De Europese voetbalgrootmachten hebben in de kwartfinales orde op zaken gezet. Argentinië en Brazilië kregen de rekening gepresenteerd.

Het Portugese woord saudade kan het best omschreven worden als ‘heimwee’ of ‘een onbestemd verlangen’. Saudade is het gevoel dat dezer dagen overheerst in het land van president Lula da Silva.

De Brazilianen verlangen hevig terug naar de periode tussen 1958 en 1970, waarin hun nationale team drie keer de wereld veroverde. In 1958 gebeurde dat met briljant voetbal, 1962 was wat minder, maar in 1970 bereikten de Goddelijke Kanaries het zenit van voetbalschoonheid.

De wereldtitels van 1994 en 2002 kregen heel wat minder weerklank, omdat Carlos Alberto Parreira (in Amerika) – ondanks Romario en Bebeto – en Felipe Scolari (in Japan) – ondanks Ronaldo – voor veel prozaïscher voetbal kozen. Zij stoorden zich niet aan de lelijkheid van de weg die werd afgelegd en waren slechts geïnteresseerd in het bereiken van de gewenste bestemming.

De WK-ploeg van 1982 en vooral de toenmalige bondscoach Telê Santana staan dan ook in hoger aanzien, ondanks het feit dat ze faalden. Zij kozen echter voor het jogo bonito, het mooie voetbal.

De selecties van 1966 en 1990 staan helemaal onderin de hiërarchie, omdat zij ongeïnspireerd voetbal aan slechte resultaten koppelden. De slechtst mogelijke combinatie in de ogen van het grote publiek. Het team van Carlos Caetano Bledorm Verri, bijgenaamd Dunga (Portugees voor Dompey, een van de zeven dwergen uit Sneeuwwitje) zal aan dit lijstje worden toegevoegd. Het voetbal dat hij bracht, wordt als verraad beschouwd aan de erfenis van Didi, Vava, Garrincha en Gerson.

Pelé, Tostão en Carlos Alberto, de helden van 1970, riepen de voorbije weken dat ze beschaamd waren Braziliaan te zijn. Vier jaar voor de wereldbeker in eigen land zullen de Brazilianen echter keuzes moeten maken. Carlos Alberto Parreira nam in 1994 misschien toch niet zo’n slechte beslissing als je ziet dat hét voetballand bij uitstek na 1970 maar liefst 24 jaar moest wachten op een nieuwe wereldtitel.

Geen echte Argentijn

Argentinië wacht intussen ook al 24 jaar op winst op het WK en op een nieuwe Maradona. Velen dachten dat Lionel Messi de kroon in Zuid-Afrika zou overnemen.

The battle of the maestros was echter te zwaar voor de frêle knaap uit Barcelona. De 23-jarige Messi kon zijn plaats in het absolute pantheon van het voetbal nog niet opeisen. Pelé, Johan Cruijff, Alfredo di Stefano en Diego Maradona nemen daar de ereplaatsen in. George Best, Franz Beckenbauer, Ferenc Puskas, Garrincha en Zinédine Zidane zitten een trapje lager.

Di Stefano, bijgenaamd La Saeta Rubia (de Blonde Pijl), Maradona, Messi. Aan topspelers geen gebrek in het Argentijnse voetbal. Messi is in de ogen van de gauchos echter nog lang geen superster. Eind 2009 werd hij verkozen tot Wereldvoetballer van het Jaar. In eigen land moest hij in de verkiezing van Sportpersoonlijkheid van het Jaar, een trofee die door de journalisten werd toegekend, de eer laten aan Juan Martin del Potro, de tennisspeler die op dat moment vijfde stond op de wereldranglijst.

Voor de meeste Argentijnen is Messi niet echt een van hen. Lionel is un pecho frio, hij heeft een koud hart, wordt gezegd. “Messi is geen echte Argentijn”, was de boodschap van graffitispuiters in Buenos Aires. Zijn bijnaam zegt alles: de Catalaan.

Messi is voor veel Argentijnen een outsider. Ze hebben het er moeilijk mee dat de knaap uit Rosario, een alles behalve onvergetelijke industriestad 300 kilometer ten noordwesten van Buenos Aires, al op 13-jarige leeftijd het land verliet en in het shirt van Barcelona, dat bereid was de groeihormonen te betalen die hij vanwege een groeiafwijking nodig had, zoveel beter presteert dan in de lichtblauwe kleuren van de Albiceleste.

Een vooroordeel dat door Maradona eind 2008 werd versterkt. “Messi speelt soms voor Messi. Hij is zo met zichzelf bezig dat hij zijn ploegmaats vergeet. Hij speelt dan voor de Messi Football Club.” In datzelfde tv-interview noemde hij hem ook een chupón, een schooljongen die altijd de bal moet hebben. Een andere keer vertelde hij aan de media dat de Catalaan karakter miste.

Toen Argentinië verplicht was zijn laatste wedstrijd in het Zuid-Amerikaanse kwalificatietornooi te winnen, wees een enquête in de krant Clarín aan dat 60 procent van de lezers vond dat hij in de basisploeg moest vervangen worden door de veteraan Martin Palermo. “De beste voetballer op aarde is een Argentijn, die in eigen land minder supporters telt dan een scheidsrechter”, schreef Claudio Mauri. “In Europa wordt hij op handen gedragen. Hier breken ze hem af”, zei vader Jorge Messi op televisie.

De beschuldiging dat Messi weinig voor Argentinië voelt, slaat nergens op. Toen hij zeventien werd, kreeg hij een Spaans paspoort en kon hij voor de Spaanse ploeg opteren. Hij volgde het voorbeeld van Di Stefano niet. Twee jaar geleden trok hij, tegen de zin van Barça in, naar China om zijn vaderland de olympische titel te bezorgen.

Het klopt dat de jongen die in Catalonië een voetballer van een andere planeet lijkt, bij de nationale ploeg telkens heel menselijk blijkt te zijn. Vraag is of dat aan hem ligt. Bij Barça is hij ongetwijfeld beter omringd. Er loopt bij Argentinië geen Xavi of Iniesta achter de kleine balvirtuoos. Argentinië bleek tegen Duitsland niet eens een elftal, maar elf individuen die ieder apart probeerden het tij te keren.

Sommige waarnemers beweren dat Messi vooral minder presteert in het nationale tricot sinds Maradona bondscoach is. Niet alleen omdat Diego een flop als trainer zou zijn, maar ook omdat hij jaloers is en de speler niet tot zijn recht wil laten komen. Maradona zou Messi tegengewerken, omdat hij de enige voetbalgod van Argentinië wil blijven.

In Zuid-Afrika nam Maradona zijn mogelijke opvolger voortdurend in bescherming. Na het duel met Mexico maakte hij zijn beklag over de schandelijke manier waarop zijn sterspeler aangepakt werd. “Ik heb dit twintig jaar geleden ook meegemaakt”, zei hij. “Ik had als speler ook altijd drie tegenstanders om me heen. Dat is niet zo erg, veel erger is dat telkens Messi de bal heeft ze hem proberen te schoppen.”

Na de uitschakeling van de Albiceleste blokte Maradona kritische vragen over Messi meteen af. “Ik heb die jongen in de kleedkamer zien schreien”, vertelde hij. “Wie zijn inzet voor Argentinië in twijfel trekt, moet zich schamen.”

Maar één maestro

Messi speelde geen slecht tornooi, ook al kon hij niet één keer scoren, maar verloor kansloos de vergelijking met zijn illustere voorganger. Maradona zette het WK van 1986 in zijn eentje naar zijn hand (letterlijk zelfs) en voerde nadien een bescheiden provincieclub als Napoli naar twee scudetto’s en een zege in de UEFA Cup.

Argentinië in zijn eentje naar de wereldkroon leiden, kan Messi (nog) niet. Er wordt te gemakkelijk vergeten dat Messi pas 23 is. Maradona was in 1986 bijna 26. Messi beseft echter dat Argentinië de voorbije dertig jaar maar één maestro telt: Dieguito. “Al speel ik een miljoen jaar, ik zal nooit in de buurt van de voetballer Maradona komen”, zei hij.

door françois colin beelden: belga

De bijnaam van Messi zegt alles: de Catalaan.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content