slag, assistent Herman Vermeulen vervulde tot eind december 1998 het interimschap, aangezien de Noor bij Rosenborg nog een bekerfinale moest afwerken én Europese confrontaties tegen Juventus, Galatasaray en Athletic Bilbao.

Afwachtende houding

Een toevallige ontmoeting met voorzitter Ivan De Witte en manager Michel Louwagie op de luchthaven in Oslo, na het volgen van de Noorse bekerfinale tussen Bodø Glimt en Tromsø IL in het gezelschap van toenmalig trainer Lei Clijsters, lag trouwens aan de basis van de eerste samenwerking. De Witte raakte geweldig gecharmeerd van de totaal andere manier waarop Sollied over voetbal praatte, voornamelijk dan inzake trainingsaanpak. Het viel de voorzitter op dat het planmatige en medisch verantwoorde aspect geïntegreerd zat in zijn visie op een wedstrijdvoorbereiding, wat bij De Witte heel revolutionair overkwam. Hij nodigde Sollied uit voor de eerste competitiewedstrijd van aanwinst Norman Petter Rudi en stuurde hem een (vooraf beloofd) vliegticket. Een babbel van ongeveer vijf uur in het weekend, een ontmoeting met het bestuur op maandag, een tweede gesprek met Louwagie in Noorwegen en een definitief antwoord een week later resulteerde in een driejarige overeenkomst. “Trond is een goede trainer die iets wil opbouwen. Zijn credo is dat je niet over allemaal topspelers moet beschikken om een topteam te bouwen”, zo motiveert De Witte zijn beslissing eind 1998.

De eerste zes maanden verlopen moeizaam, te verklaren door de omschakeling naar de andere werkwijze (zonevoetbal, viermansverdediging, introductie van looplijnen) én de beperkte kern, ondanks de aanwezigheid van dirigent Marc Degryse en Sandy Martens. AA Gent eindigt als achtste, maar ontdekt met centrale verdediger Pieter Collen wel een jeugdproduct, naast de snelle ontwikkeling van talent Thomas Chatelle. “Rosenborg was een favoriet. Gent een outsider, maar een club die ik een meerwaarde kan geven”, verklaart Sollied. “Dit seizoen kon ik alleen op een aantal details werken, ik wilde ook niet alles omgooien. Volgend seizoen ga ik dan mijn stempel drukken. Ik wil uitgaan van de eigen sterkte. Het systeem moet overeind staan. Waar het om gaat, vooral voor de toeschouwers, is goals maken. Met Gent wil ik mooi, aanvallend voetbal brengen. Dan volgen de resultaten wel. Dit is een perfecte club voor mij. Niet te groot, niet te klein.”

Verdediger Carl Massagie, die door de sterke prestaties van het duo Collen- Edin Ramcic veelal op de bank zat, schetst zijn ervaring met Sollied. “De eerste indruk was: de stugge Scandinaviër”, stelt de Waaslander. “Er was weinig contact en hij nam een afwachtende houding aan. Enorm veel notities hield hij bij. Sollied schreef constant en observeerde veel. Hij zei wel goeiedag, maar niet op onze manier. Het was allemaal heel afstandelijk. Alles werd altijd bijzonder rustig uitgelegd.” Doelman Frédéric Herpoel werd ook door dat specifieke aspect gefrappeerd. “Vooral zijn kalmte viel me op. En zijn visie was simpel: zo veel mogelijk op de helft van de tegenstander voetballen. Trond wil winnen, altijd en overal. Wij werkten altijd op het veld, mét bal.” Massagie zag ook nog iets anders. “Je voelde dat hij een persoonlijkheid was. Omdat hij van spelers dingen gedaan krijgt zonder zich druk te moeten maken. Hij zegt of vraagt iets en het gebeurt meteen. Dat zegt heel veel over de impact van iemand.” Vermeulen verwoordt het anders. “De magie van Trond? Hij is de enige trainer die zo weinig praat met zijn spelers, maar met zijn charisma toch iets kan losweken”, weet de Limburger.

De voorbereiding op het seizoen 1999/2000 wordt qua transferbeleid gekenmerkt door een groot spelersverloop. “Wij kochten in feite een ploeg bijeen, Trond maakt daar snel één geheel van. Een van de grote voordelen is dat de gemiddelde leeftijd 26, 27 jaar bedraagt”, zegt De Witte in augustus 1999. “Dan zit je niet met de nadelen van té jonge of té oude spelers.” Sollied eist niks en geeft speelkansen aan onbekende buitenlanders zoals Anders Christensen, Emil Sterbal, Tamás Szekeres en Cédric Carrez. De spelersgroep is heel leergierig en de aanpak slaat aan bij de Buffalo’s. Gunther Schepens en Tarik Kharif zorgen op de flank constant voor gevaar, terwijl er met Ole Martin Aarst (gebuisd bij Anderlecht) een topschutter wordt gevonden. De Noorse aanvaller eindigt namelijk samen met Toni Brogno op dertig doelpunten. Sollied geeft met een derde plaats (en voor het eerst in negen jaar Europees voetbal) een stevig visitekaartje af: aanvallend complexloos spektakel, modern én vooral resultaatgericht. “Alles begint en eindigt bij vertrouwen”, concludeert Eric Joly, die op de positie van controlerende middenvelder als draaischijf fungeerde in het 4-3-3-systeem van Sollied. “Hij bracht veel spelers naar het beste persoonlijke niveau dat ze ooit haalden. Zonder veel te praten voelden we elkaar op korte tijd perfect aan. Een blik volstond. Hoewel we elkaars taal niet spraken, zaten we qua voetbalprincipes al snel op dezelfde golflengte. De coach probeerde ieders kwaliteiten ten volle te benutten. Hij wist bijvoorbeeld dat ik over een goed spelinzicht en een uitstekende pass beschikte. Voor hem was ik de libero en de organisator voor de verdediging. Ik bloeide open en paste ongelofelijk goed in zijn veldbezetting, waarin je heel gedisciplineerd moest spelen. Alle taken waren duidelijk afgelijnd.”

Aarst bewierookte in maart 2000 in dit blad zijn landgenoot. “Trond is geen typische Noor”, stelde de spits. “Wij zijn niet gesloten. Wie Trond niet echt goed kent, vindt hem afstandelijk of arrogant. Je moet hem beter leren kennen. Zijn grote kwaliteit is zijn tactische kennis en het vermogen om die over te brengen. Dat is het moeilijkste voor een trainer. Veel coaches hebben een goede kijk op het spel en een systeem, maar het aanleren aan anderen zodat die het oppikken, dat is het moeilijkste. Zijn opleiding als leraar hielp daarbij. Als hij je iets verkeerd ziet doen, leert hij je hoe je dat kan corrigeren. Ik ben nu een betere voetballer omdat ik me sterker voel met de bal aan de voet omdat we daar meer mee trainen. Trond maakte me tactisch ook beter.”

Sollied vertrok wel in mineur bij AA Gent, waarbij de grenzen van het fatsoen stevig werden overtreden. In februari 2000 raakte bekend dat hij naar Club Brugge zou vertrekken, ondanks een lopende verbintenis en de belofte dat hij zou bijtekenen. “Zijn vertrek was geen fout van mij”, poneerde De Witte eind september 2000 in Sport/Voetbalmagazine. “Wat daar gebeurde, heeft geen naam. Als dat opportunisme onvermijdelijk bij het voetbal hoort, dan stop ik ermee. Ik leg me daar niet bij neer. Ik weiger dat te aanvaarden als een noodzakelijk kwaad in het voetbal. Ik beschouw het nog altijd als een van de dieptepunten, niet alleen in mijn voorzitterschap, maar ook in mijn leven.”

Toerist

Na passages bij Club Brugge en Olympiacos Piraeus zit Sollied begin 2007 zes maanden zonder club. In december 2006 werd Sollied immers ontslagen bij de Griekse meervoudige kampioen, gaat de Noor – wiens vrouw en zoontje in Gent waren blijven wonen – opnieuw in op de lokroep van zijn vriendenduo De Witte-Louwagie. De opdracht: na twee opeenvolgende vierde plaatsen onder Georges Leekens het succes bestendigen en de aansluiting houden bij de Belgische top. Lichtjes gedwongen tekent Sollied voor twee seizoenen. “Een keuze van het hart”, omschreef hij het zelf. “Trond is geen gewone sterveling”, voegde voorzitter De Witte er nog aan toe, die ook een spons veegde over zijn uitspraken uit het verleden. Zijn team start voortvarend en spectaculair, maar kan geen constante lijn aanhouden. Het gevolg is een (teleurstellende) zesde plaats, die gedeeltelijk wordt goedgemaakt door een bekerfinale, de eerste sinds 1984. Maar de 3-2-nederlaag tegen Anderlecht is opnieuw een domper. Opvallend: Sollied had in maart al aangegeven dat hij zou vertrekken naar het Nederlandse Heerenveen. Het leidde tot een periode van slechte resultaten. De scherpte en motivatie bij de spelersgroep waren verdwenen, de trainer werd aangezien als een toerist die alles op zijn beloop liet en te veel vrijheid gaf. Nochtans was er weinig veranderd aan de visie van Sollied; hij was nog steeds de meester van de eenvoud. Alles bleef draaien rond een goed positiespel. Hoe beter je opstelling, des te minder je moet lopen. “Sollied benadrukt altijd de snelle omschakeling naar de aanval”, verklaart Dominic Foley. “Je moet de drie offensief ingestelde spelers zo snel mogelijk in het spel betrekken. Aanvallende patronen herhalen en optimaliseren, daar kwam het op neer. Zijn systeem geeft je als spits meer afspeelmogelijkheden: twee jongens naast je en dan nog iemand die uit het middenveld komt. Aangezien de nadruk op aanvallen ligt, is de bal heel vaak op de offensieve helft van het speelveld. Minder kansen voor de tegenstander dus.” Jonas De Roeck zag het vooral zo: “Sollied is een trainer met veel uitstraling, die dat ook overbrengt op de groep. Zijn basisspelers geeft hij veel krediet. Bij hem is het moeilijk om als titularis uit de ploeg vallen, maar ook moeilijk om er van de bank in te komen.”

Sollied had tijdens zijn tweede ambtstermijn een welomlijnde boodschap voor De Witte en Louwagie. “De politiek van deze club is nu eenmaal dat ze graag jong talent inkoopt om het later voor meer geld te verkopen”, constateerde hij in oktober 2007 in dit blad. “Wil je een stabiele topploeg worden, dan moet je een aantal mensen met meerwaarde houden. Nu moet ik jonge spelers voldoende ruimte geven om zich te ontwikkelen.” We zijn benieuwd wie van de betrokken personen die boodschap onthouden heeft …

DOOR FRÉDÉRIC VANHEULE

“Trond is de enige trainer die zo weinig praat met zijn spelers, maar met zijn charisma toch iets kan losweken.” Herman Vermeulen

“Alle taken waren duidelijk afgelijnd.” Eric Joly

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content