Roland Juhász leidde de voorbije twee jaar een dubbelleven: sportief ging het hem voor de wind, privé moest hij enkele klappen verwerken. ‘Een mens wordt ouder en wijzer.’

In april volgend jaar wordt Roland Juhász (25) voor de eerste keer vader. Van een dochtertje, Jazmin zal ze heten. Het moet voor de minzame Hongaar eindelijk het begin worden van een periode van familiaal geluk, want het voorbije anderhalf jaar heeft Juhász zijn deel van persoonlijk drama wel gehad: in april 2007 bezweek zijn vader op 47-jarige leeftijd aan een hartaanval en twee weken geleden verloor hij ook zijn grootmoeder. “Langs vaderskant blijft er niemand meer over”, vertelt Juhasz. Maar de verdediger van Anderlecht ging op een volwassen manier om met dat grote verlies en werd een rijper mens.

Het privéleed contrasteert in grote mate met de sportieve successen die Juhász de voorbije jaren opstapelde. Aanvankelijk bestempeld als onzekere factor in de paars-witte afweer en het etiket ’te weinig voetballend vermogen’ opgespeld gekregen, groeide hij de voorbije drie jaren uit tot rots in de branding en sleutelpion bij de kersverse herfstkampioen. Als extraatje voor de winterstop kreeg hij afgelopen maand in eigen land de trofee van Speler van het Jaar toebedeeld.

Van wie gaat die trofee in feite uit?

“De bondsmensen en de fans. Ik beleefde een sterke campagne met de nationale ploeg, dat zal wel een rol gespeeld hebben. Ik scoorde tegen Griekenland en Albanië, deelde een paar assists uit. Het gaat weer de goede kant op met onze nationale ploeg, het Hongaarse volk heeft daar nood aan want in het dagelijkse leven loopt het allesbehalve vlot in mijn vaderland.”

Jij geldt er nu als een van de leiders in het Hongaarse team, niet?

“Af en toe ben ik aanvoerder, ja. Volgens mij is het belangrijk dat een verdediger die taak op zich neemt, want samen met de doelman heeft hij toch het beste overzicht op het spel. Een verdediger moet coachen.”

Vreemd dat je dat zegt, want dat was lange tijd de kritiek aan jouw adres: te weinig leiderschap.

“Ik ben toch wat veranderd de laatste jaren.”

Zit het vertrek van Pareja daar voor iets tussen?

“Toen Nicolás vertrok, zaten we even in de problemen achterin. Het klikte goed tussen ons – één grote en één kleine verdediger werkt volgens mij wel – en plots moesten we op zoek naar een nieuw evenwicht. Zeker centraal achterin is het belangrijk dat je stabiliteit vindt en niet te vaak wisselt. De laatste wedstrijden sta ik daar met Oli ( Deschacht, nvdr). Hoe langer je met eenzelfde opstelling blijft staan, hoe meer stabiliteit je kweekt. Ik vond de kritiek op de verdediging ook niet altijd terecht. Akkoord, we pakken iets meer goals, maar we kenden heel veel pech. Neem die goal van Tubeke: dat is een knal van op 40 meter, daar kan een verdediger niets aan doen.”

Vriendin wordt gek

Anderlecht staat bekend voor zijn sterke terugronde. Waarom duurt het altijd zo lang voor de ploeg haar draai vindt?

“De vorige jaren speelden we altijd Europees tijdens de heenronde, er werd veel geroteerd. We hopen dat we ook nu weer een sterke terugronde spelen, maar ik ben daar niet zo gerust in. Het is een seizoen vol verrassingen: Moeskroen startte sterk, nu komt Cercle weer opzetten. Je kunt moeilijk voorspellen hoe de competitie zal evolueren. Maar Anderlecht staat altijd onder druk om te winnen, daar leer je mee omgaan.

“Toen ik nog bij MTK Boedapest speelde, was dat voor gemiddeld 500 toeschouwers. Het voetbal is er van een degelijk niveau, maar de tribunes zijn leeg. Per speeldag komt er in totaal amper 15.000 man naar het voetbal kijken, met 1000 fans op een wedstrijd kun je al van een succes spreken. Ferencváros is de enige club die volk trekt, maar zij spelen nu in tweede klasse.”

Dan moet het wel een schok zijn om hier ineens in het Constant Vanden Stockstadion te arriveren?

“Absoluut. Mijn eerste jaren hier dacht ik te veel na over die druk. Telkens ik iets fout deed, zoals die owngoal tegen Standard ( december 2005,nvdr), was ik daar na de wedstrijd kapot van. Mentaal zat ik in de knoei. Maar een mens wordt ouder en wijzer, ik weet nu hoe ik als professional met druk of tegenslag moet omgaan. Ik ben zeer kritisch voor mezelf, ik ga steeds op zoek naar wat ik beter had kunnen doen in de wedstrijd. Ik besef nu dat je dat soms van je af moet zetten. Veel is te danken aan Hannu Tihinen, mijn mentor. Hij leerde mij het metier van een verdediger en ving me goed op. Zeker in mijn eerste maanden bij Anderlecht had ik het moeilijk: ik was vaak geblesseerd en daar had ik geen ervaring mee. Mijn vriendin werd daar toen ook gek van, ik was altijd negatief over mezelf.”

Je wilt altijd beter worden, zo heb je je voorgenomen je linkervoet te verbeteren en je manier van passen te veranderen.

“Die linker moet inderdaad nog veel geoefend worden en mijn lange bal kan ook beter. Maar weet je wat vreemd is? Centraal in de verdediging speel ik liever aan de linkerkant. Bij MTK Boedapest speelde ik op die positie en ook bij de nationale ploeg nu. Ik kan moeilijk uitleggen waarom, het is iets gevoelsmatigs. Vorig jaar speelde ik altijd links omdat Nicolás Pareja rechts speelde en dat beviel me enorm. Misschien heeft het te maken met het draaien naar of van de bal? Ik weet het echt niet.”

Tot je 19 jaar was je een aanvaller. Je hebt in Hongarije zelfs ooit een prijs gewonnen als beste jonge speler van het jaar, als spits. Een vreemde evolutie dat je nu een soortgelijke trofee krijgt als verdediger, vind je niet?

“Bij MTK Boedapest was ik inderdaad topschutter van de beloftecompetitie toen ik die prijs kreeg. Scoren blijft een prachtig gevoel, maar verdedigers dragen meer verantwoordelijkheid. Ik speel liever als verdediger.”

Je gaat wel nog graag mee naar voor?

“Vroeger had ik die neiging veel meer dan nu. Tegenwoordig doe ik het meestal enkel bij stilstaande fases. Toen Frank Vercauteren nog trainer was, stuurde hij me ook soms naar de spits op het einde van een wedstrijd. Dan kan ik nog als targetman fungeren die ballen doorkopt of aflegt.”

Maatje Mbokani

“Soms denk ik van wel. Maar ik probeer er niet te veel bij stil te staan, want dan ligt je focus niet meer op de wedstrijd. Ik ben zeker nog ambitieus, maar je moet niet te hoog willen mikken.”

Vorig jaar had je een riant aanbod uit Rusland. Waarom sloeg je dat af?

“In Rusland liggen mijn ambities niet. Het land schrikt me ook wat af. Mijn vrienden vroegen: waarom laat je dat geld liggen? Familie, mijn vriendin en het dagelijkse leven zijn voor mij belangrijkere aspecten dan het financiële. Ik ga me daar geen drie jaar begraven. Duitsland of Engeland, daar zie ik mezelf wel functioneren. Ik weet ook dat ik in Spanje niets te zoeken heb. Peter Halmosi, een Hongaar die bij Hull City speelt, vertelde me ook: ‘Je denkt dat de Premier League fantastisch is. Dat klopt niet… ze is megafantastisch!’ Een droom. Daar werk ik elke dag voor.”

Je speelde hier nog samen met Kompany, hij maakt het nu waar in Engeland.

“Hij speelde het slim door eerst in Duitsland te rijpen. Voor Kompany is Manchester City geen eindstation, hij kan hoger, dat weet ik wel zeker. Ik ga me niet vergelijken met Kompany, daar ben ik realistisch genoeg voor, ik ken mijn gebreken en kwaliteiten.”

Milan Jovanovic noemde jou onlangs de beste verdediger van België.

“Dat verraste me, maar het compliment doet deugd. Standard heeft sterke spitsen, Jovanovic uiteraard, maar ook Mbokani is erg goed. Toen hij nog bij Anderlecht zat, kon ik het goed met hem vinden. Een coole jongen, die graag grapt en dolt.”

Ben jij ook in voor grapjes?

“Ik neem zeker niet het voortouw, maar ik doe wel mee, ja. Wasyl ( Marcin Wasilewski, nvdr) is iemand die anderen graag in het ootje neemt. Hij plakte Legear zijn wagen vol stickers en bij mij haalde hij mijn hele kastje leeg in de kleedkamer, in de plaats had hij Aquariusblikjes gezet. Grapjas. Ik ben nog een ideaal moment aan het afwachten om hem terug te pakken. ( lacht)”

Het rotste gevoel ooit

Sportief beleefde je het voorbije anderhalf jaar mooie momenten, maar privé kreeg je het een en ander te verwerken. In april vorig jaar overleed je vader plots aan een hartaanval en twee weken geleden verloor je ook je grootmoeder. Welk gevoel overheerst nu: geluk of verdriet?

“De grootste klap was de dood van mijn vader, omdat die zo onverwacht kwam. Er was geen vuiltje aan de lucht, hij ging zoals elke dag naar het werk en plots was het gedaan. Terwijl we het overlijden van mijn grootmoeder zagen aankomen, ze sukkelde al enige tijd met haar gezondheid, dat is iets makkelijker te verwerken. Van mijn vaderskant blijft er nu niemand over. ( zucht) Die periode na de dood van mijn vader was echt moeilijk. Ik heb geen broers of zussen, dus mijn moeder stond er thuis nagenoeg helemaal alleen voor. Ik voelde me vanuit België zo hulpeloos.”

Ben je nu al over dat verlies heen?

“Soms denk ik er nog aan, vooral als ik naar Hongarije terugkeer. Wanneer ik door het ouderlijke huis loop, word ik er geconfronteerd met al die herinneringen aan vroeger: de pantoffels van mijn vader die altijd op dezelfde plek stonden, om maar een voorbeeld te geven. Dan krijg ik het moeilijk. Ik praat daar zelden over, maar het is het rotste gevoel dat ik ooit gekend heb. Blessures of ziek zijn vind ik nu plots veel minder erg.”

Als je zoals daarstraks sprak over het feit dat je mentaal rijper geworden bent, zal dat ongetwijfeld ook wel met die persoonlijke gebeurtenissen te maken hebben, denk je niet?

“Waarschijnlijk. Ik besef nu dat we maar één leven hebben en dat je nooit weet wat er zal gebeuren. Dat ik nu minder negatief ben over mezelf, valt daar ook tot terug te leiden. Het was belangrijk voor mij dat ik meteen na zijn dood terugkeerde en die wedstrijd met Anderlecht speelde tegen Gent. We wonnen met 1-0, na het laatste fluitsignaal voelde ik een zware last van mijn schouders vallen. Had ik daar niet gespeeld, dan liep ik wellicht nu nog te piekeren. Maar die periode vergeten? Neen, dat gaat niet. Ik herinner me nog goed hoe ik het nieuws vernam: we waren op afzondering voor een bekerwedstrijd en we kregen net theorie. Mijn moeder probeerde mij te bellen, merkte ik, wat op zich al vreemd is, want normaal gezien belden we altijd even ná de wedstrijd. Nooit ervoor. Ik liet dus bellen, maar daarop stuurde ze meteen een sms dat ze me dringend moest spreken. Ik dacht dat het over mijn grootmoeder ging, die toen geopereerd werd, en antwoordde dat ze me later moest bellen. Maar dan stuurde ze dat berichtje dat mijn vader dood was. Ik wist totaal niet hoe ik moest reageren.”

Nadien kwam je moeder even naar Brussel.

“Ja, twee weken, om te bekomen. Maar ze kon hier niet aarden, ze heeft haar familie en vertrouwde omgeving nodig. Sinds het overlijden van mijn vader zit ik vooral met haar in, ik merk hoe blij ze is telkens ik haar kom bezoeken in Hongarije. Elke maand probeert ze ook wel een lang weekend bij mij te blijven in Brussel.”

Je vader overleed aan een hartaanval. Ben jij nu ook meer op je hoede voor hartkwalen?

“Weet je, mijn grootvader van vaderskant bezweek eveneens aan een hartaanval, toen hij amper 45 jaar was. Het gekke is dat mijn moeder nog aan de dokters vroeg wat de oorzaak daarvan kon zijn, net voor mijn vader zijn hartaanval kreeg. Er was geen verband, volgens hen. Het blijft wel vreemd, maar ik probeer er niet aan te denken. Sommige zaken kun je niet verklaren. Zo zit het leven in elkaar.” S

door matthias stockmans/beelden: reporters

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content