Cadel Evans, Philippe Gilbert, Kirsten Flipkens, Kevin Pauwels, Eline Berings, de spelers van Waasland-Beveren… Weinig kinesisten met zo’n gevarieerd topcliënteel als David Bombeke. Magische handen? Of schuilt er meer achter zijn succes? Een gesprek.

Amper 21 lentes telde hij, David Bombeke, toen hij in 1996 in een piepkleine rijwoning in Vrasene als zelfstandig kinesist begon. Zeventien jaar later is zijn eenmanszaak uitgegroeid tot de negen kinesisten tellende groepspraktijk Move2improve, gehuisvest in een gloednieuw complex vlak bij de Beverse Freethiel en in het 185 Coaching Center van Marc Herremans in Wuustwezel. Jarenlang was Bombeke alleen zaakvoerder, maar sinds kort heeft hij met collega-kinesist Leen Van Damme een nieuwe vennoot die alles in goede banen moet leiden wanneer hij in het buitenland vertoeft. Als de vertrouwenspersoon van Cadel Evans is de Waaslander immers ook 120 dagen per jaar actief bij BMC, de topwielerploeg waarvoor hij eind 2009, samen met de toenmalige Australische wereldkampioen, Silence-Lotto verliet. Goed vijf jaar eerder was hij daar, na een duwtje van Peter Van Petegem, aan de slag gegaan, nadat hij eerder voor onder meer de nationale mountainbikeploeg en het Spaarselect/Fideateam van veldrijder Bart Wellens gewerkt had.

Zijn eerste stappen in de sport zette David Bombeke echter in 1996 bij de toenmalige eersteprovincialer KFC Red Star Haasdonk, die in 2010 met KSK Beveren fuseerde en nu als KV Red Star Waasland – Sportkring Beveren door het leven gaat. In de koersluwe herfst en winter zit de kinesist op de bank van de eersteklasser, maar tijdens de week laat hij driekwart van het werk over aan zijn collega’s. Wesley Sonck en co moeten Bombekes expertise immers met nog tal van andere topsporters delen: veldrijders Kevin Pauwels en Klaas Vantornout, wegrenners Nick Nuyens en Kevin De Weert, atlete Eline Berings, bobsleesters Hanna Mariën en Eva Willemarck, motorcrosser Steve Ramon, tennisster Kirsten Flipkens, plus nog een aantal voetballers van KV Mechelen (Anthony Van Loo, Steven De Petter, Nicklas Pedersen…).

Die variatie in zijn cliënteel is geen toeval, zegt de Waaslander: “Mijn leven zou een pak minder hectisch worden – ik werk twaalf uur per dag, bijna zeven dagen op zeven – mocht ik fulltime aan de slag gaan bij BMC, maar dat vind ik te afstompend. Elke dag in een andere wereld stappen, de uitdaging om met Cadel Evans de Tour proberen te winnen én om de voetballers van Waasland-Beveren blessurevrij te houden, maakt het zo leuk. Weet je dat ik in de drie superdrukke Tourweken het Belgische voetbal zelfs mis? Maar dat ik, in de winterperiode, weer verlang naar de start van het wielerseizoen? Een luxe, zo’n keuze.”

Toch behandelt u ook nog ‘gewone’ stervelingen.

“Het imago dat ik alleen met de ‘elite’ werk, wil ik absoluut vermijden. Mijn online- agenda raakt vlug vol, maar iedereen kan een afspraak maken. Ik maak echt geen onderscheid, want net door veel ‘gewone’ mensen met allerhande orthopedische problemen te zien, blijf ik me ontwikkelen als kinesist.

“Ook daarom beperk ik me niet alleen tot topatleten of tot één sport. Mocht ik alleen voor BMC of voor een voetbalploeg werken, zou ik slechts een twintigtal patiënten hebben en zou ik zes, zeven keer op de tien dezelfde klachten moeten behandelen. Te saai. Plus: een onbekend persoon na een zwaar ongeval weer leren stappen schenkt me evenveel voldoening als de spieren van Philippe Gilbert kneden.”

Wat neemt u mee uit het wielrennen naar het voetbal?

“In het begin van de winter hebben Leen en ik het lichaam van de BMC-renners volledig gescreend op hun zwakke spiergroepen. Daarop zie je dat 75 procent van de coureurs volgens hetzelfde patroon beweegt, totaal anders dan voetballers of atleten. Zo’n vergelijking is heel interessant omdat je patiënten op die manier veel specifieker kunt behandelen.

“Werken met iemand als Cadel Evans, een maniak op alle vlakken – training, voeding, rusten… – levert ook een schat aan ervaring op die ik aan andere geïnteresseerde sporters kan doorgeven.”

De gemiddelde voetballer van Waasland-Beveren is allicht iets minder gedreven.

“Ik wil het cliché doorprikken dat alle voetballers luieriken zijn. Het is een feit dat ze minder hard moeten werken dan een topcoureur, maar sommigen willen écht wel vooruit en volgen nauwgezet hun schema’s. De vergelijking tussen BMC, Champions Leagueniveau in het wielrennen, en Waasland-Beveren gaat trouwens niet op. Wél met bijvoorbeeld FC Barcelona of Engelse topploegen. Verbazend hoor, hoe fanatiek sommige spelers daar zijn.”

Grappen met Phil

Bent u minder veeleisend voor een voetballer dan voor een renner?

“Neen. Ik behandel iedereen op dezelfde manier. Ik ben geen beul die zijn patiënten martelt – door pijn ga je vaak fout bewegen – maar er is een verschil tussen pijn en afzien. En dat laatste is nodig als je van een zware blessure wilt herstellen of de top wilt bereiken. Wie voor mij kiest, weet dat ik enorm gedreven ben en dat verwacht ik ook van al mijn patiënten. Daarom klikt het trouwens zo goed met Cadel: twee fanatiekelingen samen.

“Ik heb moeite met mensen die niet meewillen. Ooit ging ik enorm op in de revalidatie van iemand die na een ongeval half verlamd geraakt was. Maar na een tijdje voelde ik dat ik er meer mee bezig was dan die patiënt. En dan breekt er iets, want ik zal een sporter ook geen twintig keer hetzelfde zeggen. Na twee keer houdt het op en mag hij zijn plan trekken.

“Ik kan me ook de luxe permitteren om mijn tijd te steken in mensen die het écht waard zijn. Eline Berings en Kirsten Flipkens bijvoorbeeld: op en top professioneel en altijd op zoek naar verbetering. Met zulke atleten werk ik heel graag. En of ze er dan in slagen hun droom te realiseren, maakt op zich niet zo veel uit. Natuurlijk is dat leuk, maar de weg naar het doel vind ik minstens even plezant.”

Met Evans de Tour winnen moet toch een enorme voldoening geven?

“Het klinkt raar, maar toen hij in Parijs over de streep kwam, heb ik de eerste twee minuten gezwegen en, zoals na elke rit, mijn job gedaan: Cadel wat opgefrist en hem propere kleren laten aantrekken. Pas daarna zijn we in elkaars armen gevallen. Een moment om te koesteren, maar de grote euforie bleef uit. Zoals ik ook niet extreem ontgoocheld was toen hij in 2008 de Tour nipt verloor van Carlos Sastre. Je kunt niet meer dan je best doen, hé – een gevoel dat Cadel ook had.

“Hoewel ik zijn prestaties hoger inschat, ga ik eigenlijk meer op het in het voetbal. Want als Waasland-Beveren scoort, spring ik wél een gat in de lucht. Raar, ja. (lacht) Misschien omdat ik dat meer als pure ontspanning zie, terwijl wielrennen meer mijn job is.”

Met Evans, en ook met Kirsten Flipkens, hebt u een heel nauwe band. U trekt geen grens tussen kinesist en atleet?

“Neen. In Nederland houden dokters en kinesisten veel meer afstand, maar ik zou zo niet honderden uren met een sporter kunnen werken. Ik moet de menselijke warmte kunnen voelen – letterlijk en figuurlijk. (lacht) Niet dat ik bewust een persoonlijke band probeer te creëren, maar ik zal het ook niet tegenhouden. Dat groeit vanzelf, al klikt het met de ene atleet natuurlijk beter dan met de andere.

“Bij veel atleten werkt een afstandelijke aanpak ook niet. Kirsten Flipkens is bijvoorbeeld van nature vrij wantrouwig, maar ik kan haar alles laten doen omdat we elkaar door en door kennen.”

Bent u voor haar en voor Evans evenveel mental coach als kinesist?

“Niet alleen voor hen. Hoe je een sporter benadert, hoe je hem probeert te overtuigen van je aanpak: dat is even belangrijk als de behandeling op zich. Niet dat ik tientallen boeken over mental coaching verslind hoor. Hoofdzakelijk is dat zelfs buikgevoel: ik kan mensen heel vlug en juist inschatten. Een niet te onderschatten kwaliteit voor een kinesist, want tijdens een revalidatie of de voorbereiding op een wedstrijd speelt er zo veel in het hoofd van een sporter. Is deze oefening wel voldoende? Kan ik die training wel aan? Ben ik weer fit of niet? Die twijfels en stress kun je wegnemen door zelf honderd procent zeker te zijn, maar ook door gewoon klaar te staan voor je atleet. En dat gaat vaak over details.”

Zoals?

“Wanneer Cadel zich opwarmt voor een tijdrit sta ik altijd in zijn zicht. Hij is zo’n controlefreak dat je hem af en toe ziet schrikken: ‘Oei, ik moet dat nog doen.’ Of: ‘Is dat wel in orde?’ Maar als hij mij ziet, dan is hij weer gerust. Zoals ik hem ook probeer een boost te geven door tijdens massages zijn favoriete muziek te laten spelen.

“Die persoonlijke aanpak, afhankelijk van het karakter, kan het verschil maken. Jurgen Van den Broeck, met wie ik bij Lotto ook nauw samenwerkte, is bijvoorbeeld een even grote maniak als Cadel, maar hem moet je bij de hand nemen en stap voor stap zeggen wat hij bij welke oefening moet doen. Dat voert Jurgen zonder morren uit, terwijl je Evans veel meer moet laten meedenken.

“Kevin Pauwels moet je dan weer niet te kinderachtig behandelen, want dat voelt hij. Het is niet omdat hij weinig zegt, dat hij daarom dom is – integendeel zelfs. Bij Kevin doe ik zo normaal mogelijk of begin ik zelfs te zwanzen. Net zoals tegen Philippe Gilbert, die zich het best voelt als de mensen rondom hem ontspannen zijn. Tegen Phil kun je een halve minuut voor de start nog grappen maken, Cadel zou daarentegen compleet blokkeren.”

Cadel als ultieme voorbeeld

Evans, Gilbert, Flipkens: allemaal zijn ze de jongste maanden/jaren uit een dal gekropen. Mede jouw verdienste?

“Neen, die pluimen wil ik niet op mijn hoed steken. Philippe heb ik de dagen voor het WK in Valkenburg behandeld (Gilbert bedankte Bombeke zelfs via een tweet, nvdr), maar zonder mij was hij ook wereldkampioen geworden. Dat heeft hij volledig aan zijn mentale taaiheid te danken.

“Ook Kirsten heeft zélf de rug gerecht, al heb ik, en ook Kim Clijsters, haar wel meer gesteund. Door na een nederlaag een opbeurende sms te sturen of door de harde waarheid te zeggen toen de Vlaamse Tennisvereniging haar vorig jaar liet vallen: ‘Ik ben blij dat zij de beslissing genomen hebben die je zélf al lang had moeten nemen.’ Daar schrok ze van, maar uiteindelijk besefte ze dat ik gelijk had, want de voorbije jaren had ze zich te veel geërgerd aan coaches die haar slechts halftime konden begeleiden. Het pleit voor haar dat ze niet in de put bleef zitten en keihard heeft gewerkt. Op de Australian Open (waar Flipkens de vierde ronde haalde, nvdr) heeft ze getoond dat we het laatste van haar nog niet gezien hebben.

“Die mentale weerbaarheid bewonder ik het meest in een atleet, met Cadel als ultieme voorbeeld. Nooit heb ik een renner dieper zien zitten en meer zien huilen als hij, toen hij in 2009, na een dramatische Tour, door een lekke band ook de eindzege in de Vuelta in rook zag opgaan. Fin de carrière, had elke buitenstaander vermoed. En zelfs ík had mijn twijfels. Maar wie werd een week later wereldkampioen? Op zulke momenten besef je tot welke grootse daden een mens die nooit opgeeft in staat is. En besef ik hoe bevoorrecht ik ben dat ik met zulke kampioenen mag werken.” ?

DOOR JONAS CRETEUR – BEELDEN: IMAGEGLOBE

“Hoe je een sporter benadert, hoe je hem probeert te overtuigen van jouw aanpak: dat is even belangrijk als de behandeling op zich.”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content