Kansengroepen staan in de samenleving vlug buitenspel. Soms reiken voetbalclubs hen een helpende hand. Vier voorbeelden verwarmen dit kerstnummer. Deel 3: Kelly speelt G-voetbal bij Lierse.

Kelly was er als de kippen bij toen ze acht jaar geleden hoorde dat Lierse een ploeg opstartte die G-voetbal zou spelen, voetbal voor mensen met een beperking. Kelly is zo iemand met een beperking. “Ze heeft epilepsie”, legt Marleen Notelteirs uit, de moeder van Kelly. “Dat zorgde voor ontwikkelingsproblemen. Kelly is achttien, maar leest en rekent zoals een kind dat bijna klaar is met het eerste leerjaar.”

Al sinds haar kleutertijd voetbalt Kelly graag. “Maar ik durfde haar nooit naar een gewone ploeg te sturen”, zegt Marleen. “Ik wou niet dat ze met haar zouden lachen; Kelly kan niet hard lopen en begrijpt de voetbalregels niet zo goed. Het mooie in deze G-ploeg is dat ze op haar niveau kan spelen.”

“Ik werk met vijf puntjes”, vertelt Jan Jerusalem, trainer bij de G-ploeg van Lierse. “Ken je mijn vijf punten nog?”, vraagt hij aan Kelly. Maar Kelly vertelt niet veel vanavond. Jan gaat door: “1) plezier hebben, 2) een groep vormen, 3) passes geven. En wat kun je maken, Kelly, als je die drie dingen doet?” Kelly glimlacht. “Goals”, zegt ze. “En wat kun je doen als je goals maakt?”, vraagt Jan. “Winnen”, antwoordt Kelly. “Dat is het laatste punt,” knikt Jan, “het minst belangrijke.”

De trainingen van de G-ploeg gaan door op het jeugdcomplex van Lierse, op een moment dat andere jeugdploegen ook trainen. “De outfit die onze spelers krijgen, is ook identiek aan die van de andere jeugdspelers”, zegt Jan. “En als die anderen eens durven lachen met onze spelers, wordt dat door elke trainer meteen in de kiem gesmoord. Wij vormen één grote groep.”

Eens om de drie weken speelt de G-ploeg tegen een ander team. Bij zulke matchen wordt ervoor gezorgd dat de niveaus van beide ploegen in dezelfde lijn liggen. “En als wij toch veel sterker zijn,” zegt Jan, “probeer ik de kloof niet groter te laten worden dan drie goals. Dan laat ik de tegenstander met een speler extra spelen. Slachtpartijen van 11-0 kunnen bij sommige kinderen een serieuze dip veroorzaken. Ik wil mijn team ook respect voor de tegenstander bijbrengen.”

Kelly speelt in de verdediging. “Vorig jaar zetten we haar in de aanval,” zegt Jan, “maar daar sta je nogal eens met je rug naar het doel van de tegenstander. Dan moet je je eerst omdraaien vooraleer je op doel kan schieten. Dat was soms moeilijk voor Kelly. Nu ze achteraan speelt, moet ze maar in één richting kijken. Dat lukt goed. Haar spelinzicht is de laatste jaren enorm verbeterd. Dat merk ik ook als ik mijn magneetbord bovenhaal. Van elke speler heb ik een magneet met zijn of haar foto erop. Op het bord leg ik uit hoe we gaan spelen. Dan duid ik een magneet aan en vraag ik om met een blauwe pijl de passes te tekenen die die speler mag geven en met een rode pijl de passes die die speler niet mag geven. We proberen deze kinderen op een educatieve manier te laten sporten.”

Marleen merkt dat haar dochter ervan geniet. “En Kelly, wat heb je hier in de ploeg gemaakt?”, vraagt ze. “Vrienden”, antwoordt Kelly. “Dat is het belangrijkste”, besluit Marleen. “Toen we een fuif gaven voor haar verjaardag, waren er veel mensen van de ploeg. Dat was echt tof.”

DOOR KRISTOF DE RYCK

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content