Met voorsprong het meest turbulente jaar uit hun loopbaan beleefden drie Vlaamse voetballers bij RAEC Bergen. Na de degradatie komen de tongen los. ‘Hier regeerde te vaak de chaos.’

RAEC Bergen beleefde een seizoen vol uitersten. Dat Albert Cartier vorige zomer een avontuurlijke onderneming bij promovendus AFC Tubeke verkoos boven een verlengd verblijf, deed al enigszins de wenkbrauwen fronsen. De Franse trainer kon zich immers niet identificeren met de toekomstvisie. Met het binnenhalen van coach Philippe Saint-Jean en de betere elementen uit de tweede klasse werd gehoopt op een mooi seizoen. Het draaide helemaal anders uit. Zogezegd omwille van medische redenen stapte de 54-jarige coach na amper één speeldag al op, na een heel bleke prestatie én een 5-0-opdoffer tegen AA Gent. Frédéric Jay mocht toen niet spelen, omdat de Franse verdediger zijn identiteitskaart was vergeten. De voorbode van een heleboel strapatsen en vreemde voorvallen: assistent Thierry Pister, zijn opvolger, die het shirt van heethoofd Mounir Diane tegen Westerlo in zijn richting kreeg geworpen; doelman Frédéric Herpoel, die zijn aanvoerdersband inleverde; Mohamed Dahmane, die meermaals zijn ongenoegen uitte, in de clinch ging met Pister en tijdens de winterstop voor 500.000 euro verhuisde naar Club Brugge; invallersdoelman Grégory Delwarte, die via netwerksite Facebook de nieuwe coach Christophe Dessy – de minst productieve sportief verantwoordelijke ooit in de clubgeschiedenis – schoffeerde. Ongehoord en ongezien!

De koning spreekt

“Dit tartte echt alle verbeelding”, bekent spits Kevin Oris (24), die overkwam van KVSK United en eerder al met SV Roeselare van de Jupiler Pro League proefde. “Je hebt voldoende stof om een boek te schrijven of een soap te maken. Ik werd harder. Dat kan niet anders hé, als Dahmane je zegt dat hij niet aan je zijde in de aanval wil voetballen. Als de koning spreekt, dan houdt het op. Ik werd daardoor geremd en kreeg te weinig gelegenheid om mijn waarde te tonen.”

“Zelfs van deze ervaring probeer je het positieve te onthouden. Ik kreeg na Nieuwjaar iets meer kansen, Ludo kende bijvoorbeeld een geweldig jaar”, sust verdediger Steven De Pauw (26), die werd weggehaald bij KVK Tienen en eerste klasse al meemaakte bij KV Mechelen. “Bij de laatste twee coaches moest ik me telkens opnieuw bewijzen. Ik slaagde erin hen te overtuigen. Dat schenkt bijzonder veel voldoening.”

“Ach, ik vond het gewoon heel leerrijk, maar vol contrasten”, stelt centrale verdediger Ludovic Buysens (24), die in het seizoen 2004/05 voor de leeuwen werd geworpen door Georges Leekens bij AA Gent maar vorig seizoen voor SK Deinze voetbalde. “Mijn bedoeling was simpel: kijken of ik dit niveau aankon en zo veel mogelijk spelen. Vanaf de voorbereiding liep het wonderlijk goed. Ik raakte in de basisploeg, begon aan de competitie, werd stilaan een certitude en sta er nog altijd. ( grijnst) Je kan dus zeggen dat ik er het maximum uitgehaald heb. Maar het was niet geestig dat we zo vaak verloren en uiteindelijk degraderen. Ik ben nu eenmaal een perfectionist. Hadden we ons gered, dan zou ik pas tevreden geweest zijn.”

Oris: “Voor ons alle drie geldt hetzelfde: we werden gehaald door Saint-Jean en moesten met lede ogen aanzien dat hij al veel te snel vertrok. Alles wat we opbouwden, werd meteen weggeveegd. Ons vertrouwen zakte weg, want je moet je opnieuw aanpassen. Gelukkig vonden we snel steun bij elkaar.”

Buysens: “Ik was heel blij met de komst van Pister. Vlaamse mentaliteit – knokken, duels uitvechten, inzet, oorlog maken – gekoppeld aan Franse colère. Hij kwam ook van tweede klasse, kende ons blijkbaar wel. De overgang naar Dessy verliep heel wat moeilijker. Ik voelde me direct een pak onzekerder.”

De Pauw: “Pister vocht hier met zichzelf. Later gaf hij dat ook grif toe. Wat hij wou realiseren, was niet mogelijk. Volgens de jongens waar hij hier al eerder mee samenwerkte, toonde hij iets te veel respect voor een bepaalde groep. Hij tolereerde alles van hen, wat hem later fataal werd.”

Oris: “Ik trek daar een eenvoudige conclusie uit: geen enkele trainer kreeg voldoende steun van het bestuur. Bepaalde spelers werden te veel in de watten gelegd en beschermd. Zo creëer je een onoverkomelijk probleem.”

De Pauw: “Alles met de mantel der liefde bedekken, dat pakt niet. Kordaat optreden en een voorbeeld stellen voor de rest van de spelersgroep, dát loont. Maar wanneer je voor de ene een uitzondering maakt, dan gaat een andere daar ook van profiteren. Wij Vlamingen zijn misschien veel te braaf. Wij zouden, vooral uit respect dan, nooit ingaan tegen een trainer. Hij is de baas, punt uit. In Wallonië worden spelers veel gemakkelijker opgehemeld en tot vedette gebombardeerd.”

Oris: “Wij hebben ook meer discipline. Hier regeerde te vaak de chaos.”

Povere spelerskas

Buysens: “Ik wil daar niet te fel in overdrijven, maar je merkt ook een groot verschil tussen Walen en jongens met een Franse achtergrond. Het is heel moeilijk om dat onder woorden te brengen, maar het is echt opvallend als je er dagelijks tussen loopt.”

Oris: “Wij geven ons altijd, op elke training én wedstrijd, voor de volle honderd procent. Voor dertig of veertig procent, dat kan ik niet. Dan blijf ik liever binnen.”

De Pauw: “Een stom voorbeeld wellicht, maar voor elke training zijn wij tien minuten voor aanvang al op het veld. Een kwestie van opvoeding en regels. Het is altijd dezelfde groep die een minuut te laat komt. Je krijgt dat er niet uit, die laksheid. Daar kan ik me ongelofelijk aan ergeren. Ik geloof sterk in stiptheid.”

Oris: “In Vlaanderen wordt dat één keer toegestaan, de tweede keer is het dikken ambras. Hier gebeurde het wel eens dat onze laatste trainer zelf pas om vijf over tien toekwam. Hij vond dat blijkbaar de normaalste zaak ter wereld.”

Buysens: “Terwijl wij ons daarin opjagen. Ik maakte Leekens nog mee. Amai, iedereen beefde al op voorhand. Eén keer hebben ze hier dit seizoen de deur gesloten voor de laatkomers. ( zucht) Het haalde totaal niets uit, er werd zelfs mee gelachen.”

De Pauw: “Ik vrees dat we over een povere spelerkas beschikken. ( lacht) Dat hoeft echt niet met boetes bestraft te worden. Gewoon vanaf het begin een duidelijke lijn trekken, volstaat al voor mij.”

Oris: “Er was een lijn, maar vooral een verdeelde groep. Bepaalde spelers kregen privileges. Daar had ik het vooral moeilijk mee. Voor Nieuwjaar waren er daardoor veel irritaties.”

De Pauw: “Na de winterstop overheerste dan vooral de berusting. Zo van: we gaan er het beste van maken. Het vertrek van Dahmane was niet de enige factor die voor de terugkeer van wat rust zorgde.”

Oris: “Een meer drastische oplossing had gemogen voor mij.”

Buysens: “Wat dan exact?”

Oris: “Sorry, dat kan ik hier voorlopig nog niet bekendmaken. Te gevaarlijk.”

De Pauw: “Ik had ook gehoopt dat Pister het mes erin zou zetten. Maar hij had blijkbaar te weinig macht. Totaal onverwacht kreeg hij de bons. Een belangrijk signaal van het bestuur. Ze volgden liever enkele spelers.”

Oris: “In het begin klikte het nochtans heel goed tussen die gasten die het meest te zeggen hadden en Pister. Na een tijdje verzuurde dat en escaleerde alles. Zeg nu zelf: is het normaal dat drie trainers hun tanden stukbijten op dezelfde kern en het nog altijd niet draait?”

Geen monumentenzorg

Buysens: “Het was veelzeggend dat op-en-top een prof als Herpoel zijn mond niet langer hield. Hij pikte een dergelijke chaos niet langer. Hij zei ons dat wij maar de helft wisten van wat er hier in de coulissen fout liep.”

De Pauw: “Ik verwachtte veel van Fred als begeleider van de nieuwkomers. Uiteindelijk kwam daar in het begin weinig of niks van terecht. Zijn motivatie was wat weg. Pas nu we ongeveer elke woensdag met die gasten gaan eten op de Grote Markt van Bergen, leren we hem beter kennen. De irritatie bij hem zat en zit nog altijd heel diep. Eigenlijk verdient hij een standbeeld. Maar bij Bergen is er geen plaats voor monumentenzorg.”

Oris: “Het was een teken aan de wand dat hij na amper twee speeldagen al zijn ontslag aanbood. Dan scheelt er toch iets fundamenteels. Cédric Roussel is een ander voorbeeld. Een heel correcte gast, van wie ik als targetman nog enorm veel kan opsteken en bijleren. Maar hij werd wel een geheel seizoen heen en weer geslingerd tussen de A- en B-kern. Ik hoorde hem daarover nooit klagen. Dat zijn de echte professionals, de mannen met karakter.”

Buysens: “Ik miste een voortrekker, een ervaren speler die de rest mee op sleeptouw nam. Dat er in de winterstop ook niks gebeurde op de transfermarkt, vond ik raar. Het bleek de voorbode van veel onheil. Het was voor sommige jongens niet slecht geweest wat meer concurrentie te voelen. Velen redeneerden dat ze hun strepen al verdiend hadden en toch zeker in de ploeg stonden. We hadden eerder een schokeffect nodig.”

De Pauw: “Of we hadden beter een voorbeeld genomen aan KV Mechelen. Daar heerst discipline en wordt er geluisterd naar de trainer.”

Oris: “Bij Roeselare pompte Van Wijk het er ook in: mouwen opstropen, de kop ervoor leggen en alles geven. Wij hebben te veel zaalvoetballers en te weinig werkers.”

Buysens: “We misten ook een duidelijke en transparante structuur, met een verbindingsfiguur tussen bestuur, trainer en spelersgroep.”

De Pauw: ‘Een technisch directeur, zoals Fi Vanhoof. Iemand die af en toe de trainingen volgt, weet wat er bij de groep leeft, maar ook de polsslag van de technische staf kan voelen. Een waakzaam oog.”

Oris: “Tenzij het bestuur blindelings het advies van de trainer kan volgen. Maar dat was hier zeker het geval niet. Er bestond twijfel over alle beslissingen die door een coach genomen werden.”

De Pauw: “Dat zal wel een eis geweest zijn van Rudi Cossey voor het aanvaarden van de job: onvoorwaardelijke steun van de directie. Cossey zal zeker niet plooien.”

Buysens: “De keuze voor Rudi is zeer verstandig. Hij dwingt respect af en kan relativeren.” S

door frédéric vanheule beelden: fred guerdin (reporters)

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content